WEEKBLAD VOOR HET ESLPNO THOLEN EN ST.FILIPSLflND De O.L.Vrouwe- of Grote Kerk te Tholen VERSCHIJ E VRIJDAG WAARIN OPGENOMEN DE THOOLSE COURANT I I I I NT IEDER I Excursie Raadsleden van Stavenisse Henk van den Broek uit Breukelen wint de achtste Vossemeerse ronde COMMENTAAR. Industrialisatie Het was ook de snelste cours: 2 uur 19 min. 17 sec. De redactie legt II deze week voort 12e jaargang no. 38 3 augustus 1956 Uitgevers Firma C. Dieleman en G. Heijboer Redactie Ring 66, St. Annaland - Telefoon 47 Administratie Oudelandsestraat 9, Tholen - Telef. 57 - Giro 124407 Abonnementen 1.20 per kwartaal franco p.p. 1.45 incassokosten Prijs per nummer 10 cent Advertentiën ƒ0.10 per millimeter Minimum 2.00 Spierinkjes tot en met 20 woorden 1.00, elk woord meer 0.05 Advertentie* worden tot uiterlijk Donderdagmiddag 1 uur in Tholen aangenomen of moeten daar binnen zijn De problemen van een gemeentebestuur, ook die van het platteland, zijn heden ten dage niet gering. In het bijzonder geldt dit voor het dagelijks bestuur. Ook meerdere burgemeesters van ons eiland zouden een boekje kunnen schrijven over de vele moei lijkheden die zich in de huidige periode voordoen. Alleen over woningbouw zouden ongetwijfeld enkele katerns zijn te vullen. En wanneer ze daarin tegelijk hun hart konden uitstorten zou het evenmin zonneschijn wor den als de zomer 1956. Ze zouden een boekje kunnen opendoen over het besluit van bureau Zó en van de tegenovergestelde conclusie van bureau Zus. Ze zouden „vet" afdrukken, dat er ogenblikken zijn, dat ze er dit bijltje bij neer willen gooien en „Gods water over Gods akker laten lopen." Gelukkig dat ze er na een nachtje slapen dikwijls weer anders over denken. Er is niet alleen het probleem van beschikbare bouw grond, woningbouw, verkaveling, er is ook het probleem van de werkgelegenheid. Ge meente en industrialisatie zijn tegenwoordig al zeer nauw met elkaar verbonden. Zo is het niet alleen op ons eiland, zo is het schier overal in ons land, met uitzonde ring dan van het probleem van onvoldoende werkgelegenheid. Immers, voor het scheppen van bestaans- kansen voor onze snelgroeiende bevolking is voortgaande uitbreiding van de industrie een onafwijsbare eis. De landbouw biedt zeker geen gelegenheid om meer mensen op te nemen en vertoont zelfs een inkrimpende arbeidsgelegenheid. Al zouden de boeren hun arbeiders wel willen houden, de land bouw kan de industriële lonen eenvoudig niet betalen. Het bevolkingsoverschot wordt slechts voor een zeer gering deel verminderd door emigratie, zodat het merendeel een bestaan moet vinden in de industrie en daarmee ver bonden bedrijven, zoals de handel, transport ondernemingen en administratie. Zeer terecht beeft de regering dan ook na 1945 de industrialisatie met kracht bevorderd behalve op ons eiland waarbij ook een belangrijke taak toeviel aan de gemeenten. Elke onderneming moet tenslotte in een of andere gemeente zijn of worden gevestigd en dus zal de betrokken gemeente steeds te maken hebben met de eisen, die aan de vestiging van industrieën zijn verbonden. Ook hierbij is van overheidszijde zowel advies als hulp gegeven, o.a. door deel neming in de stichting van industrieflats of industriehallen. Voorzichtigheidshalve werd voorgeschreven, dat de gemeenten slechts een beperkt deel van de kosten mochten dragen, nl. 15%, maar in de praktijk is daar op verschillende wijzen nogal eens de hand mee gelicht. Veel talrijker zijn de