WEEKBLAD VOOR HET ESLPNO THOLEN EN ST.FILIPSLflND
De O.L.Vrouwe- of Grote Kerk te Tholen
VERSCHIJ
E VRIJDAG
WAARIN OPGENOMEN DE THOOLSE COURANT
I I
I I
NT IEDER
I
Excursie Raadsleden van Stavenisse
Henk van den Broek uit Breukelen
wint de achtste Vossemeerse ronde
COMMENTAAR.
Industrialisatie
Het was ook de snelste cours: 2 uur 19 min. 17 sec.
De redactie legt II deze week voort
12e jaargang no. 38
3 augustus 1956
Uitgevers Firma C. Dieleman en G. Heijboer
Redactie Ring 66, St. Annaland - Telefoon 47
Administratie Oudelandsestraat 9, Tholen - Telef. 57 - Giro 124407
Abonnementen 1.20 per kwartaal
franco p.p. 1.45 incassokosten
Prijs per nummer 10 cent
Advertentiën ƒ0.10 per millimeter Minimum 2.00
Spierinkjes tot en met 20 woorden 1.00, elk woord meer 0.05
Advertentie* worden tot uiterlijk Donderdagmiddag 1 uur in Tholen aangenomen
of moeten daar binnen zijn
De problemen van een gemeentebestuur,
ook die van het platteland, zijn heden ten
dage niet gering. In het bijzonder geldt dit
voor het dagelijks bestuur. Ook meerdere
burgemeesters van ons eiland zouden een
boekje kunnen schrijven over de vele moei
lijkheden die zich in de huidige periode
voordoen. Alleen over woningbouw zouden
ongetwijfeld enkele katerns zijn te vullen. En
wanneer ze daarin tegelijk hun hart konden
uitstorten zou het evenmin zonneschijn wor
den als de zomer 1956. Ze zouden een boekje
kunnen opendoen over het besluit van bureau
Zó en van de tegenovergestelde conclusie
van bureau Zus. Ze zouden „vet" afdrukken,
dat er ogenblikken zijn, dat ze er dit bijltje
bij neer willen gooien en „Gods water over
Gods akker laten lopen."
Gelukkig dat ze er na een nachtje slapen
dikwijls weer anders over denken. Er is niet
alleen het probleem van beschikbare bouw
grond, woningbouw, verkaveling, er is ook
het probleem van de werkgelegenheid. Ge
meente en industrialisatie zijn tegenwoordig
al zeer nauw met elkaar verbonden.
Zo is het niet alleen op ons eiland, zo is
het schier overal in ons land, met uitzonde
ring dan van het probleem van onvoldoende
werkgelegenheid.
Immers, voor het scheppen van bestaans-
kansen voor onze snelgroeiende bevolking is
voortgaande uitbreiding van de industrie een
onafwijsbare eis. De landbouw biedt zeker
geen gelegenheid om meer mensen op te
nemen en vertoont zelfs een inkrimpende
arbeidsgelegenheid. Al zouden de boeren
hun arbeiders wel willen houden, de land
bouw kan de industriële lonen eenvoudig
niet betalen.
Het bevolkingsoverschot wordt slechts
voor een zeer gering deel verminderd door
emigratie, zodat het merendeel een bestaan
moet vinden in de industrie en daarmee ver
bonden bedrijven, zoals de handel, transport
ondernemingen en administratie. Zeer terecht
beeft de regering dan ook na 1945 de
industrialisatie met kracht bevorderd
behalve op ons eiland waarbij ook een
belangrijke taak toeviel aan de gemeenten.
Elke onderneming moet tenslotte in een of
andere gemeente zijn of worden gevestigd en
dus zal de betrokken gemeente steeds te
maken hebben met de eisen, die aan de
vestiging van industrieën zijn verbonden.
Ook hierbij is van overheidszijde zowel
advies als hulp gegeven, o.a. door deel
neming in de stichting van industrieflats of
industriehallen. Voorzichtigheidshalve werd
voorgeschreven, dat de gemeenten slechts
een beperkt deel van de kosten mochten
dragen, nl. 15%, maar in de praktijk is daar
op verschillende wijzen nogal eens de hand
mee gelicht. Veel talrijker zijn de gemeenten,
die hun activiteit ten aanzien van de indu
strialisatie beperken tot het' aanleggen of
aanwijzen van industrieterreinen. Enkele
zeer actieve gemeentebesturen hebben bij
zonder goede resultaten geboekt waarbij dan
meestal hun ligging van zeer grote betekenis
was.
