EENDRACHTBODE Dan maar zo Vroegste en warmste lente sinds eeuwen Sociaal verzekering voor huispersoneel Is het zuinigheid die de wijsheid bedriegt heeft DIE goeie Steunschoenen Uitslag graslandverbeteringswedstrijd in de Scherpenissepolder, 13e JAARGANG No. 21 TWEEDE BLAD 12 APRIL 1957 GROTE MARKT BERGEN OP ZOOM Weerpraatje Nadat zij drie jaren achtereen te koud bleef. Uit de rede van ir. M. A. Geuze in de Eerste Kamer Onze parlementaire medewerker tipte in het vorig nummer de behandeling aan van de begroting van Verkeer en Water- staat en Sociale zaken door de Eerste Kamer. Tijdens die behandeling kwam ook Senator Geuze aan het woord. Onze parlementaire medewerker maakte ook daar gewag van, door ir Geuze met een enkele uitspraak te citeren. We hebben het vermoeden, dat onze lezers geinteresseerd zijn bij een uitvoeriger uittreksel van de door ir Geuze geleverde beschouwing op die begroting. Dank zij de welwillende medewerking van de Senator zelve zijn we in staat hierop uitvoeriger terug te komen. Hieronder volgt de gehouden rede. TOCH BEPERKING AUTONOMIE WATERSCHAPPEN De vermelding van het wetgevende pro gramma in de Memorie van Antwoord heeft in een enkel opzicht enige veront rusting bij ons teweeggebracht. Inzake het oppertoezicht en toezicht in normale om standigheden wordt een wetsontwerp aan gekondigd en wellicht ook t.a.v. de regeling van de bevoegdheden van het oppertoezicht bij dringend of dreigend gevaar. Hoewel wij gaarne blijven veronderstellen dat de Minis ter zijn steeds ingenomen standpunt met be trekking tot de antonomie der waterschappen niet zal wensen te herzien, hebben wij ons bij de opsomming de vraag moeten stellen of wellicht de druk die bij voortduring wordt uitgeoefend, om de autonomie der waterschappen zoveel mogelijk in te perken, niet geheel aan hem is voorbijgegaan. Als toezicht en oppertoezicht teveel bevoegdhe den krijgen zijn de waterschappen de dupe. Een geruststellend woord op dit punt van zijne exellentie zal onze fractie zeer welkom zijn. CONCENTRATIE VAN WATERSCHAPPEN Gaarne willen wij onze instemming betui gen met datgene wat de Minister op blz. 23 van de M.v.A. 2e kolom zegt over het vraagstuk van de concentratie van water schappen. Met de Minister zijn wij van mening dat de Kroon in dezen geen initiatief zal behoeven te nemen. De aandrang, te recht door de Minister op de Prov. Besturen uitgeoefend blijkt in de practijk thans zeer wel tot effect te leiden. Zo heeft het Prov. Bestuur van Drente zich tot taak gesteld de daar in 1946 bestaande 146 waterschap pen terug te brengen tot 18 a 20 stuks van een grote van merendeels 10 a 30 duizend hectaren. In Zeeland zijn momenteel bij de Staten concentratie-voorstellen aanhanging voor Schouwen en Duiveland, Tholen en Noord-Beveland, terwijl bekend is dat be sprekingen voor Zuid-Beveland zich in een vergevorderd stadium bevinden en Oost Zeeuwsch Vlaanderen in voorbereiding is. Het getuigt van wijsheid en beleid dat de Minister deze zaken niet geforceerd heeft, zodat de betrokkenen in de diverse streken naar de concentratie-idee hebben kunnen toegroeien. De vruchten vallen thans de Minister vanzelf in de schoot, terwijl hij anders onrijpe vruchten met een stok had moeten afslaan, wat wel eens op buikpijn had kunnen uitlopen. Overigens dient men deze concentratie idee, zoals van sommige zijden wel pleegt te gebeuren, ook niet eenvoudig voor te stellen. Ik moge daartoe enige voorbeelden uit het Z.W. des lands ter illustratie rele veren, Een van de aspecten van de con centratie is daar o.m. dat er een verzwaring van lasten voor oudere binnenpolders op