Tholen en zijn toekomst
Hoe houden we onze mensen
op Tholen aan het werk
De organisatie van het
zeehengelconcours was
2e internationale
uitstekend.
Dc redactie legt U deze week voor?
Reacties op
/Tholen en zijn toekomst'
Regenbuien weerhielden vele belangstellenden een
te nemen De vangst vrij behoorlijk
13e jaargang no. 30
14 juni 1957
Uitgevers C. J. ZACHARIASSE en G. HEIJBOER
Redactie Ring 66, St. Annaland - Telefoon 47
Administratie Oudelandsestr. 34, Tholen - Tel, 57 - Giro 124407
Abonnementen 1.35 per kwartaal
franko p,p. 1.85 inkassokosten
Prijs per nummer 15 cent
Advertenties 12 cent per millimeter - Bij contract speciaal tarief
Spierinkjes t/m 20 woorden 1.25
Advertenties worden tot WOENSDAGAVOND aangenomen
lil.
Wanneer over het probleem Tholen wordt gesproken, moeten
we dan vaststellen dat dit probleem dat van de werkloosheid
alleen iets zou zijn van de laatste jaren
Zeker niet, sinds mensenheugenis is er op het eiland Tholen een
arbeids overschot geweest.
Wel spreekt dat probleem de laatste jaren veel sterker, nu, in
de tijd van hoogconjunctuur, elders in den lande geen of nauwelijks
werklozen zijn, terwijl ons eiland nog altijd voor enkele honderden
arbeiders geen voldoende werkgelegenheid schept.
En dat probleem wordt straks nog groter door het einde van de
herverkaveling en doorgaande automatisering, welk laatste juist
door het eerste, beter mogelijk wordt.
zeker zijn van geregeld werk, in goede hui
zen wonen, waarom dan niet, kan men zich
afvragen.
Aan deze oplossing zijn echter wel ge
varen verbonden; gevaren voor de arbeiders
zelf, maar ook gevaren voor ons eiland.
We moeten aannemen dat voorlopig niet
voldoende woningen aanwezig zijn in in
dustrieplaatsen om de Thoolse arbeiders op
te nemen. Het overgrote deel van die arbei
ders zou en zal op Tholen moeten blijven
wonen en dagelijks heen en weer vervoerd
moeten worden. Dat vervoer is duur.
Krijgen we een tijd van laagconjunctuur,
of gaan de fabrieken arbeidsbesparende
maartregelen op grote schaal nemen, b.v.
(automatisering) dan zullen die vanwege
VERLEDEN
Inderdaad is er sinds mensenheugenis op
het eiland Tholen een arbeidsoverschot ge
weest. Een deel van de losse arbeiders op
ons eiland moest dikwijls elders werk zoe
ken. Thoolse arbeiders werkten b.v. in de
Wieringermeer, Haarlemmermeer, Zuid-Hol
land, enz. Maar ook zwermden ze regelma
tig uit over onze provincie, om daar, waar
een arbeidstekort was, te trachten hun brood
te verdienen.
Dikwijls was het zo, dat tijdens de werk
zaamheden in de zilveruien, de meeste ar
beiders wel werk op het eiland zelf konden
vinden, doch vastgesteld moest worden, dat
er veelal zelfs in het zomerseizoen, heel wat
werklozen op het eiland waren. Tot kort
voor de ramp waren er in de maand mei
bijvoorbeeld nog 200 werklozen; in de win
ter soms 700.
Soms werkten 300 Thoolse landarbeiders
bij de D.U.W. op Walcheren, terwijl ter-
zelfdertijd wel 200 of meer mensen geplaatst
waren op DUW objecten op Tholen zelf
en nog ongeveer 200 van een overbrug
gingsuitkering moesten leven. Van bestaans
zekerheid in de vorm van regelmatig werk
in eigen omgeving was voor een groot deel
der arbeiders geen sprake.
Het uitzwermen om elders aan de kost
te komen bleef nodig. Prettig was dit voor
de betrokkenen niet. Vele gehuwde land
arbeiders moesten een hele week in kampen
verblijven en moeder de vrouw bleef alleen
met de kinderen achter. Er is wel eens be
weerd, dat het trekken de Tholenaars in het
bloed zit, m.a.w. dat ze graag van huis zijn
en elders werken.
Men kan rustig stellen, dat deze bewering
onjuist is, een enkele uitzondering daarge
laten.
