Tholen en zijn toekomst Hoe houden we onze mensen op Tholen aan het werk De organisatie van het zeehengelconcours was 2e internationale uitstekend. Dc redactie legt U deze week voor? Reacties op /Tholen en zijn toekomst' Regenbuien weerhielden vele belangstellenden een te nemen De vangst vrij behoorlijk 13e jaargang no. 30 14 juni 1957 Uitgevers C. J. ZACHARIASSE en G. HEIJBOER Redactie Ring 66, St. Annaland - Telefoon 47 Administratie Oudelandsestr. 34, Tholen - Tel, 57 - Giro 124407 Abonnementen 1.35 per kwartaal franko p,p. 1.85 inkassokosten Prijs per nummer 15 cent Advertenties 12 cent per millimeter - Bij contract speciaal tarief Spierinkjes t/m 20 woorden 1.25 Advertenties worden tot WOENSDAGAVOND aangenomen lil. Wanneer over het probleem Tholen wordt gesproken, moeten we dan vaststellen dat dit probleem dat van de werkloosheid alleen iets zou zijn van de laatste jaren Zeker niet, sinds mensenheugenis is er op het eiland Tholen een arbeids overschot geweest. Wel spreekt dat probleem de laatste jaren veel sterker, nu, in de tijd van hoogconjunctuur, elders in den lande geen of nauwelijks werklozen zijn, terwijl ons eiland nog altijd voor enkele honderden arbeiders geen voldoende werkgelegenheid schept. En dat probleem wordt straks nog groter door het einde van de herverkaveling en doorgaande automatisering, welk laatste juist door het eerste, beter mogelijk wordt. zeker zijn van geregeld werk, in goede hui zen wonen, waarom dan niet, kan men zich afvragen. Aan deze oplossing zijn echter wel ge varen verbonden; gevaren voor de arbeiders zelf, maar ook gevaren voor ons eiland. We moeten aannemen dat voorlopig niet voldoende woningen aanwezig zijn in in dustrieplaatsen om de Thoolse arbeiders op te nemen. Het overgrote deel van die arbei ders zou en zal op Tholen moeten blijven wonen en dagelijks heen en weer vervoerd moeten worden. Dat vervoer is duur. Krijgen we een tijd van laagconjunctuur, of gaan de fabrieken arbeidsbesparende maartregelen op grote schaal nemen, b.v. (automatisering) dan zullen die vanwege VERLEDEN Inderdaad is er sinds mensenheugenis op het eiland Tholen een arbeidsoverschot ge weest. Een deel van de losse arbeiders op ons eiland moest dikwijls elders werk zoe ken. Thoolse arbeiders werkten b.v. in de Wieringermeer, Haarlemmermeer, Zuid-Hol land, enz. Maar ook zwermden ze regelma tig uit over onze provincie, om daar, waar een arbeidstekort was, te trachten hun brood te verdienen. Dikwijls was het zo, dat tijdens de werk zaamheden in de zilveruien, de meeste ar beiders wel werk op het eiland zelf konden vinden, doch vastgesteld moest worden, dat er veelal zelfs in het zomerseizoen, heel wat werklozen op het eiland waren. Tot kort voor de ramp waren er in de maand mei bijvoorbeeld nog 200 werklozen; in de win ter soms 700. Soms werkten 300 Thoolse landarbeiders bij de D.U.W. op Walcheren, terwijl ter- zelfdertijd wel 200 of meer mensen geplaatst waren op DUW objecten op Tholen zelf en nog ongeveer 200 van een overbrug gingsuitkering moesten leven. Van bestaans zekerheid in de vorm van regelmatig werk in eigen omgeving was voor een groot deel der arbeiders geen sprake. Het uitzwermen om elders aan de kost te komen bleef nodig. Prettig was dit voor de betrokkenen niet. Vele gehuwde land arbeiders moesten een hele week in kampen verblijven en moeder de vrouw bleef alleen met de kinderen achter. Er is wel eens be weerd, dat het trekken de Tholenaars in het bloed zit, m.a.w. dat ze graag van huis zijn en elders werken. Men kan rustig stellen, dat deze bewering onjuist is, een enkele uitzondering daarge laten. Toen de ramp over ons eiland was ge gaan en bekend werd dat