gemeenten, die hun activiteit ten aanzien van de indu strialisatie beperken tot het' aanleggen of aanwijzen van industrieterreinen. Enkele zeer actieve gemeentebesturen hebben bij zonder goede resultaten geboekt waarbij dan meestal hun ligging van zeer grote betekenis was. Een der meest succesrijke gemeenten toonde Vlaardingen te zijn, een stad aan de Nieuwe Waterweg, die lange tijd min of meer in de schaduw bleef, maar die in de afgelopen tien jaar met bijna Amerikaanse snelheid opgekomen is. Natuurlijk is Vlaar- dingens ligging tussen Rotterdam en Hoek van Holland hierbij van enorme betekenis geweest, maar zeker zou de stad niet zoveel nieuwe bedrijven hebben aangetrokken, als het gemeentebestuur minder actief was ge weest. Men heeft door de kans gegrepen en er een volledig gebruik van gemaakt. Het is echter niet voldoende, wanneer een gemeente fabrieksterreinen in orde brengt, want voor het aantrekken van industrieën is veel meer nodig. Bedrijven kunnen alleen tot bloei komen, wanneer aan nog twee andere voorwaarden wordt voldaan, nl. dat de plaats van vestiging goed bereikbaar is en dat in de gemeente of in de naaste omgeving voldoende arbeidskrachten van bruikbare kwaliteit verkregen kunnen worden. Op de eerste eis kan een gemeente be trekkelijk weinig invloed uitoefenen. Hier ligt een taak voor het Rijk en ten dele ook voor de Provincie om te zorgen voor rij- en vaarwegen. In zeker opzicht gaat dit thans iets gemakkelijker dan vroeger. Nog niet zo heel lang geleden was het voor een industrie van enige betekenis een levenskwestie, dat het bedrijf aan spoor en water lag. Grote transporten konden feitelijk alleen geschieden met treinen of schepen, terwijl het vervoer langs de weg van geringe "betekenis was. Daardoor vindt men de oudere industrie plaatsen vrijwel uitsluitend langs de spoor wegen en kanalen of rivieren. Thans daaren tegen, nu het vrachtautovervoer van steeds groter betekenis wordt, kan elke plaats, die langs de weg behoorlijk bereikbaar is, voor industrialisatie in aanmerking komen. Versnelde aanlag en verbetering van wegen is daarom punt één bij het programma tot spreiding van de industrialisatie. Het tweede punt, de beschikbaarheid van goed personeel, is een aangelegenheid, waar aan de gemeentebesturen veel kunnen doen door te zorgen voor voldoende middelbaar en technisch onderwijs. Minder eenvoudig is dit punt echter wel voor de kleine gemeenten. Maar vast staat dat het niet genoeg is dat een fabriek in zijn omgeving ongeschoold personeel aan kan trekken. Men moet ook voor de hogere functies voldoende jonge mensen kunnen vinden. Trekt men voldoende bedrijven aan, dan vormt dit dikwijls tevens een rem op het wegtrekken van de intellectuele midden stand naar grotere plaatsen ook dit is een zaak van betekenis. Niet minder belangrijk is, dat het ge meentebestuur een gunstig „industrie kli maat" voor industrievestiging weet te schep pen. Men moet begrip hebben voor de be hoeften van nieuwe ondernemingen en bereid zijn om daaraan tegemoet te komen, voor zover dit op de weg van de gemeente ligt. Dit ligt het ene gemeentebestuur beter dan het andere en het is merkwaardig hoe dik wijls deze persoonlijke kant van de zaak beslist bij de keuze van een plaats voor vestiging. Al bij al kan men vaststellen, dat er voor een gemeentebestuur ook heel wat vast zit om uiteindelijk te komen tot aantrekken van industrie. Dat die moeilijkheden voor onze omgeving nog groter