Een der meest succesrijke gemeenten
toonde Vlaardingen te zijn, een stad aan de
Nieuwe Waterweg, die lange tijd min of
meer in de schaduw bleef, maar die in de
afgelopen tien jaar met bijna Amerikaanse
snelheid opgekomen is. Natuurlijk is Vlaar-
dingens ligging tussen Rotterdam en Hoek
van Holland hierbij van enorme betekenis
geweest, maar zeker zou de stad niet zoveel
nieuwe bedrijven hebben aangetrokken, als
het gemeentebestuur minder actief was ge
weest. Men heeft door de kans gegrepen en
er een volledig gebruik van gemaakt.
Het is echter niet voldoende, wanneer een
gemeente fabrieksterreinen in orde brengt,
want voor het aantrekken van industrieën is
veel meer nodig. Bedrijven kunnen alleen tot
bloei komen, wanneer aan nog twee andere
voorwaarden wordt voldaan, nl. dat de
plaats van vestiging goed bereikbaar is en
dat in de gemeente of in de naaste omgeving
voldoende arbeidskrachten van bruikbare
kwaliteit verkregen kunnen worden.
Op de eerste eis kan een gemeente be
trekkelijk weinig invloed uitoefenen. Hier
ligt een taak voor het Rijk en ten dele ook
voor de Provincie om te zorgen voor rij- en
vaarwegen. In zeker opzicht gaat dit thans
iets gemakkelijker dan vroeger. Nog niet zo
heel lang geleden was het voor een industrie
van enige betekenis een levenskwestie, dat
het bedrijf aan spoor en water lag. Grote
transporten konden feitelijk alleen geschieden
met treinen of schepen, terwijl het vervoer
langs de weg van geringe "betekenis was.
Daardoor vindt men de oudere industrie
plaatsen vrijwel uitsluitend langs de spoor
wegen en kanalen of rivieren. Thans daaren
tegen, nu het vrachtautovervoer van steeds
groter betekenis wordt, kan elke plaats, die
langs de weg behoorlijk bereikbaar is, voor
industrialisatie in aanmerking komen.
Versnelde aanlag en verbetering van
wegen is daarom punt één bij het programma
tot spreiding van de industrialisatie.
Het tweede punt, de beschikbaarheid van
goed personeel, is een aangelegenheid, waar
aan de gemeentebesturen veel kunnen doen
door te zorgen voor voldoende middelbaar
en technisch onderwijs.
Minder eenvoudig is dit punt echter wel
voor de kleine gemeenten. Maar vast staat
dat het niet genoeg is dat een fabriek in zijn
omgeving ongeschoold personeel aan kan
trekken. Men moet ook voor de hogere
functies voldoende jonge mensen kunnen
vinden. Trekt men voldoende bedrijven aan,
dan vormt dit dikwijls tevens een rem op
het wegtrekken van de intellectuele midden
stand naar grotere plaatsen ook dit is
een zaak van betekenis.
Niet minder belangrijk is, dat het ge
meentebestuur een gunstig „industrie kli
maat" voor industrievestiging weet te schep
pen. Men moet begrip hebben voor de be
hoeften van nieuwe ondernemingen en bereid
zijn om daaraan tegemoet te komen, voor
zover dit op de weg van de gemeente ligt.
Dit ligt het ene gemeentebestuur beter dan
het andere en het is merkwaardig hoe dik
wijls deze persoonlijke kant van de zaak
beslist bij de keuze van een plaats voor
vestiging.
Al bij al kan men vaststellen, dat er voor
een gemeentebestuur ook heel wat vast zit
om uiteindelijk te komen tot aantrekken van
industrie.
