Tholen en zijn toekomst n.
THOLEN EN INDUSTRIALISATIE
De Protestantse kerkmuziek
PINKSTEREN
WEEKBLAD VOOR HET EILAND THOLEN EN ST.FILIPSLOND
VRIJDAG
VERSCHIJ
MT IEDER
WAARIN OPGENOMEN DE THOOLSE COURANT
Reacties op
tTholen en zijn toekomst'
De redactie legt U deze week voor:
PINKSTEREN
13e jaargang no. 29
7 juni 1957
Uitgevers C. J. ZACHARIASSE en G. HEIJBOER
Redactie Ring 66, St. Annaland - Telefoon 47
Administratie Oudelandsestr. 34, Tholen - Tel. 57 - Giro 124407
Abonnementen 1.35 per kwartaal
franko p.p. 1.85 inkassokosten
Prijs per nummer 15 cent
Advertenties 12 cent per millimeter - Bij contract speciaal tarief
Spierinkjes t/m 20 woorden 1.25
Advertenties worden tot WOENSDAGAVOND aangenomen
Aan de vriendelijke vraag van de redactie van dit streekblad om
een artikeltje te schrijven over industrialisatie op het voormalige)
eiland Tholen hebben wij gemeend te moeten voldoen door daaraan
enige, het kan niet anders zijn dan fragmentarische, beschouwingen
te wijden.
Ondanks de „vermeende" hoogconjunctuur zitten wij in onze
streek met de moeilijkheid van onvoldoende werkgelegenheid voor
de eigen mensen, die voor sommigen aanleiding is te spreken van
„het probleem Tholen". Met andere woorden, er bestaat in Tholen
een structurele werkeloosheid, min of meer „verzacht" door een
pendel op industriegebied elders, zelfs tot op het havenbedrijf in
Rotterdam
Dit is kortweg geschetst dè moeilijkheid en het ligt voor de hand
dat velen een oplossing daarvoor menen te vinden in industrialisatie.
bestaan. In dit verband is de lagere techni
sche school te Sint-Maartensdijk voor de
scholing van arbeidskrachten (waaronder
wellicht industriële ondernemers) stellig van
betekenis.
Hier ligt de kans om voldoende werkge
legenheid te scheppen door industrialisatie
„zonder schoorstenen", waardoor aan het
uitgesproken agrarische karakter der streek
geen groot geweld wordt gedaan.
Het Thoolse land staat bekend als een
gebied met een nijvere bevolking (een offi
cieel rapport spreekt van „harde werkers")
en iedere rechtgeaarde streekgenoot moet
het ongetwijfeld leed doen dat niet weinigen
uit ons midden dooronvoldoende werkge
legenheid, hetzij moeten „pendelen", hetzij
moeten emigreren, waardoor zij worden op
genomen in de grote mensen-massa van een
TUINBOUW
Onmiddellijk rijst de vraag echter of deze
de énige oplossing biedt? Zijn er nog andere
mogelijkheden? Eén hiervan lijkt ons te
liggen in een verdere arbeidsintensivering
van onze agrarische streek door nog meer
dan nu in bepaalde gebieden het geval is,
om te schakelen op de verbouw van bv.
ruwe tuinbouwproducten, ja om zelfs tot
tuinbouw in betekenende mate te komen.
Het gevolg hiervan kan zijn dat ons
specifiek agrarisch gebied niet „bedorven'
wordt door industrialisering op grote schaal,
zo die mogelijkheid al aanwezig ware, ter
wijl hierdoor o.i. toch een verruiming van
de werkgelegenheid verkregen wordt.
In hetzelfde vlak ligt verder de gedachte
aan inpoldering van daarvoor in aanmerking
komend gebied, waardoor voor velen de
mogelijkheid wordt geschapen tot het ver
krijgen van een agrarisch dan wel tot het
vergroten van hun nu te gering van omvang
zijnd bedrijfje.
Bij overschakeling op tuinbouw is bv. te
denken aan het wegvallen van tuinbouw-
grond voor stadsuitbreiding in het Westland
en het in de toekomst naderen van de rand
stad Holland na uitvoering van de Delta
werken.
Ongetwijfeld is dan een goede verbinding
met dat gebied nodig, maar de kans daartoe
blijkt naar ons gevoelen te bestaan door
een dam te leggen van de Joanna Maria-
polder naar Sint-Filipsland ten oosten straks
van de nieuwe haven van Sint-Annaland
om aldus een geschikte, d.i. korte aansluiting
te verkrijgen op de geprojecteerde grote
weg naar Rotterdam, ongeveer bij Dintelsas.