zijn dan elders in den lande laat zich gemakkelijk verstaan, wanneer men bovengenoemde punten nog even in ge dachten neemt (terrein, verbindingen, per- sneel). Bovendien waren de Rijks facilitei ten aanzien van onze omgeving tot op heden maar povertjes. En zelfs nu is nog niet zeker of Sint Maartensdijk het tot ontwikke lingskern kan brengen. In dit verband zijn er nog steeds moeilijkheden, terwijl het pro bleem toch al enkele jaren „loopt". Als een punt van vooruitgang mag daaren tegen wel gezien worden de bouw van de Technische School, met reeds een begin van de lessen in september a.s. Met daarnaast de noodzaak van de be drijven om te splitsen vanwege de arbeids krachten. Vast staat dan ook, dat er aan vragen liggen in de gemeenten Tholen en St. Maartensdijk. Voor wat de eerste gemeente betreft mo gen we een langzame maar zekere vooruit gang in dat opzicht verwachten, voor wat laatstgenoemde gemeente betreft kan er zeer veel vertraging ontstaan zolang het besluit bij de Overheid niet gevallen is tot aan wijzing als ontwikkelingskern. Een ver traging in een periode, waarvan meer dan ooit geldt, dat tijd gèld is. Burgemeester van Stavenisse maakte Donderdag 26 juli met zijn gemeenteraadsleden een excursiereis naar het land van Altena Bezoek aan het kasteel-raadhuis te Dussen Bezoek gemeentehuis Woudrichem en demonstratie Brandweer. Diner in hotel Bosch en Duin te Udenhout. Om ongeveer acht uur waren de vroede vaderen met hun dames op het gemeentehuis aanwezig, waar ze door de burgemeester en zijn echtgenote werden ontvangen. De auto's, belangeloos ter beschikking gesteld door een 4-tal ingezetenen, eveneens vergezeld van hun dames reden voor en het gezelschap kon instappen. Het weer was prachtig en het beloofde een gezellige dag te worden. Wel een beetje ochtendnevel, maar dit was al vlug weg getrokken. Regelrecht ging het via Breda, Oosterhout naar Dussen. Het laatste eind over een kronkelende dijk met ontelbare bochten, en erg smal. Een echt Brabants landschap. Huizen met rieten daken, gebouwd langs de dijk. Het eerste bezoek gold het kasteel van Dussen, omgeven door de z.g. slotgracht. Het is een imposant bouwwerk, dat dateert uit jaar 1387 Werkelijk een kunstwerk enig in zijn soort. Het is verscheidene malen ver woest door oorlogshandelingen. In 1609 herbouwd, daarna weer verwoest. In 1943 was men met restauratie klaar, maar in 1944 werd het weer zwaar beschadigd. Nu is men zover, dat het gebouw zelf klaar is, alleen is het nog niet volledig gemeubileerd. Op het dak een ooievaarsnest met jongen. De tuinman vertelde ons dat ze in deze "Sjjt in streek meer voorkomen. Over een vast stenen brug (vroeger was dit een ophaalbrug, hetgeen nog is te zien aan de schuine muren en de kettingwielen traden we de poort binnen. Zware deuren met grote spijkers beslagen. We komen op de binnenplaats en ademen als het ware de Middeleeuwse sfeer. Recht voor de stenen trap opgaande ko men we op de galerij, met links de werk kamers van het gemeentepersoneel en rechts de overige zalen, gedeeltelijk als museum ingericht. Allereerst de ontvangsthal met het prachtige vloerkleed, gemaakt door de vrou wen van Dussen. Het draagt een Latijns randschrift, hetwelk in het Hollands luidt „Gezamenlijk gemaakt en in liefde aange boden". We zien een grote bel, afkomstig van een kasteel uit Zeeland en een grote open schoorsteen, die verder ook in alle kamers voorkomt. Naast deze kamer de kleine commissie kamer met een fraai schilderij, voorstellen de „de aardse en hemels liefde". De gids vertelde ons, dat de eigenares, die hier het laatst woonde erg bang was uit gevallen. Elke nacht sliepen hier in deze kamer zes mannen met het doel haar te be waken tegen een betaling van 1.