EENDRACHTBODE
Dan maar zo
Vroegste en warmste lente sinds eeuwen
Sociaal verzekering voor huispersoneel
Is het zuinigheid die de
wijsheid bedriegt
heeft DIE goeie
Steunschoenen
Uitslag graslandverbeteringswedstrijd in de
Scherpenissepolder,
13e JAARGANG No. 21
TWEEDE BLAD
12 APRIL 1957
GROTE MARKT
BERGEN OP ZOOM
Weerpraatje
Nadat zij drie jaren achtereen te koud bleef.
Uit de rede van ir. M. A. Geuze in de Eerste Kamer
Onze parlementaire medewerker tipte in het vorig nummer de
behandeling aan van de begroting van Verkeer en Water-
staat en Sociale zaken door de Eerste Kamer. Tijdens die
behandeling kwam ook Senator Geuze aan het woord. Onze
parlementaire medewerker maakte ook daar gewag van,
door ir Geuze met een enkele uitspraak te citeren.
We hebben het vermoeden, dat onze lezers geinteresseerd
zijn bij een uitvoeriger uittreksel van de door ir Geuze
geleverde beschouwing op die begroting.
Dank zij de welwillende medewerking van de Senator zelve
zijn we in staat hierop uitvoeriger terug te komen. Hieronder
volgt de gehouden rede.
TOCH BEPERKING
AUTONOMIE WATERSCHAPPEN
De vermelding van het wetgevende pro
gramma in de Memorie van Antwoord
heeft in een enkel opzicht enige veront
rusting bij ons teweeggebracht. Inzake het
oppertoezicht en toezicht in normale om
standigheden wordt een wetsontwerp aan
gekondigd en wellicht ook t.a.v. de regeling
van de bevoegdheden van het oppertoezicht
bij dringend of dreigend gevaar. Hoewel wij
gaarne blijven veronderstellen dat de Minis
ter zijn steeds ingenomen standpunt met be
trekking tot de antonomie der waterschappen
niet zal wensen te herzien, hebben wij ons
bij de opsomming de vraag moeten stellen
of wellicht de druk die bij voortduring
wordt uitgeoefend, om de autonomie der
waterschappen zoveel mogelijk in te perken,
niet geheel aan hem is voorbijgegaan. Als
toezicht en oppertoezicht teveel bevoegdhe
den krijgen zijn de waterschappen de dupe.
Een geruststellend woord op dit punt van
zijne exellentie zal onze fractie zeer welkom
zijn.
CONCENTRATIE
VAN WATERSCHAPPEN
Gaarne willen wij onze instemming betui
gen met datgene wat de Minister op blz. 23
van de M.v.A. 2e kolom zegt over het
vraagstuk van de concentratie van water
schappen. Met de Minister zijn wij van
mening dat de Kroon in dezen geen initiatief
zal behoeven te nemen. De aandrang, te
recht door de Minister op de Prov. Besturen
uitgeoefend blijkt in de practijk thans zeer
wel tot effect te leiden. Zo heeft het Prov.
Bestuur van Drente zich tot taak gesteld
de daar in 1946 bestaande 146 waterschap
pen terug te brengen tot 18 a 20 stuks van
een grote van merendeels 10 a 30 duizend
hectaren. In Zeeland zijn momenteel bij de
Staten concentratie-voorstellen aanhanging
voor Schouwen en Duiveland, Tholen en
Noord-Beveland, terwijl bekend is dat be
sprekingen voor Zuid-Beveland zich in een
vergevorderd stadium bevinden en Oost
Zeeuwsch Vlaanderen in voorbereiding is.
Het getuigt van wijsheid en beleid dat de
Minister deze zaken niet geforceerd heeft,
zodat de betrokkenen in de diverse streken
naar de concentratie-idee hebben kunnen
toegroeien. De vruchten vallen thans de
Minister vanzelf in de schoot, terwijl hij
anders onrijpe vruchten met een stok had
moeten afslaan, wat wel eens op buikpijn
had kunnen uitlopen.