Tholen geheel zou worden verkaveld, hoorde men aller- wege de losse arbeiders zeggen: „Gelukkig, nu kunnen we een jaar of 5 lang op het eiland zelf werken.'' Dit is wel een bewijs dat men het zwerven moe was en graag in eigen omgeving wilde werken. HEDEN Zij die meenden dat de herverkaveling alle werklozen zou opnemen, zijn te optimistisch geweest. In de winter van 1955 op 1956 waren er reeds weer 400 werklozen. In de laatste jaren is veel moeite gedaan, de losse landarbeiders (die voor de ramp soms wel 4 maanden werkloos waren) te bewegen werk te aanvaarden op fabrieken in de provincie Brabant. Later nog weer kwam de mogelijkheid om in de havens van Rotter dam te gaan werken. Nu werken al bijna 2 jaar lang 250 vroegere Thoolse landarbei ders op fabrieken in West-Brabant en Zuid- Hólland. Afgelopen winter werkten boven dien 180 arbeiders uit Tholen en St. Filips- land in de havens van Rotterdam. Door sommigen is wel eens beweerd, dat de Thoolse landarbeiders het leventje van een maand of 6 - 7 bij de boer werken en voor de rest van het jaar bij de werkver schaffing of werkeloosheidsuitkering trekken, nog zo kwaad niet vonden. Zij zouden nog wel behoorlijk aan hun trek komen en daarom niet bereid zijn Tho len te verlaten om elders geregeld werk te vinden. Zij zouden ook niet industrie-minded zijn en eventueel van de fabriek weglopen als de eerste zilverui te rooien viel. De laatste jaren is nu wel gebleken, dat deze beweringen op zijn zachtst gezegd, sterk overdreven waren. Immers 250 arbei ders werken constant op de fabrieken in Brabant, ondanks het feit, dat in ploegver- band gewerkt wordt en er heel wat tijd in het heen en weer reizen gaat zitten. Bewezen is dat de Thoolse arbeiders geen lurwammessen zijn, die liever maar een beetje op werkloosheidsuitkering blijven han gen. Zij worden door allerlei soorten werkge vers graag gezien, onverschillig of ze bij boeren elders, op cultuurtechnische werken, in de havens of op fabrieken werken. Het sprookje dat de Thoolse landarbeider niet zou deugen voor werk op de fabriek of in dat werk geen zin zou hebben, of de fabriek niet trouw zou blijven als er maar hier of daar in 't seizoen op het land in C. J. MOERLAND Stavenisse Hier volgt dan het derde artikel in de serie „Tholen en zijn toekomst" ge schreven door de heer C. J. Moerland, Kerkstraat 43, Stavenisse, die op 12 juli 1918 aldaar werd geboren en als werkbaas bij de Ned. Heide Mij arbeidt. Als voorzitter van de afdeling Stavenisse van de Alg. Ned. Agrarische Bedrijfs- bond en als voorzitter van de federatie Tholen van deze Bond is de heer Moer land vooral onder de werknemers een bekende figuur. Hij is voorts bestuurslid van de Bestuurdersbond Tholen van het N.V.V., is wethouder (P.v.d.A.) van Stavenisse, heeft namens de vakbewe ging in verschillende commissies zitting en is ook bestuurslid van enkele plaatse lijke verenigingen. Hoorden we in het vorige nummer meer de stem van de Overheid via de hand van de burgemeester J. van den Bos, uit de pen van de heer Moerland vloeide meer het standpunt ten aanzien van het Thoolse probleem van de werk nemer. Ook dit derde artikel in deze serie zal ongetwijfeld met aandacht wor den gelezen. accoord zou kunnen worden gewerkt, is in zijn algemeenheid een kwaad gerucht ge bleken, dat Tholen zeker geen goed heeft ge daan. Zeker zullen er losse landarbeiders zijn, die zich steeds weer tot de landarbeid aan getrokken voelen. Waarom ook niet? Velen zijn er echter op ons eiland, die de zekerheid van geregeld werk in de industrie verkiezen, als zij in die industrie behoorlijk hun brood kunnen verdienen. Momenteel werken nog heel wat Thoolse landarbeiders op