- per man per nacht. In die tijd een mooie bijver dienste van 7.per week. Wanneer ze zich ter ruste begaf, deed ze echter zelf deze kamer op slot. Ze ging naar haar eigen kamer en deed ook die op slot. Van be waken kwam dus niets, want de mannen zaten opgesloten. Op zekere dag kwamen de mannen niet thuis. Ze werden bevrijd door de passerende veldwachter. Het bleek bij nader onderzoek, dat de dame overleden was. De burgemeesterkamer, die we daarna betreden is eveneens in oude stijl. Vanuit deze kamer komen we via de hal in de raad- en trouwzaal. In de hal ligt op de tafel het geslachts register van de familie van der Dussen. Dit openslaande lezen we op de eerste bladzijde: „Adelijk geslacht herkomstig uit de Grote Waardt van Zuid-Hollandt, waar in het verscheiden Heerlijkheden en Leen goederen van de oude tijden af heeft be zeten. Het voert de naam naar het Riviertie de Dussen, zijnde de Ridderlijk Slot of Kas teel van der Dussen, ook daaraan gelegen vanaf 1288." De eiken trap opgaande komen we op de tweede verdieping, waar eveneens een galerij is, die toegang geeft tot de grote zaal, koffie kamer en keuken. Vanuit de torenkamer gaan we naar de onderaardse kelders, vroeger gedeeltelijk dienende als opslagplaats en gevangenis, waaruit ontsnappen vrijwel onmogelijk was. Node moesten we afscheid nemen, daar het tijd was voor de koffiemaaltijd. Daarna ging het regelrecht naar Wou drichem. Was het kasteel Middeleeuws, de weg naar Woudrichem was nog van voor de Middeleeuwen. Een bordje aan het begin „Zeer slechte weg" beloofde niet veel goeds. V/ie deze weg eens bereden heeft zal hem niet licht vergeten. In Woudrichem, voorheen een welvarend vissersstadje, waar het visslijm schitterde in de netten, die van stok tot stok hingen. Maar de visserij is niet meer lonend, daar de rivier teveel verontreinigd wordt. Ook dit stadje is in de toekomst op industrie aangewezen. We werden door de burgemeester de heer Dingeman Wierts hartelijk ontvangen en bezochten allereerst het strandbad aan de Merwede. Daarna het gemeentehuis, waar prettig werd geconverseerd, onder het nuttigen van een kopje thee met gebak. Aan de rivier woonden we een demon stratie bij van de brandweer. Nogmaals gin gen we naar het gemeentehuis om afscheid te nemen en reden daarna in snelle vaart over de kronkelende Maasdijk over Heusden, Waalwijk naar Udenhout, teneinde in hotel Bosch en Duin het diner te gebruiken. Na een wandeling in de Udenhoutse bossen keerden we huiswaarts, waar we omstreeks half een aankwamen. Tenslotten namens allen een woord van dank aan de organisators en aan degenen die hun auto's ter beschikking stelden. Na Wim van Est, na Wout Wagtmans, na tweemaal Jos Suyker- buyk, na Kuitwaard en na Belg Bergmans, na Piet van Est was het in deze 8ste ronde van Oud-Vossemeeer Henk van den Broek uit Breukelen die als eerste over de finish ging en de 60 ronden, de cirka 100 km in 2 uur 19 minuten en 17 seconden heeft gereden. Wanneer we de uitslagen van deze 8 ronden overzien en de cijfers ons niet bedriegen moet dit de snelste ronde zijn geweest. Dit betekent niet dat het ook de meest spannende was. Naast de tactische zet in de laatste 