zal treden in de loop van b.v. de volgende 15 jaren van fl. 10/ha tot ƒ1 55/ha. De be trokken eigenaren in deze binnenpolders, waarbij diverse, die bij de watersnood op geen enkele wijze betrokken zijn geweest, zien de waarde van hun grond dientenge volge ineens flink dalen. Dit aspect mag niet zonder meer vergeleken worden met nor maal voorkomende verhogingen van dijk- De Minister zegt daarover dat het tempo in het algemeen wel voldoende is. Het hangt er nu maar van af hoe men dit moet lezen. Zegt de Minister dat het tempo in het algemeen wèl voldoende is, of moet ik het lauw als volgt lezen: 't is in 't algemeen wel voldoende, maar ja, nou ja. Ik moet U zeggen. M.d.V., ik vrees dat de Minister beide versies bedoelt. Er is veel gedaan, dat willen we gaarne vooropstellen en hoog waarderen, ik stel er prijs op dit uit te spreken en ik memoreer in t' bijzonder het vele werk dat in de laatste jaren door allen in dienst van Rijk, Provincie en Water schappen in dit opzicht is verricht; het is evenzeer zo, dat het niet mogelijk was en is alles tegelijk te doen: doch tenslotte mogen we niet wegcijferen dat er op menig critiek punt nog steeds niets gebeurd is. Wanneer ik lees dat: „de beveiliging van het havenkanaal te Zierikzee is vertraagd, doordat de belanghebbenden van wie het voorstel uit diende te gaan, eerst laat met aanvaardbare plannen gereed waren en daarna het overleg inzake het subsidie per centage nog enige tijd heeft genomen, maar dat intussen nu alle hinderpalen voor de uitvoering zijn weggenomen", dan verheugt me dit laatste zeer, maar dan denk ik tevens aan die 4 jaren die inmiddels verlopen zijn tussen de ramp en nu en het feit dat enkele van de deskundigste waterstaatsfiguren van Nederland de dijken van het havenkanaal te Zierikzee één van de zwakste, zo niet de zwakste plek van het gehele Delta-gebied genoemd hebben. En nu de verklarende passage uit d M.v.A. van zoeven in zijn volle waarde latende voor wat zij is en in het midden latende wat nu de oorzaken van de geschillen over „aanvaardbaarheid" en „Subsidiepercentages" zijn geweest, maakt de Minister zich nu niet met ons bezorgd over dergelijke in de praktijk optredende vertragingen. Ik kan niet aannemen dat dit niet het geval zou zijn. TERSCHELLING Ik moge, om niet in het Z.W. des lands te blijven hangen, een ander voorbeeld naar voren halen, en wel Terschelling. Het heeft tweemaal, ja driemaal, geen duimbreed ge scheeld of Terschelling met zijn 3550 inwo ners, een 200 boerderijen en recreatiegebid voor naar schatting 50.000 vacantigangers 's jaars, was rampgebied geworden. Op 1 febr. '53 kwam het water 25 cm hoger dan de hoogstbekende stand in 1825 n.l., 3.18 N.A.P. T.g.v. het feit dat de wind naar het N.W. draaide bleef het eiland voor een ramp gespaard en de schade beperkt. Op 21 dec. '54 steeg het water tot 3.06 N. A.P. en werd wederom golfoverslag bij Striepersdijk geconstateerd. Twee dagen la ter steeg het peil weer tot 3.06 en be droeg de golfoploop 1.30 tot 1.40 meter bij een kruinhoogte van de dijk van 4 a 4.25 meter, zodat op vele plaatsen golfoverslag tot lengtes van 50 meter optrad. Dank zij de gunstige windrichting, wederom N.W., werd het water naar de Friese kust opge stuwd en liep alles goed af. Toch moeten we constateren dat Terschelling andermaal door het oog van de naald gekropen was. Wat is er nu intussen gebeurd om de nood zakelijke dijksverzwaring en -verhoging, welke laatste ik op een meter of twee durf te schatten,tot stand te brengen. Heel veel, maar in de praktijk nog niets. De provincie Friesland moet reeds meer dan 2 jaar ge leden