de herverkavelingswerken, zelfs in het zomerseizoen. Als de herverkaveling klaar is, bestaat het gevaar, dat weer vrij belangrijke werk loosheid optreedt. De herverkaveling zal het voorts de landbouw mogelijk maken meer arbeiders af te stoten, d.w.z. er zullen in de landbouw minder arbeiders nodig zijn, dan er vóór de ramp werkzaam waren. Immers wordt de kaveling beter. Er ko men minder percelen. Het land komt dichter bij de boerderij te liggen. Het mechanisch bewerken van de grond wordt meer verant woord. We kannen dus stellen dat nu over het arbeidsoverschot nog het gordijn van de herverkaveling hangt. Als dat gordijn wordt opgetrokken (en dat zal vrij spoedig zijn), dan zullen we weer voor het vraagstuk van de werkloosheid staan. TOEKOMST Er zijn 3 mogelijkheden denkbaar, t.w.: 1. De grote arbeidsreserve op het eiland Tholen wordt aangewend om op het eiland zelf, elders in Zeeland en in andere provincies de arbeidsstoppen in de landbouw weg te nemen. Bij de voortschrijdende mechanisatie zal zo een reserve in het gunstigste geval 5-6 maanden van het jaar werk hebben en de rest van het jaar zijn aangewezen op aan vullende werken en werkloosheidsuitkering. 2. Getracht wordt, het grote arbeidsover schot te plaatsen bij industrieën elders in het land. De arbeiders moeten dan, zodra mogelijk, ook maar verhuizen naar de plaats waar zij in de industrie werken. 3. Getracht wordt industrie te vestigen op het eiland zelf. De onder 1 genoemde mogelijkheid moet o.i. zonder meer van de hand worden ge wezen. Het zijn een voortzetting zijn van de onprettige en ongewenste omstan digheden, waarin de losse landarbeider op Tholen en zijn gezin, de jaren door ver keerde. Het onder 2 gestelde ware zeker uit te voeren. Immers .lijkt het er op, dat, indien de vraag naar arbeidskrachten in de indus trie elders in het land groot blijft, het ar beidsoverschot op Tholen best in die in dustrie elders te plaatsen zou zijn. Als de mensen elders goed hun brood verdienen, het vervoer dure Thoolse arbeiders eerst afgestoten worden en dus weer werkloos worden, wat noch voor de arbeiders noch voor de gemeenten goed is. Zouden de arbeiders voor het overgrote deel kunnen verhuizen naar de industrie plaatsen elders, dan zou het er o.i. vooral voor de achteblijvers niet zo best uitzien. In de eerste plaats zou de levensbasis van de gemeenten op Tholen veel smaller worden. Bij een veel geringere bevolking kunnen de gemeenten op allerlei terrein veel minder doen. In de tweede plaats zou de bestaansmo gelijkheid van de middenstand en zij die een vrij beroep uitoefenen ernstig dalen. Hun zaken zouden met één slag ook veel minder waard worden. Bovendien blijven de betrokken areiders liever (nog wel) op het eiland zelf wonen. Voorwaarde is dan echter, dat er een rede lijke bestaanszekerhied geschapen wordt. Komt die zekerheid er niet, dan zal men haar elders zoeken, want de zgn. hokvast heid van de Tholenaren is niet zo groot, dat hij met een vooruitzicht van per jaar een half jaar werk hebben en een half jaar werkloos zijn op Tholen zou willen blijven. In de derde plaats wil ik nog wijzen op de gevaren voor het verenigingsleven. Vele verenigingen lijden thans reeds een kwijnend bestaan, ook al omdat er nu al zovelen elders werken. En de verenigingen die thans nog op een zekere bloei kunnen bogen vallen of staan in de meeste gevallen door 't vertrek van 1 of 2 actieve mensen. Wij kiezen dus voor het hierboven onder ten derde gestelde, nl. vestiging van indu strie op het eiland zelf. Het zou voor ons allen een groot goed zijn, als we dat zouden kunnen verwezen lijken. Nu is het echter nog altijd zo, dat, indien men iets wil bereiken, men