Toen de ramp over ons eiland was ge
gaan en bekend werd dat Tholen geheel
zou worden verkaveld, hoorde men aller-
wege de losse arbeiders zeggen: „Gelukkig,
nu kunnen we een jaar of 5 lang op het
eiland zelf werken.'' Dit is wel een bewijs
dat men het zwerven moe was en graag in
eigen omgeving wilde werken.
HEDEN
Zij die meenden dat de herverkaveling alle
werklozen zou opnemen, zijn te optimistisch
geweest. In de winter van 1955 op 1956
waren er reeds weer 400 werklozen. In de
laatste jaren is veel moeite gedaan, de losse
landarbeiders (die voor de ramp soms wel
4 maanden werkloos waren) te bewegen
werk te aanvaarden op fabrieken in de
provincie Brabant. Later nog weer kwam de
mogelijkheid om in de havens van Rotter
dam te gaan werken. Nu werken al bijna 2
jaar lang 250 vroegere Thoolse landarbei
ders op fabrieken in West-Brabant en Zuid-
Hólland. Afgelopen winter werkten boven
dien 180 arbeiders uit Tholen en St. Filips-
land in de havens van Rotterdam.
Door sommigen is wel eens beweerd, dat
de Thoolse landarbeiders het leventje van
een maand of 6 - 7 bij de boer werken en
voor de rest van het jaar bij de werkver
schaffing of werkeloosheidsuitkering trekken,
nog zo kwaad niet vonden.
Zij zouden nog wel behoorlijk aan hun
trek komen en daarom niet bereid zijn Tho
len te verlaten om elders geregeld werk te
vinden. Zij zouden ook niet industrie-minded
zijn en eventueel van de fabriek weglopen
als de eerste zilverui te rooien viel.
De laatste jaren is nu wel gebleken, dat
deze beweringen op zijn zachtst gezegd,
sterk overdreven waren. Immers 250 arbei
ders werken constant op de fabrieken in
Brabant, ondanks het feit, dat in ploegver-
band gewerkt wordt en er heel wat tijd in
het heen en weer reizen gaat zitten.
Bewezen is dat de Thoolse arbeiders geen
lurwammessen zijn, die liever maar een
beetje op werkloosheidsuitkering blijven han
gen.
Zij worden door allerlei soorten werkge
vers graag gezien, onverschillig of ze bij
boeren elders, op cultuurtechnische werken,
in de havens of op fabrieken werken.
Het sprookje dat de Thoolse landarbeider
niet zou deugen voor werk op de fabriek
of in dat werk geen zin zou hebben, of de
fabriek niet trouw zou blijven als er maar
hier of daar in 't seizoen op het land in
C. J. MOERLAND
Stavenisse
Hier volgt dan het derde artikel in
de serie „Tholen en zijn toekomst" ge
schreven door de heer C. J. Moerland,
Kerkstraat 43, Stavenisse, die op 12
juli 1918 aldaar werd geboren en als
werkbaas bij de Ned. Heide Mij arbeidt.
Als voorzitter van de afdeling Stavenisse
van de Alg. Ned. Agrarische Bedrijfs-
bond en als voorzitter van de federatie
Tholen van deze Bond is de heer Moer
land vooral onder de werknemers een
bekende figuur. Hij is voorts bestuurslid
van de Bestuurdersbond Tholen van het
N.V.V., is wethouder (P.v.d.A.) van
Stavenisse, heeft namens de vakbewe
ging in verschillende commissies zitting
en is ook bestuurslid van enkele plaatse
lijke verenigingen.
Hoorden we in het vorige nummer
meer de stem van de Overheid via de
hand van de burgemeester J. van den
Bos, uit de pen van de heer Moerland
vloeide meer het standpunt ten aanzien
van het Thoolse probleem van de werk
nemer. Ook dit derde artikel in deze
serie zal ongetwijfeld met aandacht wor
den gelezen.
accoord zou kunnen worden gewerkt, is in
zijn algemeenheid een kwaad gerucht ge
bleken, dat Tholen zeker geen goed heeft ge
daan.
Zeker zullen er losse landarbeiders zijn,
die zich steeds weer tot de landarbeid aan
getrokken voelen. Waarom ook niet? Velen
zijn er echter op ons eiland, die de zekerheid
van geregeld werk in de industrie verkiezen,
als zij in die industrie behoorlijk hun brood
kunnen verdienen.
Momenteel werken nog heel wat Thoolse
landarbeiders op de herverkavelingswerken,
zelfs in het zomerseizoen.