plannen ter verbetering aan de Minis ter hebben voorgelegd. Naar ik meen heeft de Minister vorige zomer persoonlijk aan besprekingen over deze kwestie deelgeno men. Er is weer een winter overheengegaan, gelukkig zonder abnormale waterstanden, doch wanneer komt er nu een beslissing. Ik kan alweer niet aannemen dat de Minis ter dergelijke dingen een bevredigend karak ter zou willen toekennen. BEPERKINGEN In het licht van deze vertragingen kun nen we, M.d.V., helaas moeilijk gerust zijn op de beperking van fl. 8.000.000 op art. 192, versterking zwakke plaatsen in hoog waterkeringen, Hebben we hier nu inder daad te doen met 'n zuinigheid die de wijsheid bedriegt? Moeten we uit het op blz. 4, le kolom van de M.v.A. vermelde globale on derzoek en de daarna volgende formulering opmaken dat er alleen reeds aangevatte werken voortgezet zullen worden en nieuw in te dienen verbeteringen van zwakke plaatsen dit jaar uitgeschakeld zijn? Zou de Minister meerdere specificatie kunnen geven over deze beperking van de zwakke plaatsen? M.d.V., ik ben door de schriftelijke toelich ting van Z.E. geenszins gerustgesteld en ik kan me voorstellen dat er mensen in Ne derland zijn die over deze zaken wel eens wakker liggen en heus niet alleen wanneer het stormt. „Zonder de graslandverbeteringswedstrijd hadden we in één jaar niet zo n vooruitgang op het gebied van het grasland kunnen boeken", was de mening van de deelnemers aan de wedstrijd. Woorden van waardering werden tot de Landbouwvoorlichtingsdienst gericht, die de stoot tot deze wedstrijd heeft gegeven, die een stimulans was voor alle graslandgebruikers in de Scherpenisse- polder en daarbuiten. Dit kwam uit de mond van de deelnemers zelf toen op 14 februari in hotel Sturris te Scherpenisse de uitslag 'werd bekend gemaakt. De voorzitter van de jury deelde mee, dat de prijzen spontaan beschikbaar waren gesteld door de Coöperatie „Eiland Tho len", een weidesleep, le prijs: de Kring van de Z.L.M., afd Tholen, afrasterings materiaal, 2e prijs en een zeis 3e prijs; de afdeling van de Z.L.M. te Scherpenisse, een zaaibekken, 4e prijs, een mestriek. 5e prijs, een slegge 6e prijs; de Kunstmestver- eniging „Scherpenisse", 100 kg kunstmest; verder een beker van de Ned. Heide Mij. voor de grootste verbetering. Hij verzocht de diverse vertegenwoordigers de dank van geschot. Het mag dan ook niet onderschat j de jury, de Rijkslandbouwvoorlichtingsdienst worden, dat van de betrokkenen thans velen en de deelnemers aan hun verenigingen over vrijwillig aan deze concentratie's mede werken; zij stellen terecht het waterstaat kundig belang van het grotere gebied op de voorgrond. Dit doet ook de Minister en wij mogen dus aannemen dat er geen bijdragen voor uitvoering van werken afhankelijk ge steld zullen worden van stadia, waarin con centratie's al of niet verkeren. ZWAKKE PLAATSEN Hiermede ben ik tevens toe aan de kwes ties rond de verbetering der zwakke plaatsen in de zeeweringen. te brengen. Vervolgens gaf hij het woord aan de heer F. de Ronde, die een uiteenzetting gaf over de keuringen en de bereikte resultaten. Er is 3 keer gekeurd (voorjaar, zomer en najaar). le keuring: 1 mei op ontwatering, winter en voorjaarsverzorging en bestand. 2e keuring: 26 juli op gebruik, groeitrappen, zomerverzorging, drinkwatervoorziening en afrastering. 3e keuring: 6 december op gebruik van overtollig gras, algemene indruk en na jaarsverzorging. Het maximum aantal punten is voor ont watering 20 en voor de andere onderdelen 10. Keurmeesters. De heren C. van Dalen te Tholen en W. A. de Wilde te Scherpenisse waren bereid om als keurmeester op te tre den, terwijl de assistent en de specialist voor weide- en voederbouw hun medewerking verleenden. 