daarvoor moet werken en desnoods vechten. Bepaalde mensen en instanties op Tholen doen dit ook wel. Elders wordt wel „gefluisterd" dat perso nen en instanties van buiten het eiland nog meer met het probleem Tholen worstelen, dan de Tholenaars zelf. Willen we de begeerde industrie op ons eiland krijgen, dan zullen we als Tholenaars bereid moeten zijn, er als één man desnoods voor te vechten. Dan zal het niet mogen voorkomen dat de gemeenten onderling elkaar de zo fel be geerde industrie vestiging gaan betwisten. Wenselijk is dan de krachten te bundelen. Dit zou o.i. kunnen door het oprichten van een industrieschap, waarin alle groepen der bevolking vertegenwoordigd zouden moeten zijn. Wanneer in de toekomst inderdaad in dustrie vestiging zal komen, zal dit ook veranderingen voor Tholen meebrengen. De grote rust op het Thoolse land, welke na de herverkavelingswerken, weer zal terugkeren, kan ook tè groot zijn. Een gemeenschap, waarin het niet borrelt en bruist van activiteit, daarin kan het maatschappelijk niet goed gaan. De jongelui die momenteel te Sint-Maar tensdijk aan de technische school worden opgeleid voor een beroep buiten de land bouw, zijn thans genoodzaakt (zeer zeker voor een groot gedeelte) werk te zoeken buiten het eiland. Ook studerenden en zij die een kan tooropleiding krijgen, zijn verplicht na hun eindexamen het oog te richten naar buiten Tholen. Hierdoor vertrekken juist die mensen, waaraan Tholen op verenigings- en organi satiegebied zo een grote behoefte heeft. Het is niet denkbeeldig dat door het weg trekken van bovengenoemde mensen in een Op welke manier voldoende werkgelegenheid op Tholen Reacties op „Tholen en zijn toekomst" Het 2e internationale zeehengelconcours De St. Annalandse veilingvoorzitter nam afscheid Naar het zangconcours in St. Maartensdijk (Bij wraak komt men altijd bedrogen uit) lange reeks van jaren, al zeer veel voor Tholen is verloren gegaan. Bij een industrie vestiging van enige omvang zouden ook de gemeenschappen groter worden, waar door deze meer armslag kregen en meer konden doen op allerlei terrein. Inwoners van Tholen, ieder op de plaats waar hij of zij gesteld is, maar zeker in de eerste plaats die mensen welke het voorrecht hebben op vooruitgeschoven posten de be langen van Tholen te kunnen behartigen: „Tholen rekent op U." C. J. Moerland Stavenisse Ook deze week wordt iedere lezer in de gelegenheid gesteld op het artikel van de heer Moerland te reageren. Stuur Uw commentaar aan de redactie en het wordt na volgende week opgenomen. Tot op heden verschenen in deze serie een artikel van E. Ph. Nieuwkerk, banketfabri kant te Poortvliet. J. van den Bos, burgemeester te Sint-Annaland. terwijl nog een bijdrage volgt van W. L. Blindenbach, notaris te Sint- Maartensdijk. Mevrouw G. J. E. Laban-Wolfens- berger te Tholen, presidente van de Christen Vrouwenbond, aldaar. Ir. M. A. Geuze, lid van de Eerste Kamer der Staten-Generaal, voor zitter van de Z.L.M., te Poortvliet. W. M. Lindhout, voorzitter Chr. Landarbeidersbond te Tholen. Ds. A. Breure, Ned. Herv. predikant te Oud-Vossemeer. Mej. A. Paling, maatschappelijk en sociaal werkster, Scherpenisse. Drs. A. H. Paape, Soc. wetenschap pen te Amsterdam. Afgaande op wat men zo hier en daar hoorde, na het tweede internationale zeehengelconcours op het eiland Tholen, op 2e Pinksterdag te St, Annaland gehouden, schijnt het dat er in ons eiland nog zo'n paar duizend inwoners met de brommer of de fiets gereed stonden om een kijkje te gaan nemen op het parcours aan de St. Annalandse zeedijk, welk voornemen door de dreigende lucht en de hierna gevolgde plensbuien, zeer verstandig door geen van allen werd