Als de herverkaveling klaar is, bestaat
het gevaar, dat weer vrij belangrijke werk
loosheid optreedt.
De herverkaveling zal het voorts de
landbouw mogelijk maken meer arbeiders
af te stoten, d.w.z. er zullen in de landbouw
minder arbeiders nodig zijn, dan er vóór
de ramp werkzaam waren.
Immers wordt de kaveling beter. Er ko
men minder percelen. Het land komt dichter
bij de boerderij te liggen. Het mechanisch
bewerken van de grond wordt meer verant
woord.
We kannen dus stellen dat nu over het
arbeidsoverschot nog het gordijn van de
herverkaveling hangt. Als dat gordijn wordt
opgetrokken (en dat zal vrij spoedig zijn),
dan zullen we weer voor het vraagstuk
van de werkloosheid staan.
TOEKOMST
Er zijn 3 mogelijkheden denkbaar, t.w.:
1. De grote arbeidsreserve op het eiland
Tholen wordt aangewend om op het
eiland zelf, elders in Zeeland en in
andere provincies de arbeidsstoppen in
de landbouw weg te nemen.
Bij de voortschrijdende mechanisatie zal
zo een reserve in het gunstigste geval 5-6
maanden van het jaar werk hebben en de
rest van het jaar zijn aangewezen op aan
vullende werken en werkloosheidsuitkering.
2. Getracht wordt, het grote arbeidsover
schot te plaatsen bij industrieën elders
in het land. De arbeiders moeten dan,
zodra mogelijk, ook maar verhuizen
naar de plaats waar zij in de industrie
werken.
3. Getracht wordt industrie te vestigen
op het eiland zelf.
De onder 1 genoemde mogelijkheid moet
o.i. zonder meer van de hand worden ge
wezen. Het zijn een voortzetting zijn
van de onprettige en ongewenste omstan
digheden, waarin de losse landarbeider op
Tholen en zijn gezin, de jaren door ver
keerde.
Het onder 2 gestelde ware zeker uit te
voeren. Immers .lijkt het er op, dat, indien
de vraag naar arbeidskrachten in de indus
trie elders in het land groot blijft, het ar
beidsoverschot op Tholen best in die in
dustrie elders te plaatsen zou zijn. Als de
mensen elders goed hun brood verdienen,
het vervoer dure Thoolse arbeiders eerst
afgestoten worden en dus weer werkloos
worden, wat noch voor de arbeiders noch
voor de gemeenten goed is.
Zouden de arbeiders voor het overgrote
deel kunnen verhuizen naar de industrie
plaatsen elders, dan zou het er o.i. vooral
voor de achteblijvers niet zo best uitzien.
In de eerste plaats zou de levensbasis van
de gemeenten op Tholen veel smaller worden.
Bij een veel geringere bevolking kunnen de
gemeenten op allerlei terrein veel minder
doen.
In de tweede plaats zou de bestaansmo
gelijkheid van de middenstand en zij die een
vrij beroep uitoefenen ernstig dalen. Hun
zaken zouden met één slag ook veel minder
waard worden.
Bovendien blijven de betrokken areiders
liever (nog wel) op het eiland zelf wonen.
Voorwaarde is dan echter, dat er een rede
lijke bestaanszekerhied geschapen wordt.
Komt die zekerheid er niet, dan zal men
haar elders zoeken, want de zgn. hokvast
heid van de Tholenaren is niet zo groot,
dat hij met een vooruitzicht van per jaar
een half jaar werk hebben en een half jaar
werkloos zijn op Tholen zou willen blijven.
In de derde plaats wil ik nog wijzen
op de gevaren voor het verenigingsleven.
Vele verenigingen lijden thans reeds een
kwijnend bestaan, ook al omdat er nu al
zovelen elders werken. En de verenigingen
die thans nog op een zekere bloei kunnen
bogen vallen of staan in de meeste gevallen
door 't vertrek van 1 of 2 actieve mensen.
Wij kiezen dus voor het hierboven onder
ten derde gestelde, nl. vestiging van indu
strie op het eiland zelf.
Het zou voor ons allen een groot goed
zijn, als we dat zouden kunnen verwezen
lijken. Nu is het echter nog altijd zo, dat,
indien men iets wil bereiken, men daarvoor
moet werken en desnoods vechten.
Bepaalde mensen en instanties op Tholen
doen dit ook wel.