Overigens dient men deze concentratie
idee, zoals van sommige zijden wel pleegt
te gebeuren, ook niet eenvoudig voor te
stellen. Ik moge daartoe enige voorbeelden
uit het Z.W. des lands ter illustratie rele
veren, Een van de aspecten van de con
centratie is daar o.m. dat er een verzwaring
van lasten voor oudere binnenpolders op zal
treden in de loop van b.v. de volgende 15
jaren van fl. 10/ha tot ƒ1 55/ha. De be
trokken eigenaren in deze binnenpolders,
waarbij diverse, die bij de watersnood op
geen enkele wijze betrokken zijn geweest,
zien de waarde van hun grond dientenge
volge ineens flink dalen. Dit aspect mag niet
zonder meer vergeleken worden met nor
maal voorkomende verhogingen van dijk-
De Minister zegt daarover dat het tempo
in het algemeen wel voldoende is. Het
hangt er nu maar van af hoe men dit moet
lezen. Zegt de Minister dat het tempo in
het algemeen wèl voldoende is, of moet ik
het lauw als volgt lezen: 't is in 't algemeen
wel voldoende, maar ja, nou ja. Ik moet
U zeggen. M.d.V., ik vrees dat de Minister
beide versies bedoelt. Er is veel gedaan,
dat willen we gaarne vooropstellen en hoog
waarderen, ik stel er prijs op dit uit te
spreken en ik memoreer in t' bijzonder het
vele werk dat in de laatste jaren door allen
in dienst van Rijk, Provincie en Water
schappen in dit opzicht is verricht; het is
evenzeer zo, dat het niet mogelijk was en
is alles tegelijk te doen: doch tenslotte
mogen we niet wegcijferen dat er op menig
critiek punt nog steeds niets gebeurd is.
Wanneer ik lees dat: „de beveiliging van
het havenkanaal te Zierikzee is vertraagd,
doordat de belanghebbenden van wie het
voorstel uit diende te gaan, eerst laat met
aanvaardbare plannen gereed waren en
daarna het overleg inzake het subsidie per
centage nog enige tijd heeft genomen, maar
dat intussen nu alle hinderpalen voor de
uitvoering zijn weggenomen", dan verheugt
me dit laatste zeer, maar dan denk ik tevens
aan die 4 jaren die inmiddels verlopen zijn
tussen de ramp en nu en het feit dat enkele
van de deskundigste waterstaatsfiguren van
Nederland de dijken van het havenkanaal
te Zierikzee één van de zwakste, zo niet
de zwakste plek van het gehele Delta-gebied
genoemd hebben. En nu de verklarende
passage uit d M.v.A. van zoeven in zijn
volle waarde latende voor wat zij is en in
het midden latende wat nu de oorzaken van
de geschillen over „aanvaardbaarheid" en
„Subsidiepercentages" zijn geweest, maakt
de Minister zich nu niet met ons bezorgd
over dergelijke in de praktijk optredende
vertragingen. Ik kan niet aannemen dat dit
niet het geval zou zijn.
TERSCHELLING
Ik moge, om niet in het Z.W. des lands
te blijven hangen, een ander voorbeeld naar
voren halen, en wel Terschelling. Het heeft
tweemaal, ja driemaal, geen duimbreed ge
scheeld of Terschelling met zijn 3550 inwo
ners, een 200 boerderijen en recreatiegebid
voor naar schatting 50.000 vacantigangers
's jaars, was rampgebied geworden. Op 1
febr. '53 kwam het water 25 cm hoger dan
de hoogstbekende stand in 1825 n.l., 3.18
N.A.P. T.g.v. het feit dat de wind naar
het N.W. draaide bleef het eiland voor een
ramp gespaard en de schade beperkt. Op
21 dec. '54 steeg het water tot 3.06 N.
A.P. en werd wederom golfoverslag bij
Striepersdijk geconstateerd. Twee dagen la
ter steeg het peil weer tot 3.06 en be
droeg de golfoploop 1.30 tot 1.40 meter bij
een kruinhoogte van de dijk van 4 a 4.25
meter, zodat op vele plaatsen golfoverslag
tot lengtes van 50 meter optrad. Dank zij
de gunstige windrichting, wederom N.W.,
werd het water naar de Friese kust opge
stuwd en liep alles goed af. Toch moeten
we constateren dat Terschelling andermaal
door het oog van de naald gekropen was.