omgezet in de daad. Het mocht ideaal weer zijn voor de hengelaar, die als echte lief hebber niet op een plensbuitje ziet (als de vis maar bijt), het was voor de supporters heel wat minder aantrekkelijk als vorig jaar te Strijenham, toen een stralende zón het vertoeven aan de dijk alleen al tot een feest maakt. Maar afgezien van deze teleurstelling haperde er aan dit 2e inter nationale concours maar heel weinig. Het is gebleken, dat de eerste maal veel is geleerd. De organisatie liep ditmaal perfect, zodat men zelfs tot en met de prijsuitreiking toe binnen het tijdschema klaar was, iets wat vorig jaar de grote en ook wel enige ergernis was, toen het wachten op de uitslag al te lang duurde. AL VROEG PRESENT Het schijnt dat de inschrijvers dit jaar ook bang waren niet tijdig op het parcours te zijn, want reeds om half negen kwamen de eerste deelnemers Sint-Annaland binnen en een uur later was het op de Voorstraat al een drukte van belang, alsof men reeds om 10 uur de hengel moest uitgooien, terwijl het aanvangstijdstip juist zaterdag nog met een half uur was verlaat en op half twaalf gesteld. Op laatstgenoemd tijdstip zaten de 451 hengelaars (w.o. 30 korpsen) gereed om de zwaai te maken en de molen af te draaien. Ze wachten daartoe op het hijsen van de vlag aan het beginpunt van het parcours. Daar hield de voorzitter van de V.V.V. Tholen, de heer J. M. Bal een korte toespraak als inleiding tot dit 2e internationale zeehengelconcours op het ei land Tholen, een toespraak, die met de mi crofoon werd opgevangen door de N.C.R.V. reporter Goos Kamphuis en waarbij de heer Bal, burgemeester J. van den Bos uitnodigde de vlag te hijsen als teken dat het concours begon. Laatstgenoemde hoopte dat het èn voor de visser èn voor de kijker een mooie dag zou worden, al moest hij dan, naar de lucht kijkend twijfelend citeren: „Een krim pende wind en uitgaande vrouwen... zijn niet te vertrouwen." Het bleek dat het spreekwoord voor wat het eerste gedeelte aangaat nog altijd aktueel is, want nauwe lijks was het concours een half uur aan het draaien of de eerste regenbui viel op de voorbereidende hengelaars evenals de daar op onvoorbereide kijkers. Inzonderheid de verst van het beginpunt zijnde zijnde henge laars kregen een behoorlijke plensbui te verwerken. Dit betekende tegelijkertijd een afnemend aantal kijkers, waarvan het begin zo veelbelovend was. BEHOORLIJK GEVANGEN Bij loting kreeg iedere deelnemer zijn plaats toegewezen en het is verwonderlijk welk een groot verschil er kan zijn in de vangst over een 3 tal kilometers. Daar een goede vangst en 15 meter verder nihil. Er waren een paar gelukkigen, die een bot van ruim een pond vingen, er waren ook velen, die een ondermaatse vis ophaalden en die weer in het water moesten terugwerpen. De gemiddelde vangst was wel beter dan vorig jaar, toen er van de 607 deelnemers 242 bovenmaatse vis ophaalden en dit jaar van de 451 een aantal van 201 gelukkigen werd geboekt. De grootste pech had de Biervlietse deelnemer, die in één haal 5 krabben naar boven werkte. De moed ver lies je er als echte zeehengelaar nooit bij. Zo zat het internationaal gezelschap, de jeugdige Sint-Annalander, de bejaarde Zaan dammer, de Vlaardinger, de Hagenaar, de Antwerpenaar, de deelnemer uit Roubaix, uit Bolnes, uit Terheyde, uit Brussel, uit Leidschendam, uit Vlissingen uit Zierikzee, uit Sint-Niklaas, uit Poortvliet, uit Rotter dam, uit Wissekerke, uit Amsterdam of waar al die andere 400 deelnemers vandaan zijn gekomen, een paar uur aan de Sint- Annalandse zeedijk hun geluk te beproeven, het geluk dat de een in de schoot werd ge worpen of liever gezegd, aan de haak door een goeie kilo vis