Dat die moeilijkheden voor onze omgeving
nog groter zijn dan elders in den lande laat
zich gemakkelijk verstaan, wanneer men
bovengenoemde punten nog even in ge
dachten neemt (terrein, verbindingen, per-
sneel). Bovendien waren de Rijks facilitei
ten aanzien van onze omgeving tot op heden
maar povertjes. En zelfs nu is nog niet
zeker of Sint Maartensdijk het tot ontwikke
lingskern kan brengen. In dit verband zijn er
nog steeds moeilijkheden, terwijl het pro
bleem toch al enkele jaren „loopt".
Als een punt van vooruitgang mag daaren
tegen wel gezien worden de bouw van de
Technische School, met reeds een begin van
de lessen in september a.s.
Met daarnaast de noodzaak van de be
drijven om te splitsen vanwege de arbeids
krachten. Vast staat dan ook, dat er aan
vragen liggen in de gemeenten Tholen en
St. Maartensdijk.
Voor wat de eerste gemeente betreft mo
gen we een langzame maar zekere vooruit
gang in dat opzicht verwachten, voor wat
laatstgenoemde gemeente betreft kan er zeer
veel vertraging ontstaan zolang het besluit
bij de Overheid niet gevallen is tot aan
wijzing als ontwikkelingskern. Een ver
traging in een periode, waarvan meer dan
ooit geldt, dat tijd gèld is.
Burgemeester van Stavenisse maakte Donderdag 26 juli met zijn
gemeenteraadsleden een excursiereis naar het land van Altena
Bezoek aan het kasteel-raadhuis te Dussen
Bezoek gemeentehuis Woudrichem en demonstratie Brandweer.
Diner in hotel Bosch en Duin te Udenhout.
Om ongeveer acht uur waren de vroede
vaderen met hun dames op het gemeentehuis
aanwezig, waar ze door de burgemeester en
zijn echtgenote werden ontvangen.
De auto's, belangeloos ter beschikking
gesteld door een 4-tal ingezetenen, eveneens
vergezeld van hun dames reden voor en het
gezelschap kon instappen.
Het weer was prachtig en het beloofde
een gezellige dag te worden. Wel een beetje
ochtendnevel, maar dit was al vlug weg
getrokken. Regelrecht ging het via Breda,
Oosterhout naar Dussen.
Het laatste eind over een kronkelende dijk
met ontelbare bochten, en erg smal. Een echt
Brabants landschap. Huizen met rieten
daken, gebouwd langs de dijk.
Het eerste bezoek gold het kasteel van
Dussen, omgeven door de z.g. slotgracht.
Het is een imposant bouwwerk, dat dateert
uit jaar 1387 Werkelijk een kunstwerk enig
in zijn soort. Het is verscheidene malen ver
woest door oorlogshandelingen.
In 1609 herbouwd, daarna weer verwoest.
In 1943 was men met restauratie klaar, maar
in 1944 werd het weer zwaar beschadigd.
Nu is men zover, dat het gebouw zelf
klaar is, alleen is het nog niet volledig
gemeubileerd.
Op het dak een ooievaarsnest met jongen.
De tuinman vertelde ons dat ze in deze
"Sjjt in
streek meer voorkomen.
Over een vast stenen brug (vroeger was
dit een ophaalbrug, hetgeen nog is te zien
aan de schuine muren en de kettingwielen
traden we de poort binnen. Zware deuren
met grote spijkers beslagen. We komen op
de binnenplaats en ademen als het ware de
Middeleeuwse sfeer.
Recht voor de stenen trap opgaande ko
men we op de galerij, met links de werk
kamers van het gemeentepersoneel en rechts
de overige zalen, gedeeltelijk als museum
ingericht.
Allereerst de ontvangsthal met het
prachtige vloerkleed, gemaakt door de vrou
wen van Dussen. Het draagt een Latijns
randschrift, hetwelk in het Hollands luidt
„Gezamenlijk gemaakt en in liefde aange
boden". We zien een grote bel, afkomstig
van een kasteel uit Zeeland en een grote
open schoorsteen, die verder ook in alle
kamers voorkomt.
Naast deze kamer de kleine commissie
kamer met een fraai schilderij, voorstellen
de „de aardse en hemels liefde".