Deze gedachte is reeds door menig streek
genoot geuit.
Daarnaast en daarenboven blijft, wil er
sprake zijn van volledige werkgelegenheid
in ons district, ook naar onze mening de
noodzaak van industrialisatie, waarvoor in
hoofdzaak aan twee mogelijkheden kan
worden gedacht:
1. het aantrekken van industriële onder
nemingen van elders;
2. het vormen van (kleine) industrieën
door en uit de streek zelve.
Ad 1. Ten opzichte van dit punt moeten
wij in herinnering brengen dat de economi
sche wetenschap ons leert, dat de industrie
voor haar theoretische vestigingsplaats het
punt der minimale transportkosten zoekt
naar de volgende drie markten: de markt
van grond- en hulpstoffen, de afzetmarkt en
de arbeidsmarkt.
Uitsluitend op grond van de eerste twee
factoren van deze economische indicatie kan
gesteld worden dat de Thoolse streek voor
het vestigen van industrie, zeer zeker van
elders, weinig aantrekkelijk is. Maar de
derde factor biedt in dit opzicht geen on
gunstig perspectief, waarbij men echter niet
vergete te denken aan grotendeels geschoolde
arbeidskrachten alsook aan arbeidskrachten,
die steeds ter beschikking blijven voor de
industrie (dus niet telkens verdwijnen we
gens seizoensarbeid in de agrarische sector)
Hoewel wij niet het vooral na de be
vrijding geconstateerde deglomeratie-ver-
schijnsel ten gunste van het platteland uit
het oog verliezen, menen wij toch te moeten
concluderen dat het aantrekken van indus
triële ondernemingen van elders, afgezien
dan van enige industrieën met vrouwelijk
personeel (dat niet dé oplossing is) in de
huidige situatie weinig kans van slagen
heeft.
Dat wil nu niet zeggen dat de overheid,
met name ook de gemeentelijke overheid, o.i.
weinig aandacht dient te schenken aan in
dustrie-aantrekking, integendeel, de (gemeen
telijke) overheid heeft de plicht de welvaart
te bevorderen, waartoe industrie-vestiging
stellig behoort.
Overigens kan men er van verzekerd
zijn dat elk gemeentebestuur in het Thoolse
land in voorkomende gevallen zeer aktief
is voor het verkrijgen van industrie.
Maar wij moeten deze zaak niet over
schatten en vooralsnog lijkt ons de conclusie
gewettigd dat het aantrekken van industrie
van elders naar onze streek, zo al niet
realiseerbaar dan toch bijzonder moeilijk is
te achten.
J. VAN DEN BOS
te Sint-Annaland
Het tweede artikel in de serie „Tholen en
zijn toekomst" is van de hand van burge
meester J. van den Bos te Sint-Annaland.
Geboren in 1915 was de heer van den Bos
van 1934 tot 1945 ambtenaar ter secretarie
in zijn geboorteplaats Bruinisse, daarna 1
jaar werkzaam als adjunct-commies ter
secretarie te Middelburg en van 1946 tot
1952 gemeente-secretaris van Sprang-Ca-
pelle. Op 16 maart 1952 volgde zijn benoe
ming tot burgemeester van Arnemuiden en
per 18 november 1953 kwam hij als burge
meester-secretaris naar Sint-Annaland.
Met betrekking tot de woningbouw is
burgemeester van den Bos bijzonder actief.
Zijn mening over „Tholen en zijn toe
komst" leest U in nevenstaand artikel.
Bovenstaande plicht wordt wel aldus zeer
fraai geformuleerd dat de overheid zorge
voor „het scheppen van een gunstig indu-
striëel klimaat". In dit verband betreuren wij
dat het Thools land in zijn geheel niet tot
„ontwikkelingsgebied" werd verklaard zoals
oorspronkelijk in de bedoeling lag. Mede
door dergelijke maatregelen oefent de over
heid een niet geringe en directe invloed uit
ten gunste van industrialisatie.
Indirect kunnen de gemeentebesturen deze
industrialisatie o.i. mede helpen bevorderen
door het verzorgingspeil hunner gebieden
te verbeteren (onder voorwaarde uiteraard,
dat centraal gezag door middel van het
gemeentefonds daarbij niet achterwege
blijft), door het bouwen van goede wonin
gen (een zeer gevraagd goed in deze tijdl),
door medewerking te geven aan en gelegen
heid te verschaffen voor een verantwoorde
vorm van vrije-tijdsbesteding (jeugdwerk!)