Wat is er nu intussen gebeurd om de nood
zakelijke dijksverzwaring en -verhoging,
welke laatste ik op een meter of twee durf
te schatten,tot stand te brengen. Heel veel,
maar in de praktijk nog niets. De provincie
Friesland moet reeds meer dan 2 jaar ge
leden plannen ter verbetering aan de Minis
ter hebben voorgelegd. Naar ik meen heeft
de Minister vorige zomer persoonlijk aan
besprekingen over deze kwestie deelgeno
men. Er is weer een winter overheengegaan,
gelukkig zonder abnormale waterstanden,
doch wanneer komt er nu een beslissing.
Ik kan alweer niet aannemen dat de Minis
ter dergelijke dingen een bevredigend karak
ter zou willen toekennen.
BEPERKINGEN
In het licht van deze vertragingen kun
nen we, M.d.V., helaas moeilijk gerust zijn
op de beperking van fl. 8.000.000 op art.
192, versterking zwakke plaatsen in hoog
waterkeringen, Hebben we hier nu inder
daad te doen met 'n zuinigheid die de wijsheid
bedriegt? Moeten we uit het op blz. 4, le
kolom van de M.v.A. vermelde globale on
derzoek en de daarna volgende formulering
opmaken dat er alleen reeds aangevatte
werken voortgezet zullen worden en nieuw
in te dienen verbeteringen van zwakke
plaatsen dit jaar uitgeschakeld zijn? Zou de
Minister meerdere specificatie kunnen geven
over deze beperking van de zwakke plaatsen?
M.d.V., ik ben door de schriftelijke toelich
ting van Z.E. geenszins gerustgesteld en
ik kan me voorstellen dat er mensen in Ne
derland zijn die over deze zaken wel eens
wakker liggen en heus niet alleen wanneer
het stormt.
„Zonder de graslandverbeteringswedstrijd
hadden we in één jaar niet zo n vooruitgang
op het gebied van het grasland kunnen
boeken", was de mening van de deelnemers
aan de wedstrijd. Woorden van waardering
werden tot de Landbouwvoorlichtingsdienst
gericht, die de stoot tot deze wedstrijd
heeft gegeven, die een stimulans was voor
alle graslandgebruikers in de Scherpenisse-
polder en daarbuiten. Dit kwam uit de mond
van de deelnemers zelf toen op 14 februari
in hotel Sturris te Scherpenisse de uitslag
'werd bekend gemaakt.
De voorzitter van de jury deelde mee,
dat de prijzen spontaan beschikbaar waren
gesteld door de Coöperatie „Eiland Tho
len", een weidesleep, le prijs: de Kring
van de Z.L.M., afd Tholen, afrasterings
materiaal, 2e prijs en een zeis 3e prijs; de
afdeling van de Z.L.M. te Scherpenisse,
een zaaibekken, 4e prijs, een mestriek. 5e
prijs, een slegge 6e prijs; de Kunstmestver-
eniging „Scherpenisse", 100 kg kunstmest;
verder een beker van de Ned. Heide Mij.
voor de grootste verbetering. Hij verzocht
de diverse vertegenwoordigers de dank van
geschot. Het mag dan ook niet onderschat j de jury, de Rijkslandbouwvoorlichtingsdienst
worden, dat van de betrokkenen thans velen en de deelnemers aan hun verenigingen over
vrijwillig aan deze concentratie's mede
werken; zij stellen terecht het waterstaat
kundig belang van het grotere gebied op de
voorgrond. Dit doet ook de Minister en wij
mogen dus aannemen dat er geen bijdragen
voor uitvoering van werken afhankelijk ge
steld zullen worden van stadia, waarin con
centratie's al of niet verkeren.
ZWAKKE PLAATSEN
Hiermede ben ik tevens toe aan de kwes
ties rond de verbetering der zwakke plaatsen
in de zeeweringen.
te brengen.
Vervolgens gaf hij het woord aan de heer
F. de Ronde, die een uiteenzetting gaf over
de keuringen en de bereikte resultaten.
Er is 3 keer gekeurd (voorjaar, zomer en
najaar).
le keuring: 1 mei op ontwatering, winter
en voorjaarsverzorging en bestand.
2e keuring: 26 juli op gebruik, groeitrappen,
zomerverzorging, drinkwatervoorziening
en afrastering.