De gids vertelde ons, dat de eigenares, die
hier het laatst woonde erg bang was uit
gevallen. Elke nacht sliepen hier in deze
kamer zes mannen met het doel haar te be
waken tegen een betaling van 1.- per
man per nacht. In die tijd een mooie bijver
dienste van 7.per week. Wanneer ze
zich ter ruste begaf, deed ze echter zelf deze
kamer op slot. Ze ging naar haar eigen
kamer en deed ook die op slot. Van be
waken kwam dus niets, want de mannen
zaten opgesloten. Op zekere dag kwamen
de mannen niet thuis. Ze werden bevrijd
door de passerende veldwachter. Het bleek
bij nader onderzoek, dat de dame overleden
was.
De burgemeesterkamer, die we daarna
betreden is eveneens in oude stijl. Vanuit
deze kamer komen we via de hal in de raad-
en trouwzaal.
In de hal ligt op de tafel het geslachts
register van de familie van der Dussen.
Dit openslaande lezen we op de eerste
bladzijde: „Adelijk geslacht herkomstig uit
de Grote Waardt van Zuid-Hollandt, waar
in het verscheiden Heerlijkheden en Leen
goederen van de oude tijden af heeft be
zeten. Het voert de naam naar het Riviertie
de Dussen, zijnde de Ridderlijk Slot of Kas
teel van der Dussen, ook daaraan gelegen
vanaf 1288."
De eiken trap opgaande komen we op de
tweede verdieping, waar eveneens een galerij
is, die toegang geeft tot de grote zaal, koffie
kamer en keuken.
Vanuit de torenkamer gaan we naar de
onderaardse kelders, vroeger gedeeltelijk
dienende als opslagplaats en gevangenis,
waaruit ontsnappen vrijwel onmogelijk was.
Node moesten we afscheid nemen, daar
het tijd was voor de koffiemaaltijd.
Daarna ging het regelrecht naar Wou
drichem. Was het kasteel Middeleeuws, de
weg naar Woudrichem was nog van voor de
Middeleeuwen. Een bordje aan het begin
„Zeer slechte weg" beloofde niet veel goeds.
V/ie deze weg eens bereden heeft zal hem
niet licht vergeten.
In Woudrichem, voorheen een welvarend
vissersstadje, waar het visslijm schitterde in
de netten, die van stok tot stok hingen. Maar
de visserij is niet meer lonend, daar de rivier
teveel verontreinigd wordt.
Ook dit stadje is in de toekomst op
industrie aangewezen.
We werden door de burgemeester de heer
Dingeman Wierts hartelijk ontvangen en
bezochten allereerst het strandbad aan de
Merwede.
Daarna het gemeentehuis, waar prettig
werd geconverseerd, onder het nuttigen van
een kopje thee met gebak.
Aan de rivier woonden we een demon
stratie bij van de brandweer. Nogmaals gin
gen we naar het gemeentehuis om afscheid
te nemen en reden daarna in snelle vaart
over de kronkelende Maasdijk over Heusden,
Waalwijk naar Udenhout, teneinde in hotel
Bosch en Duin het diner te gebruiken. Na
een wandeling in de Udenhoutse bossen
keerden we huiswaarts, waar we omstreeks
half een aankwamen.
Tenslotten namens allen een woord van
dank aan de organisators en aan degenen die
hun auto's ter beschikking stelden.
Na Wim van Est, na Wout Wagtmans, na tweemaal Jos Suyker-
buyk, na Kuitwaard en na Belg Bergmans, na Piet van Est was
het in deze 8ste ronde van Oud-Vossemeeer Henk van den Broek
uit Breukelen die als eerste over de finish ging en de 60 ronden,
de cirka 100 km in 2 uur 19 minuten en 17 seconden heeft gereden.
Wanneer we de uitslagen van deze 8 ronden overzien en de
cijfers ons niet bedriegen moet dit de snelste ronde zijn geweest.
Dit betekent niet dat het ook de meest spannende was. Naast de
tactische zet in de laatste 10 ronden van Henk van van Broek
waren het vooral Van der Harst uit Standaardbuiten (vierde) en
Jan Bruggenkamp uit IJmuiden (vijfde) die een heftige strijd aan
bonden, terwijl
Bestenbreurtjes uit Barendrecht veel heeft getrokken, moedig
volhield en daarvoor dan ook een verdiend extra prijsje in de
wacht sleepte.