10 ronden van Henk van van Broek waren het vooral Van der Harst uit Standaardbuiten (vierde) en Jan Bruggenkamp uit IJmuiden (vijfde) die een heftige strijd aan bonden, terwijl Bestenbreurtjes uit Barendrecht veel heeft getrokken, moedig volhield en daarvoor dan ook een verdiend extra prijsje in de wacht sleepte. Overigens vielen het weer, de belangstelling en zeker de onge lukjes veel mee. DIE HAD PECH Van de 60 ronden had Piet Bastiaanse uit Kruisland er bijna 35 in de kopgroep gezeten, toen hij malheur kreeg aan zijn fiets, moest verwisselen en later nog eens, wat hem een te grote achterstand opleverde en waardoor hij nog wel de ronde uitreed, maar zelfs niet meer binnen de 15 eerste kon komen. Ook deze renner had in de achtste Oud-Vosse- meer ronde meer verdiend. Die ronde was ingegaan om 9 minuten over half drie na een welkom door de voorzitter van het wieier- comité Oud-Vossemeer, de heer T. M. Hage en het startschot door burgemeester mr. J. J. Versluijs, die de gehele cours daarna bleef volgen Na 6 ronden deed Braspenningx uit Zun- dert de eerste uitlooppoging. Hij kwam niet verder dan een honderd meter en werd weer in het peloton teruggebracht. Maar uit de kop is hij nauwelijks meer geweest, De tweede demarrage was er na 10 ronden. Het waren C. van der Harst uit Standaardbuiten en Bastiaansen uit Kruisland, welke we hier voor al noemden, die een meer serieuze poging deden en tot 20 seconden wisten uit te lopen. Ze bleven aan de kop tot de 18e ronde, toen de sterke renner en prima sprin ter Bruggenkamp uit IJmuiden met zijn rug nummer 9 deze twee man inhaalde en de kopgroep ook niet meer losliet. Tussen laatstgenoemde en Van der Harst waren telkens opnieuw mooie sprinten om de extra prijs voor de renner die de meeste keren als eerste over de streep ging en daardoor een polshorloge zou verdienen. Trouwens voor de twee volgende was er ook een'mooie prijs. De uitslag hiervan was dan ook: 1. Kees v. d. Harst uit Stanaard- buiten; 2 Jan Bruggenkamp uit IJmuiden en 3 de winnaar van de cours Henk van den Broek. Zo bleven Van der Harst, Bastiaanse en Bruggenkamp geruime tijd aan de kop lig gen, terwijl Wim Heeren uit Roosendaal daar later bij bleef, maar toen reeds ge dubbeld was (in de 22ste ronde). Daarvoor waren er trouwens ook al een 5 tal amateurs DE ACHT VOSSEMEERSE RONDEN 1948 Wim van Est, 102 km 2-49-26 uur 1949 Wout Wagtmans, 102 km 2-46-00 uur 1950 Jos Suykerbuyk, 102 km 3- 7-12 uur 1951 Jos Suykerbuy, 92 km 2-49-00 uur 1952 Kuitwaard te Velzen, 100 km 2-49-00 uur 1954 Piet Bergmans uit Capelle (België) 100 km 2-35-00 uur 1955 Piet van Est uit Fijnaart 100 km 2-36-00 uur 1956 Henk v. d. Broek uit Breukelen 100 km 2-19-17 uur een ronde achter geraakt, nl. na de 15e ronde. Na de halve course waren er 3 groepen. Drie renners hiervoor genoemd aan kop. op 30 seconden de 2e groep met van den Broek, Braspenningx, Piet de Bruin uit Roosendaal, Jantje Konings uit Breda, C. Paymans uit Tilburg, Piet van Est uit Fijnaart en Tonny Peters uit Haarlem. Een derde groep waarin Bestebreurtjes, Wim Heeren, J. Roovers, A. Sleutjes, A. van Steen en C. Jacobs volgden na 1 minuut en 20 seconden op de kopgroep. Na 35 ronden deed Bruggenkamp uit IJmuiden opnieuw een poging zich van de 3 in de kop los te maken. Hij werd evenals in het begin Braspenningx teruggebracht. Langzaam maar zeker werkte Henk van den Broek zich naar voren. Men zag hem zo nu en dan als eerste over de streep gaan