3e keuring: 6 december op gebruik van
overtollig gras, algemene indruk en na
jaarsverzorging.
Het maximum aantal punten is voor ont
watering 20 en voor de andere onderdelen
10.
Keurmeesters. De heren C. van Dalen te
Tholen en W. A. de Wilde te Scherpenisse
waren bereid om als keurmeester op te tre
den, terwijl de assistent en de specialist voor
weide- en voederbouw hun medewerking
verleenden.
1. De ontwatering. De cijfers variëren van
8 tot 20. Dit is een verschil wat in
hoofdzaak te wijten is aan de verzorging
van de greppels. In verschillende geval
len had het trekken van een greppel een
grote verbetering kunnen geven. Het
dichttrappen van de buizen die het water
uit de greppels in de sloot moeten bren
gen kwam ook voor. Het is noodzakelijk
de ontwatering reeds in het najaar in
orde te maken.
2. De verzorging in het voorjaar. Het grote
verschil in punten toont ook hier, dat er
soms weinig of niets aan de verzorgnig
gedaan was. Het kwam voor, dat de
mestflatten, de grasbossen en de mols
hopen van vorig het jaar op het veld
achtergebleven waren.
3. Het grasbestand. Het bestand gaf vrij
grote verschillen te zien. Hierbij is voor
al de grondsoort, ontwatering, tijd van
inzaai en behandeling belangrijk voor de
dichtheid van de zode en het voor komen
van meer of minder goede grassen.
4. Groeitrappen en grootte van de percelen.
Er werd gelet op voldoende groeitrap
pen, de veebezetting en het weiden of
hooien. Het kwam voor dat er wel vol
doende percelen 'waren, maar dat twee
of meer percelen tegelijk beweid werden.
De groeitrappen zijn dan voor eén hele
zomer verdwenen. Het is noodzakelijk
om elk perceel afzonderlijk te blijven
beweiden tot oktober om het volle pro
fijt van de bemesting en de grasgroei te
trekken.
5. Zomerverzorging en onkruidbestrijding.
Op de meeste bedrijven was hieraan vrij
veel aandacht geschonken, onkruid
kwam er weinig voor, de mestflatten
waren meestal goed gespreid.
Op sommige percelen waren er
plekken, vooral waar kweekgras stond,
die slecht door het vee afgegeten werden.
Na elke beweiding afmaaien van de bos
sen en spreiden van de mestflatten is
noodzakelijk voor een hoge grasproduk-
tie.
6. Drinkwater en afrastering. Hierbij is
vooral gelet op wat voor water de dieren
te drinken kregen. Soms was er een bak
bij de put geplaatst om de dieren zuiver
water te verstrekken. In sommige geval
len liepen de dieren in het water te bag
geren wat als drinkwater dienst moest
doen.
7. Gebruik overtollig gras. Het benutten
van het overtollige gras door beweiden,
hooien, kuilen of drogen liet hier en daar
nogal wat te wensen over. Het gras wat
niet voor beweiden nodig is moet voor
wintervoer bestemd worden. Het is beter
iets te krap dan te ruim in het gras te
zitten. Te lang gras geeft geen goede
voeding en wordt slecht opgenomen.
8. Algemene indruk. Hierbij werd gelet op
alle punten samen bij de laatste keuring.
In sommige gevallen was er na de keu
ring in juli niet veel meer gedaan aan
het spreiden van de mestflatten en het
bossen maaien. Vooral het ruig de win
ter ingaan is buitengewoon slecht, hier
door krijgt men een holle zode en een
lagere grasproduktie in het volgend jaar.
Hierna kreeg de Rijkslandbouwconsulent,
Dr Ir C. W. C. van Beekom, het woord.
Deze begon met er op te wijzen, dat er in
ieder mens een streven naar verbeteren is.
Hij wees er verder op, dat verschillende
cultuur-technische verbeteringen (ontslui
ting, afwatering, betere kavelvormen enz.)
niet individueel kunnen worden aagepakt.
Daarom gebeurt dit in groter verband. Nu
vele van deze knelpunten zijn weggenomen,
krijgt de boer gelegenheid gemakkelijker te
produceren. Wanneer men zich afvraagt of
men tevreden is met deze moderne tijd, zijn
er die het hoofd schudden. Toch moeten we
HAMERS
ons realiseren, dat het harde feit er is, dat
we met onze tijd mee moeten, willen we ons
kunnen handhaven in de huidige maat
schappij.