Elders wordt wel „gefluisterd" dat perso
nen en instanties van buiten het eiland nog
meer met het probleem Tholen worstelen,
dan de Tholenaars zelf.
Willen we de begeerde industrie op ons
eiland krijgen, dan zullen we als Tholenaars
bereid moeten zijn, er als één man desnoods
voor te vechten.
Dan zal het niet mogen voorkomen dat de
gemeenten onderling elkaar de zo fel be
geerde industrie vestiging gaan betwisten.
Wenselijk is dan de krachten te bundelen.
Dit zou o.i. kunnen door het oprichten van
een industrieschap, waarin alle groepen der
bevolking vertegenwoordigd zouden moeten
zijn.
Wanneer in de toekomst inderdaad in
dustrie vestiging zal komen, zal dit ook
veranderingen voor Tholen meebrengen.
De grote rust op het Thoolse land, welke
na de herverkavelingswerken, weer zal
terugkeren, kan ook tè groot zijn.
Een gemeenschap, waarin het niet borrelt
en bruist van activiteit, daarin kan het
maatschappelijk niet goed gaan.
De jongelui die momenteel te Sint-Maar
tensdijk aan de technische school worden
opgeleid voor een beroep buiten de land
bouw, zijn thans genoodzaakt (zeer zeker
voor een groot gedeelte) werk te zoeken
buiten het eiland.
Ook studerenden en zij die een kan
tooropleiding krijgen, zijn verplicht na hun
eindexamen het oog te richten naar buiten
Tholen.
Hierdoor vertrekken juist die mensen,
waaraan Tholen op verenigings- en organi
satiegebied zo een grote behoefte heeft.
Het is niet denkbeeldig dat door het weg
trekken van bovengenoemde mensen in een
Op welke manier voldoende werkgelegenheid
op Tholen
Reacties op „Tholen en zijn toekomst"
Het 2e internationale zeehengelconcours
De St. Annalandse veilingvoorzitter nam afscheid
Naar het zangconcours in St. Maartensdijk
(Bij wraak komt men altijd bedrogen uit)
lange reeks van jaren, al zeer veel voor
Tholen is verloren gegaan. Bij een industrie
vestiging van enige omvang zouden ook
de gemeenschappen groter worden, waar
door deze meer armslag kregen en meer
konden doen op allerlei terrein.
Inwoners van Tholen, ieder op de plaats
waar hij of zij gesteld is, maar zeker in de
eerste plaats die mensen welke het voorrecht
hebben op vooruitgeschoven posten de be
langen van Tholen te kunnen behartigen:
„Tholen rekent op U."
C. J. Moerland
Stavenisse
Ook deze week wordt iedere lezer
in de gelegenheid gesteld op het
artikel van de heer Moerland te
reageren. Stuur Uw commentaar
aan de redactie en het wordt na
volgende week opgenomen.
Tot op heden verschenen in deze
serie een artikel van
E. Ph. Nieuwkerk, banketfabri
kant te Poortvliet.
J. van den Bos, burgemeester te
Sint-Annaland.
terwijl nog een bijdrage volgt van
W. L. Blindenbach, notaris te Sint-
Maartensdijk.
Mevrouw G. J. E. Laban-Wolfens-
berger te Tholen, presidente van de
Christen Vrouwenbond, aldaar.
Ir. M. A. Geuze, lid van de Eerste
Kamer der Staten-Generaal, voor
zitter van de Z.L.M., te Poortvliet.
W. M. Lindhout, voorzitter Chr.
Landarbeidersbond te Tholen.
Ds. A. Breure, Ned. Herv. predikant
te Oud-Vossemeer.
Mej. A. Paling, maatschappelijk en
sociaal werkster, Scherpenisse.
Drs. A. H. Paape, Soc. wetenschap
pen te Amsterdam.
Afgaande op wat men zo hier en daar hoorde, na het tweede
internationale zeehengelconcours op het eiland Tholen, op
2e Pinksterdag te St, Annaland gehouden, schijnt het dat er in
ons eiland nog zo'n paar duizend inwoners met de brommer of de
fiets gereed stonden om een kijkje te gaan nemen op het parcours
aan de St. Annalandse zeedijk, welk voornemen door de dreigende
lucht en de hierna gevolgde plensbuien, zeer verstandig door geen
van allen werd omgezet in de daad.