1. De ontwatering. De cijfers variëren van 8 tot 20. Dit is een verschil wat in hoofdzaak te wijten is aan de verzorging van de greppels. In verschillende geval len had het trekken van een greppel een grote verbetering kunnen geven. Het dichttrappen van de buizen die het water uit de greppels in de sloot moeten bren gen kwam ook voor. Het is noodzakelijk de ontwatering reeds in het najaar in orde te maken. 2. De verzorging in het voorjaar. Het grote verschil in punten toont ook hier, dat er soms weinig of niets aan de verzorgnig gedaan was. Het kwam voor, dat de mestflatten, de grasbossen en de mols hopen van vorig het jaar op het veld achtergebleven waren. 3. Het grasbestand. Het bestand gaf vrij grote verschillen te zien. Hierbij is voor al de grondsoort, ontwatering, tijd van inzaai en behandeling belangrijk voor de dichtheid van de zode en het voor komen van meer of minder goede grassen. 4. Groeitrappen en grootte van de percelen. Er werd gelet op voldoende groeitrap pen, de veebezetting en het weiden of hooien. Het kwam voor dat er wel vol doende percelen 'waren, maar dat twee of meer percelen tegelijk beweid werden. De groeitrappen zijn dan voor eén hele zomer verdwenen. Het is noodzakelijk om elk perceel afzonderlijk te blijven beweiden tot oktober om het volle pro fijt van de bemesting en de grasgroei te trekken. 5. Zomerverzorging en onkruidbestrijding. Op de meeste bedrijven was hieraan vrij veel aandacht geschonken, onkruid kwam er weinig voor, de mestflatten waren meestal goed gespreid. Op sommige percelen waren er plekken, vooral waar kweekgras stond, die slecht door het vee afgegeten werden. Na elke beweiding afmaaien van de bos sen en spreiden van de mestflatten is noodzakelijk voor een hoge grasproduk- tie. 6. Drinkwater en afrastering. Hierbij is vooral gelet op wat voor water de dieren te drinken kregen. Soms was er een bak bij de put geplaatst om de dieren zuiver water te verstrekken. In sommige geval len liepen de dieren in het water te bag geren wat als drinkwater dienst moest doen. 7. Gebruik overtollig gras. Het benutten van het overtollige gras door beweiden, hooien, kuilen of drogen liet hier en daar nogal wat te wensen over. Het gras wat niet voor beweiden nodig is moet voor wintervoer bestemd worden. Het is beter iets te krap dan te ruim in het gras te zitten. Te lang gras geeft geen goede voeding en wordt slecht opgenomen. 8. Algemene indruk. Hierbij werd gelet op alle punten samen bij de laatste keuring. In sommige gevallen was er na de keu ring in juli niet veel meer gedaan aan het spreiden van de mestflatten en het bossen maaien. Vooral het ruig de win ter ingaan is buitengewoon slecht, hier door krijgt men een holle zode en een lagere grasproduktie in het volgend jaar. Hierna kreeg de Rijkslandbouwconsulent, Dr Ir C. W. C. van Beekom, het woord. Deze begon met er op te wijzen, dat er in ieder mens een streven naar verbeteren is. Hij wees er verder op, dat verschillende cultuur-technische verbeteringen (ontslui ting, afwatering, betere kavelvormen enz.) niet individueel kunnen worden aagepakt. Daarom gebeurt dit in groter verband. Nu vele van deze knelpunten zijn weggenomen, krijgt de boer gelegenheid gemakkelijker te produceren. Wanneer men zich afvraagt of men tevreden is met deze moderne tijd, zijn er die het hoofd schudden. Toch moeten we HAMERS ons realiseren, dat het harde feit er is, dat we met onze tijd mee moeten, willen we ons kunnen handhaven in de huidige maat schappij. Modernisering