Modernisering gaat in de industrie vlug
ger dan in de landbouw. Aansluitend op de
woorden van de alg. voorzitter der Z.L.M.
„Geef ons de tijd, en wij zullen de bedrijfs
cultuur veranderen", wees hij er op, dat
omschakelen naar de moderne bedrijfsvoe
ring niet in een handomdraai kan plaats
vinden. Er moet flink aangepakt worden.
Het is duidelijk, dat men van de nieuwe
mogelijkheden door de verkaveling gescha
pen gebruik wil maken; niet alleen met het
woord, maar ook met de daad.
Het is te hopen, dat dit initiatief zal wer
ken als een olievlek en dat binnen korte tijd
de standweide op het eiland Tholen geheel
tot het verre verleden zal behoren. Hierin
is Scherpenisse voorgegaan.
Na er op gewezen te hebben dat het
areaal grasland op Walcheren met 20%
is ingekrompen, maar het aantal stuks vee
op peil is gebleven, en dat dit op Tholen
ook kan geschieden, ging de heer Van
Beekom over tot de prijsuitreiking met de
woorden: „U hebt niet alleen een prijs ge
wonnen, maar en dit is het allerbelang
rijkste betere bedrijfsresultaten behaalt.
Ga zo voort! U bent op de goede weg!"
De prijswinnaars waren
le prijs M. van Ast 76,8 punt
2e prijs A. L. Polderman 76,3 punt
3e prijs J. Hage 75,9 punt
4e prijs J. Tichen 75.8 punt
5e prijs J. Uijl 74,8 punt
6e prijs D. Duijnhouwer 72,6 punt
Beker voor beste verbetering aangebracht
A. Bolier.
Nadat nog en geanimeerde bespreking en
een vruchtbare uitwisseling van ervaringen
had plaats gevonden en met algemene stem
men werd besloten om de wedstrijd in 1957
voort te zetten, sloot de voorzitter met een
woord van dank de vergadering.
De Assistent A,
J. Markusse
Er kan in april of mei nog een kink in de
kabel komen zodat de lente (maart-april-mei)
uiteindelijk helemaal niet zo fraai en warm
wordt als zich tot op heden laat aanzien.
Maart heeft overigens een pracht voor
beeld gegeven want het werd in de Bilt
met een gemiddelde etmaaltemperatuur van
8.4 C de warmste maand maart van 1706
af, toen men met nauwkeurig temperatuur-
waarnemingen in ons land is begonnen. Het
record, dat tot dusver op naam van maart
1750 stond, werd met 0.4° C geslagen. „Een
nieuwe lente een nieuw geluid", hoort men
vaak zeggen en inderdaad is dit in de natuur
het geval, want drie jaren achtereen hebben
wij een zeer laat en te koud voorjaar gehad.
Zoals uit berichten (bij het K.N.M.I.
ontvangen) over data van bladontplooiing
bij de wilde kastanje en bloei van vroege
perebomen is op te maken, heeft de natuur
een voorsprong van ruim een maand
vergeleken met verleden jaar.
De laatste keer dat het voorjaar ook zo
warm en vroeg was, alhoewel iets minder
voorlijk dan thans, was in 1938.
Wanneer ook april ons niet bedriegt (de
start met droog en zonnig weer was gun
stig) dan zal de lente van 1957 deze ab
normale voorsprong kunnen behouden,
maar... laten wij de lente toch niet te veel
prijzen vóór het zomer is. In 1938, toen
maart ook zo warm en vroeg van stapel
liep, volgde er een veel te koude april- en
meimaand en was er van een voorsprong
aan het einde van de lente geen sprake
meer. Het meeste gevaar zijn wij te duchten
van de „IJsheinligen". Nu alles zo vroeg in
bloei staat zijn er al heel wat gewassen die na
half april al kwetsbaar worden voor nacht
vorst, terwijl verleden jaar er zelfs in begin
mei nog niet veel kon bevriezen, doordat
toen alles zo bijzonder laat in bloei kwam.