Bij dit alles dient de zelfwerkzaamheid der
burgerij voorop te staan, doch de (gemeente
lijke) overheid schenke hieraan belangstel
ling en verlene steun, zo nodig ook financi
eel. Wij mogen ons op dit terrein niet
verschuilen in een star negativisme (de weg
van de minste weerstand), maar moeten
positief daden stellen, daarbij niet uit het
oog verliezend dat hetgeen op dit terrein
wordt ondernomen, past bij de religieuze
structuur en de eigen aard van de streek-
bewoners en er vooral voor wakend dat
excessen worden voorkomen opdat, zoals
vermeld, gekomen worde tot een verantwoor
de wijze van vrije-tijdsbesteding.
Ad. 2. Het vormen van (kleine) industrieën
door en uit de streek zelve lijkt ons mede
een ideale oplossing. Er zijn in deze richting
al initiatieven ontplooid en met opmerkelijk
succes. Te wijzen valt b.v. op Nieuwkerks'
banketfabriek te Poortvliet, op de „brei-
inrichting" van I. Vroegop te Sint-Anna
land, op de agrarische industriële onderne
mingen (groen voederdrogerij te Scherpe-
nisse), de aannemingsbedrijven van weg- en
waterbouwkundige werken, garagebedrijven
enz.
Toch menen wij dat het Thoolse land
op dit gebied nog méér kan doen. Het gaat
in de eerste plaats niet om grote industrieën
en wanneer ondernemingsgeest en kapitaal
uit eigen streek elkaar vinden om „dit aan
te pakken", dan komt het ons voor dat er
te dezen aanzien nog wel mogelijkheden
industriegebied met alle nadelige gevolgen,
niet in het minst op geestelijk terrein, van
dien.
Het is naar onze overtuiging de plicht van
alle leden onzer regionale samenleving met
samenbundeling van alle krachten en in
eensgezindheid, particulier initiatief voorop,
gesteund door de overheid (centraal, pro
vinciaal en lokaal) te arbeiden voor vol
doende werkgelegenheid onzer mensen.
Gaarne hopen wij dan ook dat de streek
zelve in organisatorisch verband, waarin
alle geledingen van het maatschappelijk le
ven vertegenwoordigd!, onder deskundige
leiding, deze zaak met kracht ter hand zal
nemen om alsnog de oplossing te vinden
voor „het probleem Tholen", door velen
in een bewogen gemoedsstemming, aldus
genoemd.
J. van den Bos.
Sint-Annaland.
De reacties op het eerste artikel in
deze serie worden volgende week
opgenomen.
In deze serie verscheen tot nu toe
een bijdrage van E. Ph. Nieuwkerk
te Poortvliet, banketfabrikant, terwijl
nog een bijdrage zal volgen van
C. J. Moerland te Stavenisse, voorz.
v.d. Alg. Ned. Agr. Bond.
afdeling Tholen.
W. L. Blindenbach, notaris te Sint-
Maartensdijk.
Mevrouw G. J. E. Laban-Wolfens-
berger te Tholen, presidente van de
Christen Vrouwenbond, aldaar.
Ir. M. A. Geuze, lid van de Eerste
Kamer der Staten-Generaal, voor
zitter van de Z.L.M., te Poortvliet.
W. M. Lindhout, voorzitter Chr.
Landarbeidersbond te Tholen.
Ds. A. Breure, Ned. Herv. predikant
te Oud-Vossemeer.
Mej. A. Paling, maatschappelijk en
sociaal werkster, Scherpenisse.
Drs. A. H. Paape, Soc. wetenschap
pen te Amsterdam.
Op 31 oktober 1517 nagelde Lu
ther zijn 95 stellingen aan de poort
van de slotkapel te Wittenberg. Met
deze daad zette Luther de eerste
stap naar een revolutionaire om
wenteling op kerkelijk en cultureel
terrein.
Het is nooit Luthers bedoeling
geweest, geheel te breken met de
R.K. kerk. Hij wilde haar echter
zuiveren van aspecten, die naar zijn
mening niet Christelijk verantwoord
waren. Bovendien wilde hij de litur
gie begrijpelijk maken voor het „ge
wone" volk, waarvoor hij een Duitse
Mis maakte, die overwegend in de
landstaal was gesteld. Daarnaast
maakte hij van het zingen door de
gemeente in de kerk een integrerend
onderdeel van de godsdienstoefe
ning, iets dat voorheen nog slechts
incidenteel gebeurde.
DE MUZIKALE GEVOLGEN
VAN DE HERVORMING
Op muzikaal terrein is het belang
rijkste resultaat van de Hervorming
wel deze gemeentezang. Het volk
kwam er meer door in contact met
de muziek dan ooit tevoren. De mu
ziekbeoefening kwam in een veel
algemener belangstelling te staan.