gaat in de industrie vlug ger dan in de landbouw. Aansluitend op de woorden van de alg. voorzitter der Z.L.M. „Geef ons de tijd, en wij zullen de bedrijfs cultuur veranderen", wees hij er op, dat omschakelen naar de moderne bedrijfsvoe ring niet in een handomdraai kan plaats vinden. Er moet flink aangepakt worden. Het is duidelijk, dat men van de nieuwe mogelijkheden door de verkaveling gescha pen gebruik wil maken; niet alleen met het woord, maar ook met de daad. Het is te hopen, dat dit initiatief zal wer ken als een olievlek en dat binnen korte tijd de standweide op het eiland Tholen geheel tot het verre verleden zal behoren. Hierin is Scherpenisse voorgegaan. Na er op gewezen te hebben dat het areaal grasland op Walcheren met 20% is ingekrompen, maar het aantal stuks vee op peil is gebleven, en dat dit op Tholen ook kan geschieden, ging de heer Van Beekom over tot de prijsuitreiking met de woorden: „U hebt niet alleen een prijs ge wonnen, maar en dit is het allerbelang rijkste betere bedrijfsresultaten behaalt. Ga zo voort! U bent op de goede weg!" De prijswinnaars waren le prijs M. van Ast 76,8 punt 2e prijs A. L. Polderman 76,3 punt 3e prijs J. Hage 75,9 punt 4e prijs J. Tichen 75.8 punt 5e prijs J. Uijl 74,8 punt 6e prijs D. Duijnhouwer 72,6 punt Beker voor beste verbetering aangebracht A. Bolier. Nadat nog en geanimeerde bespreking en een vruchtbare uitwisseling van ervaringen had plaats gevonden en met algemene stem men werd besloten om de wedstrijd in 1957 voort te zetten, sloot de voorzitter met een woord van dank de vergadering. De Assistent A, J. Markusse Er kan in april of mei nog een kink in de kabel komen zodat de lente (maart-april-mei) uiteindelijk helemaal niet zo fraai en warm wordt als zich tot op heden laat aanzien. Maart heeft overigens een pracht voor beeld gegeven want het werd in de Bilt met een gemiddelde etmaaltemperatuur van 8.4 C de warmste maand maart van 1706 af, toen men met nauwkeurig temperatuur- waarnemingen in ons land is begonnen. Het record, dat tot dusver op naam van maart 1750 stond, werd met 0.4° C geslagen. „Een nieuwe lente een nieuw geluid", hoort men vaak zeggen en inderdaad is dit in de natuur het geval, want drie jaren achtereen hebben wij een zeer laat en te koud voorjaar gehad. Zoals uit berichten (bij het K.N.M.I. ontvangen) over data van bladontplooiing bij de wilde kastanje en bloei van vroege perebomen is op te maken, heeft de natuur een voorsprong van ruim een maand vergeleken met verleden jaar. De laatste keer dat het voorjaar ook zo warm en vroeg was, alhoewel iets minder voorlijk dan thans, was in 1938. Wanneer ook april ons niet bedriegt (de start met droog en zonnig weer was gun stig) dan zal de lente van 1957 deze ab normale voorsprong kunnen behouden, maar... laten wij de lente toch niet te veel prijzen vóór het zomer is. In 1938, toen maart ook zo warm en vroeg van stapel liep, volgde er een veel te koude april- en meimaand en was er van een voorsprong aan het einde van de lente geen sprake meer. Het meeste gevaar zijn wij te duchten van de „IJsheinligen". Nu alles zo vroeg in bloei staat zijn er al heel wat gewassen die na half april al kwetsbaar worden voor nacht vorst, terwijl verleden jaar er zelfs in begin mei nog niet veel kon bevriezen, doordat toen alles zo bijzonder laat in bloei kwam. APRIL DOET WAT HIJ WIL *3 t Tot de vele rijmpjes die er over april bekend zijn, als „April doet wat hij wil", behoort ook een rijmpje dat luidt „Aprilletje zoet geeft nog wel eens een witte hoed." Een bewijs leverde april 1950 toen zelfs op 25 april ons land onder een