en zowel Bruggekamp als van der Harst moesten hem zo nu en dan loslaten. Van den Broek nam zijn kans waar, toen het gevecht tussen Bruggenkamp en Van der Harst om telkens als eerste de streep te passeren voor de extra prijs voortduurde. En op het juiste ogenblik liep hij uit. Met nog 10 ronden te rijden kwam de beslissing. Van den Broek was er in 2 ronden tijds 100 meter tussenuit, met nog 5 ronden lag hij 35 seconden voor op zijn naaste concurrenten Van der Harst en Bruggenkamp die waren ingelopen door Braspenning, Piet de Bruijn en Jantje Konings. Ook Paaymans en Tonny Peters waren hier van de partij. Steeds verder liep van den Broek uit en met nog 2 ronden lag hij de besliste tijd voor van 45 seconden. Industrialisatie Excursie naar Land van Altena Oud 'Vossemeers 8ste Ronde Verdeling Rampenfondsgelden Een sprint was niet nodig en zo kon Henk van den Broek tegen half zes rustig de finish passeren, na een tijd van 2 uur 19 minuten en 17 seconden voor deze 60 ronden, voor deze 100 km. Er kwam toen nog een mooie sprint tussen Braspenningx, Piet de Bruin, Van der Harst en Bruggenkamp, waarvan Braspenningx winnaar werd. De uitslag van deze 8ste ronde luidt dan ook 1. Henk van den Broek 2.19.17 uur 2. A J Braspenningx te Zundert op 50 sec. 3. Piet de Bruin uit Roosendaal. 4. C. v. d. Harst uit Standaardbuiten 5. J. Bruggenkamp uit IJmuiden 6. J. Konings uit Breda 7. C. Paymans uit Tilburg 8. Tonny Peters uit Haarlem 9. Piet van Est uit Fijnaart 10. B. Bestenbreurtje uit Barendrecht op 1 ronde 11. W. Heeren uit Roosendaal 12. J. Roovers uit Etten 13. A. Sleutjes uit Den Dungen 14. A. van Steen uit Etten 15. C. Jacobs uit Gilze op 2 ronden achter de winnaar II Kapittelkerk van de vierde rang In het jaar 1404 werd de kerk verheven tot een collegiale- of kapit telkerk van de vierde rang. Hier door nam haar toch reeds voorname plaats in het stad- en landsbestel in betekenis zeer toe. Pieter van de Zande, proost te Condé, in 1398 pastoor te Tolen, en Pieter Blok, pastoor te Schakerlo, richtten zich tot de Elect van Luik met het verzoek om verheffing van de kerk. Het verzoek werd door Jan van Beieren, bisschop-elect van Luik en Hertog Albrecht van Beieren, Graaf van Zeeland, ingewilligd. Er werden kanunniksdijen, d.w.z. bronnen van inkomsten voor de ka nunniken, en negen prebenden aan de nieuwe kapittelkerk verbonden en er werd bepaald, dat het aantal kanunniken in de toekomst nog met ten hoogste vier plaatsen zou mogen worden uitgebreid. De kanunniken zouden uit hun getal een deken mogen kiezen, te bevestigen door de bisschop van Luik, terwijl het kapitted dezelfde privileges zou genieten als de Deken en het kapittel van Zierikzee.4) Het Kapittel van O.L.Vrouwe was door verschillende schenkingen, voor een groot gedeelte reeds af komstig van giften aan de kerk ge daan in de tijd, dat deze nog de z.g. „Vierde Kapel'' was, zeer rijk ge worden. Zijn bezittingen bestonden na de verheffing uit: le. Zuiver kerkelijke goederen, te weten eigendommen, reeds verkregen vóór de stichting van enige vicarie, 2e. Familie- of Vicariegoederen, eigendommen van afzonder lijke stichtingen in de kerk, 3e. Kapittelgoederen, zijnde schenkingen aan het gehele college van kanunniken. Hoofdzakelijk de vicarie- en ka pittelgoederen staan later bekend als „geestelijke goederen". Zodra de benoeming van de De ken en de Kanunniken van het Ka pittel door de bisschop was bekrach tigd, trad eerstgenoemde als