Het mocht ideaal weer zijn voor de hengelaar, die als echte lief
hebber niet op een plensbuitje ziet (als de vis maar bijt), het was
voor de supporters heel wat minder aantrekkelijk als vorig jaar
te Strijenham, toen een stralende zón het vertoeven aan de dijk
alleen al tot een feest maakt.
Maar afgezien van deze teleurstelling haperde er aan dit 2e inter
nationale concours maar heel weinig. Het is gebleken, dat de eerste
maal veel is geleerd. De organisatie liep ditmaal perfect, zodat
men zelfs tot en met de prijsuitreiking toe binnen het tijdschema
klaar was, iets wat vorig jaar de grote en ook wel enige ergernis
was, toen het wachten op de uitslag al te lang duurde.
AL VROEG PRESENT
Het schijnt dat de inschrijvers dit jaar
ook bang waren niet tijdig op het parcours
te zijn, want reeds om half negen kwamen
de eerste deelnemers Sint-Annaland binnen
en een uur later was het op de Voorstraat
al een drukte van belang, alsof men reeds
om 10 uur de hengel moest uitgooien, terwijl
het aanvangstijdstip juist zaterdag nog met
een half uur was verlaat en op half twaalf
gesteld. Op laatstgenoemd tijdstip zaten de
451 hengelaars (w.o. 30 korpsen) gereed
om de zwaai te maken en de molen af te
draaien. Ze wachten daartoe op het hijsen
van de vlag aan het beginpunt van het
parcours. Daar hield de voorzitter van de
V.V.V. Tholen, de heer J. M. Bal een
korte toespraak als inleiding tot dit 2e
internationale zeehengelconcours op het ei
land Tholen, een toespraak, die met de mi
crofoon werd opgevangen door de N.C.R.V.
reporter Goos Kamphuis en waarbij de heer
Bal, burgemeester J. van den Bos uitnodigde
de vlag te hijsen als teken dat het concours
begon. Laatstgenoemde hoopte dat het èn
voor de visser èn voor de kijker een mooie
dag zou worden, al moest hij dan, naar de
lucht kijkend twijfelend citeren: „Een krim
pende wind en uitgaande vrouwen... zijn
niet te vertrouwen." Het bleek dat het
spreekwoord voor wat het eerste gedeelte
aangaat nog altijd aktueel is, want nauwe
lijks was het concours een half uur aan het
draaien of de eerste regenbui viel op de
voorbereidende hengelaars evenals de daar
op onvoorbereide kijkers. Inzonderheid de
verst van het beginpunt zijnde zijnde henge
laars kregen een behoorlijke plensbui te
verwerken. Dit betekende tegelijkertijd een
afnemend aantal kijkers, waarvan het begin
zo veelbelovend was.
BEHOORLIJK GEVANGEN
Bij loting kreeg iedere deelnemer zijn
plaats toegewezen en het is verwonderlijk
welk een groot verschil er kan zijn in de
vangst over een 3 tal kilometers. Daar een
goede vangst en 15 meter verder nihil. Er
waren een paar gelukkigen, die een bot
van ruim een pond vingen, er waren ook
velen, die een ondermaatse vis ophaalden en
die weer in het water moesten terugwerpen.
De gemiddelde vangst was wel beter dan
vorig jaar, toen er van de 607 deelnemers
242 bovenmaatse vis ophaalden en dit jaar
van de 451 een aantal van 201 gelukkigen
werd geboekt. De grootste pech had de
Biervlietse deelnemer, die in één haal 5
krabben naar boven werkte. De moed ver
lies je er als echte zeehengelaar nooit bij.
Zo zat het internationaal gezelschap, de
jeugdige Sint-Annalander, de bejaarde Zaan
dammer, de Vlaardinger, de Hagenaar, de
Antwerpenaar, de deelnemer uit Roubaix,
uit Bolnes, uit Terheyde, uit Brussel, uit
Leidschendam, uit Vlissingen uit Zierikzee,
uit Sint-Niklaas, uit Poortvliet, uit Rotter
dam, uit Wissekerke, uit Amsterdam of
waar al die andere 400 deelnemers vandaan
zijn gekomen, een paar uur aan de Sint-
Annalandse zeedijk hun geluk te beproeven,
het geluk dat de een in de schoot werd ge
worpen of liever gezegd, aan de haak door
een goeie kilo vis en waarvan een ander
verstoken bleef, behoudens het genoegen
van enkeie krabben. Dat is nu eenmaal de
kant van deze bijzondere sport, die steeds
meer harten verovert.