laagje sneeuw werd bedekt. Wat wij tot op heden ook nog gemist hebben zijn de beruchte „Maartse buien". Nu komt er wel eens een lente voor dat er van begin maart tot eind mei geen maartse bui te bekennen is, maar vergeet niet, dit zijn uitzonderingen. Verstandig is het daarom, het hoofd, ondanks de warme dagen die er al kunnen voorkomen in april, koel te houden. En... vooral de bezitters van een tuintje met vroege aardappelen, aardbeien en andere vorstgevoelige gewas sen, blijft op Uw hoede voor koude, heldere en windstille nachten waarin nachtvorst wordt verwacht. Het zou helemaal iets heel bijzonders worden wanneer wij zonder vreemde en koude grillen deze lente doorkomen en zon der onderbreking de zomer in zouden duiken. (nadruk verboden) De invoering van de algemene ouder- domsverzekering heeft in het bedrijfsleven tot heel wat rekensommen aanleiding gege ven Echter niet alleen het bedrijfsleven, ook menig huisvrouw heeft met deze wet te ma ken, als ze n.l. voor korter of langer tijd een hulp in de huishouding of een werk ster in dienst heeft. Omdat niet alleen de voorschriften van de nieuwe wet, maar ook de spelregels van de andere socialewetten voor de hiusvrouw vaak onbekend zijn, willen we trachten in dit artikel dit alles duidelijk te maken. OVER WELK HUISPERSONEEL GAAT HET? In dit artikel hebben alleen dat huisper soneel op het oog dat alleen in de huis houding van een particulier werkt. Dus de hulp in de huishouding van een leraar, van een ambtenaar, van een boukhouder e.d., in het algemeen dus iemand die niet zelf een bedrijf of een zelfstandig beroep uit oefent. Dienstmeisjes en werksters die be halve in de huishouding, ook in het bedrijf of beroep werken (schoonmaken van winkel of kantoor bijv.) laten wij buiten beschou wing. VOOR WELKE WETTEN VERZEKERD Het huispersoneel dat uitsluitend in de huishouding werkt, is alleen verzekerd voor de ziektewet, het ziekenfondsbesluit, de in validiteitswet en de algemene ouderdoms wet. Voor de invaliditeitswet is men altijd verzekerd, ook al werkt men maór één dag per week. Voor de algemene ouderdomswet is de werknemer verzekerd als zij op meer dan twee dagen in dezelfde betrekking werkt Van een werkster die twee halve dagen komt, behoeft dus geen premie te worden ingehouden. Voor de ziektewet en het zie kenfondsen besluit is 't huispersoneel slechts verzekerd als het inwonend is, of als ten minste 5 dagen per week bij dezelfde werk gever wordt gewerkt. VOORBEELDEN 1. Een werkster komt alleen vrijdags morgens. Zij is alleen verzekerd krachtens de invaliditeitswet. Mevrouw moet op haar rentekaart dus elke week een dagzegel plak ken. Op het loon mag geen premie worden ingehouden. 2. Een morgenmeisje werkt op vier och tenden per week. Zij is verzekerd voor de invaliditeitswet en voor de algemene ou derdomswet. Op de rentekaart moeten per week 4 dagzegels worden geplakt. Daar een weekzegel iets goedkoper is dan 4 dagzegels, is het in zo'n geval eenvoudiger om een weekzegel te plakken. De premie voor de algemene ouderdomsvoorziening moet op het loon worden ingehouden en eens per half jaar aan de Ontvanger der Belastingen worden afgedragen. Daar in de praktijk meestal een netto loon wordt afge sproken, komt het hierop neer dat Mevrouw bovendien de premie A.O.W. betaaltt, zodat1 het werkelijke loon hoger is dan het uitbe taalde bedrag. Eigenlijk zou de premie dus ook over een hoger bedrag moeten worden berekend. Volgens een aantekening op de ta bel is dit echter niet nodig. De premie wordt dus betaald op grond van het netto loon. 3. Tenslotte geven wij nog een voor beeld van een diensbode