APRIL DOET WAT HIJ WIL
*3 t
Tot de vele rijmpjes die er over april
bekend zijn, als „April doet wat hij wil",
behoort ook een rijmpje dat luidt „Aprilletje
zoet geeft nog wel eens een witte hoed."
Een bewijs leverde april 1950 toen zelfs op
25 april ons land onder een laagje sneeuw
werd bedekt. Wat wij tot op heden ook nog
gemist hebben zijn de beruchte „Maartse
buien". Nu komt er wel eens een lente voor
dat er van begin maart tot eind mei geen
maartse bui te bekennen is, maar vergeet
niet, dit zijn uitzonderingen. Verstandig is
het daarom, het hoofd, ondanks de warme
dagen die er al kunnen voorkomen in april,
koel te houden. En... vooral de bezitters
van een tuintje met vroege aardappelen,
aardbeien en andere vorstgevoelige gewas
sen, blijft op Uw hoede voor koude, heldere
en windstille nachten waarin nachtvorst
wordt verwacht.
Het zou helemaal iets heel bijzonders
worden wanneer wij zonder vreemde en
koude grillen deze lente doorkomen en zon
der onderbreking de zomer in zouden duiken.
(nadruk verboden)
De invoering van de algemene ouder-
domsverzekering heeft in het bedrijfsleven
tot heel wat rekensommen aanleiding gege
ven Echter niet alleen het bedrijfsleven, ook
menig huisvrouw heeft met deze wet te ma
ken, als ze n.l. voor korter of langer tijd
een hulp in de huishouding of een werk
ster in dienst heeft.
Omdat niet alleen de voorschriften van
de nieuwe wet, maar ook de spelregels van
de andere socialewetten voor de hiusvrouw
vaak onbekend zijn, willen we trachten in
dit artikel dit alles duidelijk te maken.
OVER WELK HUISPERSONEEL
GAAT HET?
In dit artikel hebben alleen dat huisper
soneel op het oog dat alleen in de huis
houding van een particulier werkt. Dus de
hulp in de huishouding van een leraar, van
een ambtenaar, van een boukhouder e.d.,
in het algemeen dus iemand die niet zelf
een bedrijf of een zelfstandig beroep uit
oefent. Dienstmeisjes en werksters die be
halve in de huishouding, ook in het bedrijf
of beroep werken (schoonmaken van winkel
of kantoor bijv.) laten wij buiten beschou
wing.
VOOR WELKE WETTEN
VERZEKERD
Het huispersoneel dat uitsluitend in de
huishouding werkt, is alleen verzekerd voor
de ziektewet, het ziekenfondsbesluit, de in
validiteitswet en de algemene ouderdoms
wet. Voor de invaliditeitswet is men altijd
verzekerd, ook al werkt men maór één dag
per week. Voor de algemene ouderdomswet
is de werknemer verzekerd als zij op meer
dan twee dagen in dezelfde betrekking werkt
Van een werkster die twee halve dagen
komt, behoeft dus geen premie te worden
ingehouden. Voor de ziektewet en het zie
kenfondsen besluit is 't huispersoneel slechts
verzekerd als het inwonend is, of als ten
minste 5 dagen per week bij dezelfde werk
gever wordt gewerkt.
VOORBEELDEN
1. Een werkster komt alleen vrijdags
morgens. Zij is alleen verzekerd krachtens
de invaliditeitswet. Mevrouw moet op haar
rentekaart dus elke week een dagzegel plak
ken. Op het loon mag geen premie worden
ingehouden.
2. Een morgenmeisje werkt op vier och
tenden per week. Zij is verzekerd voor de
invaliditeitswet en voor de algemene ou
derdomswet. Op de rentekaart moeten per
week 4 dagzegels worden geplakt. Daar
een weekzegel iets goedkoper is dan 4
dagzegels, is het in zo'n geval eenvoudiger
om een weekzegel te plakken. De premie
voor de algemene ouderdomsvoorziening
moet op het loon worden ingehouden en
eens per half jaar aan de Ontvanger der
Belastingen worden afgedragen. Daar in de
praktijk meestal een netto loon wordt afge
sproken, komt het hierop neer dat Mevrouw
bovendien de premie A.O.W. betaaltt, zodat1
het werkelijke loon hoger is dan het uitbe
taalde bedrag. Eigenlijk zou de premie dus
ook over een hoger bedrag moeten worden
berekend. Volgens een aantekening op de ta
bel is dit echter niet nodig. De premie wordt
dus betaald op grond van het netto loon.