Kapit teldeken maar tevens tegelijk als „parochiepaepe" op. Na de kerkverheffing worden als bijzondere funderingen genoemd de altaren van de H.H. Maagden en Martelaressen St. Catharina en St. Barbara, het H. Geestaltaar, dat van de Broederschap van de H. Maagd Maria, het altaar van St. Nicolaas en van de H. Maagd. Voor de ka nunniksplaatsen werden aangewe zen: Pieter Block, Priester te Scha kerlo, Hendrik Stierbier, regent van het altaar der H. H. Maagden Ca tharina en Barbara en pastoor van Westkerke, Jan Andriess, regent 4) „Privilegiën cueren, hantvesten enz. der stede ende lande van Tholen ende Heerlijkheid Schakerloo, met verscheide stukken daartoe betrekkelijk, beginnende van de vroegste tijden en eindigende met den jaere 1769" H.S., 18e eeuw. Bldz. 637 en volgende. (Voorl. Inv. nr 746) van het altaar van de „Heilige Maagd op het Slot", Jan Boude- wynss, regent van het St. Nicolaas- altaar, Cornelis Dankaertsz. belast met de dienst van het altaar der Broederschap van de H. Maagd en ten slotte Willem van de Zande en Cornelis Nicolaas Stierbier, de beide laatsten „klercken" in het bisdom Luik. Om het Kapittel voltallig te maken beval hertog Albrecht, dat nog twee kanunniksdijen gesticht zouden wor den, één door Mr. Pieter Stierbier, broeder van Heer Hendrink, de ander door Johan Yvons. Aan elk der beide kanunniksplaatsen zou een inkomen van ten minste 3 Vis. ver bonden worden. Al de aangewezen kanunniken zouden hun prebenden zelf bezetten zolang zij leefden. Bij hun overlijden zouden zij vergeven worden aan daartoe geschikte personen. Aan de Deken van het Kapittel bleven alle pastorale rechten voor behouden, welke eens de „parochie paepe" van Tolen genoten had. Op hoge feestdagen was hij daartegen over verplicht de missen, de metten en de beide vespers zelf op te dragen en kon zich slechts voor korte tijd laten vervangen door een kanunnik. Pieter Block, die wij als pastoor van Schakerlo reeds ontmoet hebben, kreeg wel een prebende in de Colle giale Kerk van Tolen maar bleef daarbij voor het vervullen v*n de dienst in zijn eigen parochiekerk aansprakelijk. In de collegiale kerk waren de kanunniken, welke priesterlijke pre benden bezaten, verplicht alle dagen, elk „in syne week", de feestdagen voor de deken uitgezonderd, de Hoogmis op het hoofdaltaar op te dragen. Ook moesten zij in het koor de kerkelijke getijen zingen. Verder moest ieder van hen des morgens buiten het koor, ieder „in syne week" de eerste H. Mis lezen. De Scholaster, een soort onder wijzer, vrijwel altijd een „clerck" was verplicht* de opgeschoten jon gens op Zondagen en hoge kerke lijke feesten de kerkelijke misge zangen in het koor der kerk te doen zingen. Bij gebleken nalatigheid werd zijn „sliffigheyt" naar behoren do®r de Deken bestraft. De luister van de kerkelijke dien sten nam met de jaren zeer toe. In 1489 wordt in de Collegiale Kerk een z.g. „Gulden" of „Gouden Mis" gefundeerd, waarvan een zekere Cornelis de Houwer de donator of stichter was. Het betreft hier een aanzienlijke schenking in kerkelijke paramenten en geld, waardoor het mogelijk werd de in de viering van het Kerkelijk Jaar vallende z.g. „Gouderf Mis", op te dragen op Quatertemperwoensdag in de Advent, ter intentie van de feestdag van Maria-Boodschap, met de gebruikelijke luister en plechtig heden te kunnen celebreren. (wordt vervolgd)

Krantenbank Zeeland

Eendrachtbode /Mededeelingenblad voor het eiland Tholen | 1956 | | pagina 1