die gehele dagen werkt en bovendien kost en inwoning geniet. Dit meisje is verzekerd voor de invaliditeits wet, voor de ziekte wet. voor het zieken- fondsenbesluit en voor de algemene ouder domswet. WETTEN DIE NIET VAN TOEPASSING ZIJN Huispersoneel is niet verzekerd voor de werkeloosheidswet, de kinderbijslagwet en de ongevallenwet. IN TE HOUDEN PREMIE Nu wij hebben vastgesteld welke wetten in bepaalde gevallen van toepassing zijn, komt de vraag aan de orde of op het loon ook premie moet worden ingehouden en zo ja, hoeveel. Voor de invaliditeitswet mag geen premie worden ingehouden. De ver schuldigde rentezegels komen dus geheel voor rekening van Mevrouw De premie die volgens de algemene ou derdomswet is verschuldigd, kan zeer een voudig worden afgelezen uit een tabel. Deze tabel, waarin ook de eventueel te betalen loonbelasting is vermeld, bestaat uit twee delen, n.l. één voor inwonend personeel en één voor uitwonend personeel. De verschul digde premie wordt vastgesteld op grond van het loon in geld dat wordt uitbetaald. Met z.g. verstrekkingen in natura, zoals een koffiemaaltijd of een warme maaltijd, behoeft dus geen rekening te worden ge houden. Het bepalen van de premie A.O.W. is daardoor wel zeer eenvoudig. Het zelfde geldt van de loonbelasting. Van de premie voor de ziektewet moet 1% van het loon worden ingehouden, terwijl het werknemers aandeel van de premie voor het zieken- fondsenbesluit 2,1% bedraagt. In een volgend artikel zullen wij enkele voorbeelden van loonberekeningen geven. Tevens zullen wij dan behandelen hoe de verschuldigde premie moet worden betaald of afgedragen. 12 PAUL BRICKHILL de levensgeschiedenis van Douglas Bader, de Engelse piloot zonder benen Het enige vervelende vond hij het theoretisch onder richt. Vliegtheorie, motoren, verbindingsdienst, bewape ning e.d. konden er nog mee door want die vakken waren nog wel tamelijk interessant, maar wiskunde Dat geloofde hij wel. Bovendien was het rugby seizoen aangebroken. Hij*werd in het eerste vijftiental gekozen en voor de eerste maal versloeg Cranwell zowel Sand hurst als de Militaire Academie van Woolwich. De leerling vliegers kregen elke maand vier pond zakgeld, maar elke twaalf weken kreeg Bader bovendien nog een chèque van twaalf pond van Walter Dingwall. Bij de eerste van deze chèques was een briefje ingesloten met de opmerking dat er geen enkele reden was dat Bader minder zou hebben dan een ander. Diep geroerd schreef hij ettelijke brieven van dank, steeds weer ver rast door Dingwall's edelmoedigheid. Hij kreeg dan vriendelijke briefjes terug, maar altijd hield Dingwall zich op de achtergrond. Men kon nooit goed hoogte van hem krijgen, maar hij scheen voldoening te vinden in zijn stille altruïsme. Sinds hij St. Andrew's had ver laten, zag Bader hem niet meer terug, maar hij kwam er achter dat Dingwall voornemens was geweest zijn op leiding in Cranwell zelf te bekostigen, indien hij geen beurs had gekregen. Hij ontdekte een aantrekkelijke kant aan het theore tisch onderricht, namelijk de bestudering van de ervari- gen der „aces" uit de Eerste Wereldoorlog, zoals McCudden, Bishop, Ball en anderen. Hun verhalen over luchtgevechten wakkerden zijn begeerte om jachtvlieger te worden nog sterker aan en hij stemde ten volle met hun opvattingen in Zorg dat je tegenstander zo dicht mogelijk nadert en bestook hem dan met alles waar je over beschikt. In de lucht moedigde Pearson hem aan tot lucht- acrobatiek (aerobatics genaamd) en leerde hij hem de Avro niet door de lucht te „smijten", maar het toestel onberispelijk door alle manoeuvres uit het leerboek te leiden. Bader leerde niet alleen de opwinding ken nen doch ook de voldoening van de artist, zoals in de langzame rol, waarbij de vlieger het toestel gelijkmatig om zijn lengteas laat draaien, zonder daarbij hoogte te verliezen. Maar niet al zijn vliegen was volgens het theorie-boek. Een ondernemende mede-leerling, Hank More (die later het D.F.C.