Overigens vielen het weer, de belangstelling en zeker de onge
lukjes veel mee.
DIE HAD PECH
Van de 60 ronden had Piet Bastiaanse uit
Kruisland er bijna 35 in de kopgroep gezeten,
toen hij malheur kreeg aan zijn fiets, moest
verwisselen en later nog eens, wat hem een
te grote achterstand opleverde en waardoor
hij nog wel de ronde uitreed, maar zelfs niet
meer binnen de 15 eerste kon komen. Ook
deze renner had in de achtste Oud-Vosse-
meer ronde meer verdiend. Die ronde was
ingegaan om 9 minuten over half drie na een
welkom door de voorzitter van het wieier-
comité Oud-Vossemeer, de heer T. M. Hage
en het startschot door burgemeester mr. J. J.
Versluijs, die de gehele cours daarna bleef
volgen
Na 6 ronden deed Braspenningx uit Zun-
dert de eerste uitlooppoging. Hij kwam niet
verder dan een honderd meter en werd weer
in het peloton teruggebracht. Maar uit de
kop is hij nauwelijks meer geweest, De
tweede demarrage was er na 10 ronden. Het
waren C. van der Harst uit Standaardbuiten
en Bastiaansen uit Kruisland, welke we hier
voor al noemden, die een meer serieuze
poging deden en tot 20 seconden wisten uit
te lopen. Ze bleven aan de kop tot de 18e
ronde, toen de sterke renner en prima sprin
ter Bruggenkamp uit IJmuiden met zijn rug
nummer 9 deze twee man inhaalde en de
kopgroep ook niet meer losliet.
Tussen laatstgenoemde en Van der Harst
waren telkens opnieuw mooie sprinten om de
extra prijs voor de renner die de meeste
keren als eerste over de streep ging en
daardoor een polshorloge zou verdienen.
Trouwens voor de twee volgende was er
ook een'mooie prijs. De uitslag hiervan was
dan ook: 1. Kees v. d. Harst uit Stanaard-
buiten; 2 Jan Bruggenkamp uit IJmuiden en
3 de winnaar van de cours Henk van den
Broek.
Zo bleven Van der Harst, Bastiaanse en
Bruggenkamp geruime tijd aan de kop lig
gen, terwijl Wim Heeren uit Roosendaal
daar later bij bleef, maar toen reeds ge
dubbeld was (in de 22ste ronde). Daarvoor
waren er trouwens ook al een 5 tal amateurs
DE ACHT
VOSSEMEERSE RONDEN
1948 Wim van Est, 102 km
2-49-26 uur
1949 Wout Wagtmans, 102 km
2-46-00 uur
1950 Jos Suykerbuyk, 102 km
3- 7-12 uur
1951 Jos Suykerbuy, 92 km
2-49-00 uur
1952 Kuitwaard te Velzen, 100 km
2-49-00 uur
1954 Piet Bergmans uit Capelle
(België) 100 km 2-35-00 uur
1955 Piet van Est uit Fijnaart
100 km 2-36-00 uur
1956 Henk v. d. Broek uit Breukelen
100 km 2-19-17 uur
een ronde achter geraakt, nl. na de 15e
ronde.
Na de halve course waren er 3 groepen.
Drie renners hiervoor genoemd aan
kop. op 30 seconden de 2e groep met van
den Broek, Braspenningx, Piet de Bruin uit
Roosendaal, Jantje Konings uit Breda, C.
Paymans uit Tilburg, Piet van Est uit
Fijnaart en Tonny Peters uit Haarlem.
Een derde groep waarin Bestebreurtjes,
Wim Heeren, J. Roovers, A. Sleutjes, A.
van Steen en C. Jacobs volgden na 1 minuut
en 20 seconden op de kopgroep.
Na 35 ronden deed Bruggenkamp uit
IJmuiden opnieuw een poging zich van de 3
in de kop los te maken. Hij werd evenals in
het begin Braspenningx teruggebracht.
Langzaam maar zeker werkte Henk van
den Broek zich naar voren. Men zag hem
zo nu en dan als eerste over de streep gaan
en zowel Bruggekamp als van der Harst
moesten hem zo nu en dan loslaten. Van
den Broek nam zijn kans waar, toen het
gevecht tussen Bruggenkamp en Van der
Harst om telkens als eerste de streep te
passeren voor de extra prijs voortduurde.