Want terwijl in Duitsland Luther de
liturgie in nationale zin vormde, sti
muleerden Zwingli en Calvijn in
Zwitserland de kerkmuziek (psal
men en geestelijke liederen) in de
landstaal. In de plaats van de oor
spronkelijke liturgische gezangen
(Credo, Kyrie, enz.) kwamen gelei
delijk ook in Duitsland de Evangeli
sche Duitse liederen, waarvoor Lu
ther zelf vele teksten schreef.
Bij het samenstellen van een re
pertoire Duitse liederen werd Luther
bijgestaan door de componist Johann
Walther (1496-1570), die in 1524 't
eerste Protestante gezangboek het
licht deed zien. Ook door andere
componisten uit de 16e en 17e eeuw
werden teksten van Luther op mu
ziek gezet. Hiertoe horen o.a. Resi-
narius, Eccard, Schein, Calvisius,
Hassler, Praetorius, Scheidt, le Mai-
stre en Gumpelzheimer.
Van het Nederlands Madrigaal-
en motet-koor o.l.v. Marinus Voor
berg is onlangs een grammofoonplaat
verschenen, waarop een viertal tek
sten van Luther voorkomt in de mu
zikale versies van alle bovengenoem
de componisten. Eén en ander vormt
interessant vergelijkingsmateriaal.
Het Calvinistische psalter werd in
eerste instantie door Zwitserse com
ponisten op muziek gezet. Meerstem
mige zettingen leverden later Goudi-
mel, Lejeune en Sweelinck.
DE GROTEN
VAN DE PROTESTANTSE
KERKMUZIEK:
SCHUTZ, BACH, HANDEL
De ontwikkeling van de protes
tantse kerkmuziek duurde voort tot
omstreeks de dood van Johan Sebas-
tiaan Bach. Van eenvoudig kerklied
werd de muziek machtig en indruk
wekkend als bij Bach's Passionen en
Oratoria.
Uit de door koor gezongen liede
ren (Motetten) ontstonden de Kerk-
cantates, die aanvankelijk alleen door
basso continuo werden begeleid, maar
allengs meer instrumentale aspecten
kregen. De cantate kreeg ook een
veel uitgebreidere vorm dan het Mo
tet. Naast de koorteksten uit de
psalmen, kwamen de beschouwingen
over deze teksten en over gedeelten
uit de Bijbel, die door solisten wer
den gezongen. Ook zuivere instru
mentale muziek werd in de kerk ge
speeld (het z.g. kerkconcert) tewijl
op het orgel niet alleen begeleidingen
werden uitgevoerd, maar ook solo
stukken. Tegen het eind van de 17e
eeuw werd het koraalvoorspel steeds
ingewikkelder en groeide uit tot een
complete improvisatie op de koraal
melodie.
Heinrich Schütz was één der eer
ste werkelijk grote protestantse com
ponisten. Zijn naam komt tegen
woordig nóg voor op de programma's
van kerkconcerten. Hij componeerde
instrumentaal-vocale cantates, passi
onen en oratoria. Schütz, die in 1585
(honderd jaar voor Bach) werd ge
boren, is de grootste schepper van
Evangelische kerkmuziek vóór Bach.
Hij studeerde muziek in Italië, waar
hij kennis maakte met de Italiaanse
schoonheidsidealen. Dit, gecombi
neerd met de Duiste mistiek, leverde
Schütz' grote vocale werken op.
Schütz' muziek bezit al een sterke
dramatische inslag, die we later ook
horen in Bach's Passionen.
Johann Sebastiaan Bach is echter
de grootste geest van de Protestantse
kerkmuziek. Hij werd in 1685 ge
boren en is lange tijd Kantor ge
weest van de Thomaskirche te Leip-
Tholen en industrialisatie
De protestantse kerkmuziek
Tholen had een goede muziekavond.
Naar het zeehengelconcours
Zangconcours te St. Maartensdijk
Jubileumwedstrijd te St. Annaland
In ons vervolgverhaal leest U over Douglas Bader
na het vliegtuigongeluk
De gierigaard heeft armoede,
de spaarzame weert armoede,
de verkwister roept armoede.
en wij wensen U prettige Pinksterdagen
,,En van hen werden gezien ver
deelde tongen als van vuur, en het
zat op een iegelijk van hen". Ja,
Pinksteren is: vuur, vuur dat neer
daalt uit de hemel, vuur dat zich
meedeelt aan aardse mensen. En
vuur betekent: kracht, elementaire
kracht, kracht om te getuigen, kracht
om op te staan en de wereld in te
gaan, kracht om daden te volbren
gen van geloof en van liefde. De
apostelen ontvingen deze kracht. En
die kracht wordt ieder gelovige be
loofd. Maar, het zijn grote woorden,
die wij aldus uitspreken. Het zou
kunnen zijn, dat wij „speelden met
vuur". Dat zou ons dan vroeg of
laat noodlottig kunnen worden.