*) zou krijgen en in het Verre Oosten om het leven kwam), verzon een adem benemend waagstuk. In de lucht klom hij uit de achterste cockpit, bond een zakdoek om de stuurknuppel in de voorste cockpit, om dan nog juist op tijd naar zijn plaats terug te keren. De vlieger moest zijn parachute afdoen om dat kunststuk uit te kunnen halen. John Chance, een vriend van Bader, deed het hem na en natuurlijk kon Bader toen op zijn eerstvolgende solovlucht niet achter blijven. Hij vond het een opwindende ervaring als een ruiter op een ongezadeld paard op de romp van de Avro te zitten, zich met bijde benen vastklemmend terwijl zijn handen de zakdoek vastknoopten. Natuurlijk moest toen iedere andere leerling het ook doen Dat kon niet wan neer er een instructeur in de voorste cockpit zat, want die instructeur zou (a) in de weg hebben gezeten en (b) de cadet van de opleiding hebben geschopt. Het ge vaarlijkste van de stunt was dan ook volgens de cadetten de kans dat je gesnapt werd. Behalve rugby speelde hij ook hockey en deed hij aan boksen. Zijn eerste gevecht won hij door een knock out in de eerste ronde. Een sergeant-instucteur had hem geleerd dat wanneer men een tegenstander in het begin van een match hard op de kin treft, hij veel gemakke lijker uitgeslagen kan worden dan later wanneer hij warm is en transpireert, want dan kan zijn lichaam de stoot beter absorberen. Toen hij dus in de ring kwam, vloog Bader bij de eerste gongslag meteen op zijn tegenstander af, drong met een hagel van slagen en stoten door diens verdediging heen en sloeg hem binnen de minuut knock-out. Al zijn volgende gevechten ver liepen volgens hetzelfde schema en hij kreeg een repu tatie van belang. Hij had de kenmerkende gestalte en het temperament van een middengewicht. Toen hij twin tig was, had hij zich ontwikkeld tot een zwaar gespierde knaap van bijna 1,80 m lengte, met sterke harde handen. Hij was een aantrekkelijk uitziende kerel met een paar heldere, blauwe ogen onder donkere wenkbrauwen. Sommige van de andere cadetten begonnen hem al te beschouwen als een soort super-man, doch enkele offi cieren zagen hem veeleer als een enfant terrible. De waarheid was echter dat discipline alleen niet voldoende was om hem in toom te houden. Wat hij nodig had was verantwoordelijkheid of een positief doel, dat hem bezig hield, maar beiden ontbraken en daarom maakte hij een sport van het overtreden van minder belangrijke voorschriften. Hij liep kwartierarrest op toen hij als een razende op zijn motor rond jakkerde en toen hij weer uit kon gaan, deed hij 't weer en nu was de overtreding ernstiger omdat hij John Chance of zijn boezemvriend, de donkere, tengere Geoffrey Stephenson op de bagagedrager meenam (wat ten strengste was verboden). Voor vijftig pond kocht Change een oude Morris en het drital hield deze wagen een paar kilo meter buiten het kamp in een schuur verborgen. Vaak kwamen ze er midden in de nacht mee van Grantham terug en bereikten dan via een meer dan twee meter hoog, puntig hek hun bedden. Meermalen werden ze daarbij gesnapt, maar dat maakte deze sport alleen maar spannender. Risico hoorde er nu eenmaal bij. (wordt vervolgd)

Krantenbank Zeeland

Eendrachtbode /Mededeelingenblad voor het eiland Tholen | 1957 | | pagina 5