3. Tenslotte geven wij nog een voor
beeld van een diensbode die gehele dagen
werkt en bovendien kost en inwoning geniet.
Dit meisje is verzekerd voor de invaliditeits
wet, voor de ziekte wet. voor het zieken-
fondsenbesluit en voor de algemene ouder
domswet.
WETTEN DIE NIET VAN
TOEPASSING ZIJN
Huispersoneel is niet verzekerd voor de
werkeloosheidswet, de kinderbijslagwet en
de ongevallenwet.
IN TE HOUDEN PREMIE
Nu wij hebben vastgesteld welke wetten
in bepaalde gevallen van toepassing zijn,
komt de vraag aan de orde of op het loon
ook premie moet worden ingehouden en zo
ja, hoeveel. Voor de invaliditeitswet mag
geen premie worden ingehouden. De ver
schuldigde rentezegels komen dus geheel
voor rekening van Mevrouw
De premie die volgens de algemene ou
derdomswet is verschuldigd, kan zeer een
voudig worden afgelezen uit een tabel. Deze
tabel, waarin ook de eventueel te betalen
loonbelasting is vermeld, bestaat uit twee
delen, n.l. één voor inwonend personeel en
één voor uitwonend personeel. De verschul
digde premie wordt vastgesteld op grond
van het loon in geld dat wordt uitbetaald.
Met z.g. verstrekkingen in natura, zoals
een koffiemaaltijd of een warme maaltijd,
behoeft dus geen rekening te worden ge
houden.
Het bepalen van de premie A.O.W. is
daardoor wel zeer eenvoudig. Het zelfde
geldt van de loonbelasting. Van de premie
voor de ziektewet moet 1% van het loon
worden ingehouden, terwijl het werknemers
aandeel van de premie voor het zieken-
fondsenbesluit 2,1% bedraagt.
In een volgend artikel zullen wij enkele
voorbeelden van loonberekeningen geven.
Tevens zullen wij dan behandelen hoe de
verschuldigde premie moet worden betaald
of afgedragen.
12 PAUL BRICKHILL
de levensgeschiedenis van Douglas Bader,
de Engelse piloot zonder benen
Het enige vervelende vond hij het theoretisch onder
richt. Vliegtheorie, motoren, verbindingsdienst, bewape
ning e.d. konden er nog mee door want die vakken
waren nog wel tamelijk interessant, maar wiskunde
Dat geloofde hij wel. Bovendien was het rugby seizoen
aangebroken. Hij*werd in het eerste vijftiental gekozen
en voor de eerste maal versloeg Cranwell zowel Sand
hurst als de Militaire Academie van Woolwich.
De leerling vliegers kregen elke maand vier pond
zakgeld, maar elke twaalf weken kreeg Bader bovendien
nog een chèque van twaalf pond van Walter Dingwall.
Bij de eerste van deze chèques was een briefje ingesloten
met de opmerking dat er geen enkele reden was dat
Bader minder zou hebben dan een ander. Diep geroerd
schreef hij ettelijke brieven van dank, steeds weer ver
rast door Dingwall's edelmoedigheid. Hij kreeg dan
vriendelijke briefjes terug, maar altijd hield Dingwall
zich op de achtergrond. Men kon nooit goed hoogte
van hem krijgen, maar hij scheen voldoening te vinden
in zijn stille altruïsme. Sinds hij St. Andrew's had ver
laten, zag Bader hem niet meer terug, maar hij kwam er
achter dat Dingwall voornemens was geweest zijn op
leiding in Cranwell zelf te bekostigen, indien hij geen
beurs had gekregen.
Hij ontdekte een aantrekkelijke kant aan het theore
tisch onderricht, namelijk de bestudering van de ervari-
gen der „aces" uit de Eerste Wereldoorlog, zoals
McCudden, Bishop, Ball en anderen. Hun verhalen over
luchtgevechten wakkerden zijn begeerte om jachtvlieger
te worden nog sterker aan en hij stemde ten volle met
hun opvattingen in Zorg dat je tegenstander zo dicht
mogelijk nadert en bestook hem dan met alles waar je
over beschikt.