en waarvan een ander verstoken bleef, behoudens het genoegen van enkeie krabben. Dat is nu eenmaal de kant van deze bijzondere sport, die steeds meer harten verovert. DE UITSLAGEN Wat opgehouden door een onweersbui waren de deelnemers wat later in Sint-Anna land terug, dan verwacht, maar het afwe gen en het uitrekenen van de ujtslag ging dit maal in een bijzonder snel tempo, zodat nog binnen het tijdschema de uitslagen be kend werden en het veilinggebouw de tal rijke geïnteresseerden niet kon bergen. Daar stonden een 90 individuele prijzen en 30 korpsprijzen uitgestald, waaronder prachtige bekers. Om het geheel niet onnodig te rek ken, werden de toespraken zo veel mogelijk bekort en als eerste de korpsprijzen uitge reikt aan de volgende winnaars. 1. Corps Vlaardingen met 1297 gram, een prachtige beker beschikbaar gesteld door de Sint-Annalandse middenstandsvereniging. Vorig jaar was het eerste corps „Ooster- schelde 4" uit Zierikzee met 735 gram. 2. „Het loze vissertje" te Steenbergen, 1078 gram. 3. Strijenvissers junior met 969 gram. 4. Corps 4 Terneuzen 763 gram. 5. De Snoek II, Bergen op Zoom 754 gr. 6. Socite Centrale te Brussel 661 gram. 7. Vlissingen met 659 gram. 8. Terneuzen met 611 gram. 9. De Snoek I te Bergen op Zoom met 567 gram. 10. Terneuzen met 536 gram. 11. Dinteloord met 512 gram. 12. Socite Centrale II, Brussel 508 gram. 13. Zierikzee met 413 gram. 14. Vlissingen met 355 gram. 15. Vlisingen III met 352 gram. en nog 15 andere corpsen. De prijzen bestonden voornamelijk uit door de gemeentebesturen en particulieren beschikbaar gestelde bekers, lauwertakken of vaantjes. DE BESTEN De best geplaatste nederlandse heer, te vens nummer 1 in het persoonlijk klassement was de heer W. M. de Leeuw uit Vlaardin gen met 1032 gram, die uit handen van burgemeester J. van den Bos een complete zeehengel met molen ontving en ter wiens ere het „Wilhelmus" werd gespeeld. De beste buitenlandse dame was nummer 8 van het persoonlijke klassement madame v. d. Mairen te Brussel, die een mooie beker kreeg en voor wie het Belgische volkslied werd gespeeld. De best geplaatste nederlandse dame was mej. P. M. Laban uit Tholen met 487 gram, de best geplaatste buitenlandse heer mon sieur Bossaert te Brussel met 559 gram. Het beste nederlandse koppel was mej. P. M. Laban en de heer A. Jurgens jr. resp. van Tholen en Bergen op Zoom. Het beste buitenlandse koppel madame en monsieur v. d. Mairen te Brussel. 1. W. M. van Leeuwen, Vlaardingen 1032 gram 2. J. Westerveld, Zaandam 887 gr. 3. T. Rozema, Den Haag 592 gr. 4. L. Scheurman, Goes 568 gr. 5. Bossaert, Brussel 559 gr. 6. J. C. Baks, Steenbergen 553 gr. 7. J. Federman, Sluiskil 534 gr. 8. Madame v. d. Mairen, Brussel 496 gr. 9. P. M. Laban, 487 gr. 10. B. v. d. Heyden, Bergen op Zoom 479 gr. 1. Arnold Jurgens, Bergen op Zoom 467 gr. 12. P. Geene, Terneuzen 451 gr. 13. Largillière, Roubaix (Frankrijk) 444 gr. 14. C. v. Gorsel, St. Maartensdijk 422 gr. 15. C. Priem, Stavenisse 441 gr. tot en met de 90e prijswinnaar die met 147 gram nog in de prijzen viel. Onder hen waren nog de volgende eiland bewoners: 21. Joh. Hoogerheide te Tholen met 373 gram. Deze bofte nog in bijzondere mate door een spontaan geschenk te krijgen van de bekende sportvisser-handelaar en jurylid Nelis Vogel, een geschenk bestaande uit een mooie werphengel, welk cadeau door de handelaar A. Snoek te Bergen op Zoom werd aangevuld en met een molen compleet gemaakt. Ja, Hoogerheide bofte bijzonder op dit concours. 27. P. de Witte, St.-Annaland met 329 gr. 32. W. van 't Hof, Poortvliet met 298 gr.

Krantenbank Zeeland

Eendrachtbode /Mededeelingenblad voor het eiland Tholen | 1957 | | pagina 1