Zondag is het Pinksteren. Wordt
het spel nu ernst? Laat ons onszelf
dan eerlijk vragen: Beseffen wij de
afstand die ons scheidt van Gods
vuur? Is in ons de eerbied voor het
wonder dat geschieden kan, als God
het wil? En is er dan in ons het
oprechte verlangen dat iets van dit
wonder zich ook eens aan ons moge
voltrekken, Pinksteren 1956, in deze
tijd, in dit leven? Bidden wij God
om Zijn vuur, opdat ook wij, ja tóch
ook wij, bezielde mensen mogen wor
den, gelouterd door Zijn gloed, ge
dreven door Zijn liefde.
Uit „Wijd Uw dag."
zig. In deze functie schreef hij een
verbluffende hoeveelheid geestelijke
werken, die nu, een kleine drie hon
derd jaar later, nog bijna alle bekend
zijn en regelmatig worden uitge
voerd.
Ieder jaar is de uitvoering van de
Matthaus Passion weer een religieus
en muzikaal hoogtepunt. Bach schreef
muziek, die in de eerste plaats be
stemd was voor kerkelijk gebruik,
maar ook zijn honderden wereldlijk
Johann Sebastiaan Bach, een der grootste
scheppers van protestantse kerkmuziek.
geörienteerde werken vormen stuk
voor stuk hoogtepunten in de mu
ziekgeschiedenis. Zijn werktempo is
haast ongelooflijk. Naast grote wer
ken als de Matthaus Passion, de Jo
hannes Passion, het Magnificat en
de Hohe Messe, componeerde hij ca.
200 Kerk-cantates, die elk weer voor
een andere zondag bestemd zijn. Uit
zes van deze cantates ontsond het
prachtige Weihnachts - Oratorium.
Instrumentaal is Bach het grootse
genie van zijn tijd. Als orgelcompo
nist is hij niet te evenaren. Nog al
tijd wordt in de kerken regelmatig
zijn muziek op orgel gespeeld.
Georg Friedrich Handel is, samen
met Bach, de samenvatter van de
Renaissance in de muziek. Zijn mu
ziek verschilt echter sterk van die
van Bach. Handel is dramatischer,
uitbundiger en minder vroom in zijn
muziek dan Bach. Dit komt voorna
melijk door zijn vele reizen in Italië,
waar hij kennis maakte met de zon
nige natuur van de Italiaan, en waar
hij ook de grondslagen legde voor
zijn grote opera's.
Handel bracht lange tijd van zijn
leven in Engeland door, waarhij mu
zikaal en maatschappelijk groot suc
ces had. In Engeland schreef Handel
ook zijn religieuze werken. Hierbij
nam hij vaak de muziek van Purcell
als voorbeeld. Het meest bekend is
wel het oratorium „The Messiah",
dat de meeste overeenkomst ver
toont met de muziek van Bach.
MODERNE COMPONISTEN
Na de dood van Bach, bij het be
gin der romantiek, is de protestantse
kerkmuziek sterk in verval geraakt.
De romantische opvatting over de
kunst liet geen ondergeschiktheid
aan het Goddelijke toe.
Op 't ogenblik echter is er vooral in
Duitsland een sterk streven naar ver
dere verrijking van de protestantse
liturgie. Er komen dan ook steeds
meer componisten, die zich gaan be
zighouden met muziek, die in de eer
ste plaats is bedoeld voor kerkelijk
gebruik.
Een zeer belangrijke naam in dit
verband is Hugo Distier. Deze Duit
se componist werd in 1908 geboren
en maakte in 1942 een einde aan zijn
leven, omdat hij de terreur van de
toenmalige Duitse machthebbers niet
kon verdragen. Distier heeft de geest
van Bach en diens tijdgenoten dienst
baar gemaakt aan het klankideaal
van zijn eigen tijd. Hiermee heeft hij
een belankrijke eerste stap gedaan
naar een herleving van de protes
tantse kerkmuziek.
OP HET ZEEHENGELCONCOURS
TE SINT-ANNALAND
Ga je gang maar, ik ben vegetariër.