In de lucht moedigde Pearson hem aan tot lucht-
acrobatiek (aerobatics genaamd) en leerde hij hem de
Avro niet door de lucht te „smijten", maar het toestel
onberispelijk door alle manoeuvres uit het leerboek te
leiden. Bader leerde niet alleen de opwinding ken
nen doch ook de voldoening van de artist, zoals in de
langzame rol, waarbij de vlieger het toestel gelijkmatig
om zijn lengteas laat draaien, zonder daarbij hoogte te
verliezen. Maar niet al zijn vliegen was volgens het
theorie-boek. Een ondernemende mede-leerling, Hank
More (die later het D.F.C.*) zou krijgen en in het
Verre Oosten om het leven kwam), verzon een adem
benemend waagstuk. In de lucht klom hij uit de achterste
cockpit, bond een zakdoek om de stuurknuppel in de
voorste cockpit, om dan nog juist op tijd naar zijn plaats
terug te keren. De vlieger moest zijn parachute afdoen
om dat kunststuk uit te kunnen halen. John Chance, een
vriend van Bader, deed het hem na en natuurlijk kon
Bader toen op zijn eerstvolgende solovlucht niet achter
blijven. Hij vond het een opwindende ervaring als een
ruiter op een ongezadeld paard op de romp van de Avro
te zitten, zich met bijde benen vastklemmend terwijl zijn
handen de zakdoek vastknoopten. Natuurlijk moest toen
iedere andere leerling het ook doen Dat kon niet wan
neer er een instructeur in de voorste cockpit zat, want
die instructeur zou (a) in de weg hebben gezeten en (b)
de cadet van de opleiding hebben geschopt. Het ge
vaarlijkste van de stunt was dan ook volgens de cadetten
de kans dat je gesnapt werd.
Behalve rugby speelde hij ook hockey en deed hij
aan boksen. Zijn eerste gevecht won hij door een knock
out in de eerste ronde. Een sergeant-instucteur had hem
geleerd dat wanneer men een tegenstander in het begin
van een match hard op de kin treft, hij veel gemakke
lijker uitgeslagen kan worden dan later wanneer hij
warm is en transpireert, want dan kan zijn lichaam de
stoot beter absorberen. Toen hij dus in de ring kwam,
vloog Bader bij de eerste gongslag meteen op zijn
tegenstander af, drong met een hagel van slagen en
stoten door diens verdediging heen en sloeg hem binnen
de minuut knock-out. Al zijn volgende gevechten ver
liepen volgens hetzelfde schema en hij kreeg een repu
tatie van belang. Hij had de kenmerkende gestalte en
het temperament van een middengewicht. Toen hij twin
tig was, had hij zich ontwikkeld tot een zwaar gespierde
knaap van bijna 1,80 m lengte, met sterke harde handen.
Hij was een aantrekkelijk uitziende kerel met een paar
heldere, blauwe ogen onder donkere wenkbrauwen.
Sommige van de andere cadetten begonnen hem al te
beschouwen als een soort super-man, doch enkele offi
cieren zagen hem veeleer als een enfant terrible.
De waarheid was echter dat discipline alleen niet
voldoende was om hem in toom te houden. Wat hij
nodig had was verantwoordelijkheid of een positief doel,
dat hem bezig hield, maar beiden ontbraken en daarom
maakte hij een sport van het overtreden van minder
belangrijke voorschriften. Hij liep kwartierarrest op toen
hij als een razende op zijn motor rond jakkerde en toen
hij weer uit kon gaan, deed hij 't weer en nu was de
overtreding ernstiger omdat hij John Chance of zijn
boezemvriend, de donkere, tengere Geoffrey Stephenson
op de bagagedrager meenam (wat ten strengste was
verboden). Voor vijftig pond kocht Change een oude
Morris en het drital hield deze wagen een paar kilo
meter buiten het kamp in een schuur verborgen. Vaak
kwamen ze er midden in de nacht mee van Grantham
terug en bereikten dan via een meer dan twee meter
hoog, puntig hek hun bedden. Meermalen werden ze
daarbij gesnapt, maar dat maakte deze sport alleen maar
spannender. Risico hoorde er nu eenmaal bij.
(wordt vervolgd)