En op het juiste ogenblik liep hij uit. Met nog
10 ronden te rijden kwam de beslissing. Van
den Broek was er in 2 ronden tijds 100
meter tussenuit, met nog 5 ronden lag hij
35 seconden voor op zijn naaste concurrenten
Van der Harst en Bruggenkamp die waren
ingelopen door Braspenning, Piet de Bruijn
en Jantje Konings. Ook Paaymans en Tonny
Peters waren hier van de partij.
Steeds verder liep van den Broek uit en
met nog 2 ronden lag hij de besliste tijd voor
van 45 seconden.
Industrialisatie
Excursie naar Land van Altena
Oud 'Vossemeers 8ste Ronde
Verdeling Rampenfondsgelden
Een sprint was niet nodig en zo kon Henk
van den Broek tegen half zes rustig de finish
passeren, na een tijd van 2 uur 19 minuten
en 17 seconden voor deze 60 ronden, voor
deze 100 km.
Er kwam toen nog een mooie sprint tussen
Braspenningx, Piet de Bruin, Van der Harst
en Bruggenkamp, waarvan Braspenningx
winnaar werd. De uitslag van deze 8ste
ronde luidt dan ook
1. Henk van den Broek 2.19.17 uur
2. A J Braspenningx te Zundert op 50 sec.
3. Piet de Bruin uit Roosendaal.
4. C. v. d. Harst uit Standaardbuiten
5. J. Bruggenkamp uit IJmuiden
6. J. Konings uit Breda
7. C. Paymans uit Tilburg
8. Tonny Peters uit Haarlem
9. Piet van Est uit Fijnaart
10. B. Bestenbreurtje uit Barendrecht op
1 ronde
11. W. Heeren uit Roosendaal
12. J. Roovers uit Etten
13. A. Sleutjes uit Den Dungen
14. A. van Steen uit Etten
15. C. Jacobs uit Gilze op 2 ronden achter
de winnaar
II
Kapittelkerk van de vierde rang
In het jaar 1404 werd de kerk
verheven tot een collegiale- of kapit
telkerk van de vierde rang. Hier
door nam haar toch reeds voorname
plaats in het stad- en landsbestel in
betekenis zeer toe.
Pieter van de Zande, proost te
Condé, in 1398 pastoor te Tolen, en
Pieter Blok, pastoor te Schakerlo,
richtten zich tot de Elect van Luik
met het verzoek om verheffing van
de kerk. Het verzoek werd door Jan
van Beieren, bisschop-elect van Luik
en Hertog Albrecht van Beieren,
Graaf van Zeeland, ingewilligd.
Er werden kanunniksdijen, d.w.z.
bronnen van inkomsten voor de ka
nunniken, en negen prebenden aan
de nieuwe kapittelkerk verbonden en
er werd bepaald, dat het aantal
kanunniken in de toekomst nog met
ten hoogste vier plaatsen zou mogen
worden uitgebreid.
De kanunniken zouden uit hun
getal een deken mogen kiezen, te
bevestigen door de bisschop van
Luik, terwijl het kapitted dezelfde
privileges zou genieten als de Deken
en het kapittel van Zierikzee.4)
Het Kapittel van O.L.Vrouwe
was door verschillende schenkingen,
voor een groot gedeelte reeds af
komstig van giften aan de kerk ge
daan in de tijd, dat deze nog de z.g.
„Vierde Kapel'' was, zeer rijk ge
worden. Zijn bezittingen bestonden
na de verheffing uit:
le. Zuiver kerkelijke goederen,
te weten eigendommen, reeds
verkregen vóór de stichting
van enige vicarie,
2e. Familie- of Vicariegoederen,
eigendommen van afzonder
lijke stichtingen in de kerk,
3e. Kapittelgoederen, zijnde
schenkingen aan het gehele
college van kanunniken.
Hoofdzakelijk de vicarie- en ka
pittelgoederen staan later bekend als
„geestelijke goederen".