DE UITSLAGEN
Wat opgehouden door een onweersbui
waren de deelnemers wat later in Sint-Anna
land terug, dan verwacht, maar het afwe
gen en het uitrekenen van de ujtslag ging
dit maal in een bijzonder snel tempo, zodat
nog binnen het tijdschema de uitslagen be
kend werden en het veilinggebouw de tal
rijke geïnteresseerden niet kon bergen. Daar
stonden een 90 individuele prijzen en 30
korpsprijzen uitgestald, waaronder prachtige
bekers. Om het geheel niet onnodig te rek
ken, werden de toespraken zo veel mogelijk
bekort en als eerste de korpsprijzen uitge
reikt aan de volgende winnaars.
1. Corps Vlaardingen met 1297 gram,
een prachtige beker beschikbaar gesteld door
de Sint-Annalandse middenstandsvereniging.
Vorig jaar was het eerste corps „Ooster-
schelde 4" uit Zierikzee met 735 gram.
2. „Het loze vissertje" te Steenbergen,
1078 gram.
3. Strijenvissers junior met 969 gram.
4. Corps 4 Terneuzen 763 gram.
5. De Snoek II, Bergen op Zoom 754 gr.
6. Socite Centrale te Brussel 661 gram.
7. Vlissingen met 659 gram.
8. Terneuzen met 611 gram.
9. De Snoek I te Bergen op Zoom met
567 gram.
10. Terneuzen met 536 gram.
11. Dinteloord met 512 gram.
12. Socite Centrale II, Brussel 508 gram.
13. Zierikzee met 413 gram.
14. Vlissingen met 355 gram.
15. Vlisingen III met 352 gram.
en nog 15 andere corpsen.
De prijzen bestonden voornamelijk uit
door de gemeentebesturen en particulieren
beschikbaar gestelde bekers, lauwertakken of
vaantjes.
DE BESTEN
De best geplaatste nederlandse heer, te
vens nummer 1 in het persoonlijk klassement
was de heer W. M. de Leeuw uit Vlaardin
gen met 1032 gram, die uit handen van
burgemeester J. van den Bos een complete
zeehengel met molen ontving en ter wiens
ere het „Wilhelmus" werd gespeeld.
De beste buitenlandse dame was nummer
8 van het persoonlijke klassement madame
v. d. Mairen te Brussel, die een mooie beker
kreeg en voor wie het Belgische volkslied
werd gespeeld.
De best geplaatste nederlandse dame was
mej. P. M. Laban uit Tholen met 487 gram,
de best geplaatste buitenlandse heer mon
sieur Bossaert te Brussel met 559 gram.
Het beste nederlandse koppel was mej.
P. M. Laban en de heer A. Jurgens jr. resp.
van Tholen en Bergen op Zoom.
Het beste buitenlandse koppel madame en
monsieur v. d. Mairen te Brussel.
1. W. M. van Leeuwen, Vlaardingen
1032 gram
2. J. Westerveld, Zaandam 887 gr.
3. T. Rozema, Den Haag 592 gr.
4. L. Scheurman, Goes 568 gr.
5. Bossaert, Brussel 559 gr.
6. J. C. Baks, Steenbergen 553 gr.
7. J. Federman, Sluiskil 534 gr.
8. Madame v. d. Mairen, Brussel 496 gr.
9. P. M. Laban, 487 gr.
10. B. v. d. Heyden, Bergen op Zoom
479 gr.
1. Arnold Jurgens, Bergen op Zoom
467 gr.
12. P. Geene, Terneuzen 451 gr.
13. Largillière, Roubaix (Frankrijk)
444 gr.
14. C. v. Gorsel, St. Maartensdijk 422 gr.
15. C. Priem, Stavenisse 441 gr.
tot en met de 90e prijswinnaar die met 147
gram nog in de prijzen viel.
Onder hen waren nog de volgende eiland
bewoners:
21. Joh. Hoogerheide te Tholen met 373
gram. Deze bofte nog in bijzondere mate
door een spontaan geschenk te krijgen van
de bekende sportvisser-handelaar en jurylid
Nelis Vogel, een geschenk bestaande uit een
mooie werphengel, welk cadeau door de
handelaar A. Snoek te Bergen op Zoom
werd aangevuld en met een molen compleet
gemaakt. Ja, Hoogerheide bofte bijzonder
op dit concours.
27. P. de Witte, St.-Annaland met 329 gr.
32. W. van 't Hof, Poortvliet met 298 gr.