Zodra de benoeming van de De
ken en de Kanunniken van het Ka
pittel door de bisschop was bekrach
tigd, trad eerstgenoemde als Kapit
teldeken maar tevens tegelijk als
„parochiepaepe" op.
Na de kerkverheffing worden als
bijzondere funderingen genoemd de
altaren van de H.H. Maagden en
Martelaressen St. Catharina en St.
Barbara, het H. Geestaltaar, dat van
de Broederschap van de H. Maagd
Maria, het altaar van St. Nicolaas
en van de H. Maagd. Voor de ka
nunniksplaatsen werden aangewe
zen: Pieter Block, Priester te Scha
kerlo, Hendrik Stierbier, regent van
het altaar der H. H. Maagden Ca
tharina en Barbara en pastoor van
Westkerke, Jan Andriess, regent
4) „Privilegiën cueren, hantvesten enz.
der stede ende lande van Tholen ende
Heerlijkheid Schakerloo, met verscheide
stukken daartoe betrekkelijk, beginnende
van de vroegste tijden en eindigende met den
jaere 1769" H.S., 18e eeuw. Bldz. 637 en
volgende. (Voorl. Inv. nr 746)
van het altaar van de „Heilige
Maagd op het Slot", Jan Boude-
wynss, regent van het St. Nicolaas-
altaar, Cornelis Dankaertsz. belast
met de dienst van het altaar der
Broederschap van de H. Maagd en
ten slotte Willem van de Zande en
Cornelis Nicolaas Stierbier, de beide
laatsten „klercken" in het bisdom
Luik.
Om het Kapittel voltallig te maken
beval hertog Albrecht, dat nog twee
kanunniksdijen gesticht zouden wor
den, één door Mr. Pieter Stierbier,
broeder van Heer Hendrink, de
ander door Johan Yvons. Aan elk
der beide kanunniksplaatsen zou een
inkomen van ten minste 3 Vis. ver
bonden worden.
Al de aangewezen kanunniken
zouden hun prebenden zelf bezetten
zolang zij leefden. Bij hun overlijden
zouden zij vergeven worden aan
daartoe geschikte personen.
Aan de Deken van het Kapittel
bleven alle pastorale rechten voor
behouden, welke eens de „parochie
paepe" van Tolen genoten had. Op
hoge feestdagen was hij daartegen
over verplicht de missen, de metten
en de beide vespers zelf op te dragen
en kon zich slechts voor korte tijd
laten vervangen door een kanunnik.
Pieter Block, die wij als pastoor van
Schakerlo reeds ontmoet hebben,
kreeg wel een prebende in de Colle
giale Kerk van Tolen maar bleef
daarbij voor het vervullen v*n de
dienst in zijn eigen parochiekerk
aansprakelijk.
In de collegiale kerk waren de
kanunniken, welke priesterlijke pre
benden bezaten, verplicht alle dagen,
elk „in syne week", de feestdagen
voor de deken uitgezonderd, de
Hoogmis op het hoofdaltaar op te
dragen. Ook moesten zij in het koor
de kerkelijke getijen zingen. Verder
moest ieder van hen des morgens
buiten het koor, ieder „in syne
week" de eerste H. Mis lezen.
De Scholaster, een soort onder
wijzer, vrijwel altijd een „clerck"
was verplicht* de opgeschoten jon
gens op Zondagen en hoge kerke
lijke feesten de kerkelijke misge
zangen in het koor der kerk te doen
zingen.
Bij gebleken nalatigheid werd zijn
„sliffigheyt" naar behoren do®r de
Deken bestraft.
De luister van de kerkelijke dien
sten nam met de jaren zeer toe.
In 1489 wordt in de Collegiale
Kerk een z.g. „Gulden" of „Gouden
Mis" gefundeerd, waarvan een
zekere Cornelis de Houwer de
donator of stichter was.
Het betreft hier een aanzienlijke
schenking in kerkelijke paramenten
en geld, waardoor het mogelijk werd
de in de viering van het Kerkelijk
Jaar vallende z.g. „Gouderf Mis", op
te dragen op Quatertemperwoensdag
in de Advent, ter intentie van de
feestdag van Maria-Boodschap, met
de gebruikelijke luister en plechtig
heden te kunnen celebreren.
(wordt vervolgd)