WEEKBLAD VOOR HET EILAND THOLEN EN ST.FILIPSLDND
BRStfeest
chRistusfeest
öe keRstRoos
WAARIN OPGENOMEN DE THOOLSE COURANT
Het Kind - de Heerschappij - de Vrede
De Redactie legt U in dit Kerstnummer voort
Pythagoras
van OUDE PETER
12e Jaargang No. 6 le blad
23 December 1955
Uitgevers Firma C. Dieleman en G. Heijboer
Redactie Ring 66, St. Annaland - Telefoon 47
Administratie Oudelandsestr. 9, Tholen - Tel. 57 - Giro 124407
Abonnementen 1.20 per kwartaal
franco p.p. 1.45 incassokosten
Prijs per nummer 10 cent
Advertentiën ƒ0.10 per millimeter Minimum 2.00
Spierinkjes tot en met 20 woorden 1.00, elk woord meer 0.05
Advertenties worden tot uiterlijk Donderdagmiddag 1 uur in Tholen aangenomen
of moeten daar binnen zijn
„Want een Kind is ons geboren...
en de heerschappij is op zijn schou
der... en des vredes dezer heer
schappij zal geen einde zijn."
Jes. 9 5 en 6.
HET KIND
Kerstfees houden datis ge
denken, dat de Zoon van God als
een Kind in deze wereld gekomen is.
Een kind is veel voor hen, die het
begeren. Maar wat is een kind voor
hen, die er geen notitie van nemen
Ge kunt met een kind eigenlijk
alles doen wat ge wilt. Ge kunt het
vertroetelen, lieflijk koesteren; ge
kunt er minder ernstig nu mee
spelen, zolang u het belieft; ge kunt
het ook voorbijgaan, op zij duwen,
ge kunt het boosaardig behandelen.
Velen hebben zich klaargemaakt
om kerstfeest te houden. Hoe
Wel, bij een een staat het kind in
het middelpunt; de ander speelt
speelt Kerstfeest, zolang hij er zin
in heeft; de derde doet wel aan het
feest maar niet aan het Kind. Dat
gaat hij voorbij. De vierde haat het
Kind.
Viert ge Kerstfeest met het Kind
Door het Kind Is het u zo'n won
der, dat Gods Zoon zo nederig en
klein, en zo arm is geworden? Ver
heugt het u te mogen weten: ,,een
Kind is ons geboren, een Zoon ons
gegeven
Ge belijdt; ,,Dat zijn de barm
hartigheden van onze God?"
Ge weet dat er voor dat Kind
geen plaats was dan in een onreine
stal Dan belijdt ge ook, dat voor
Hem bij U geen plaats was. Dat
God die plaats maakte. In uw on
reinheid. Dan kunt ge ook geen
Kerstfeest vieren en groot blijven.
Dan zegt ge met Maria: „Mijn ziel
maakt groot den Heere en mijn
geest verheugt zich in God mijn
Zaligmaker."
Het feest van het geboren Kind
kunnen we alleen maar vieren als
we kind geworden zijn. Dat is moei
lijk. Meer nog: Het is onmogelijk bij
de mensen. Dat is alleen mogelijk
bij God.
Er zijn zoveel grote christenen.
Groot voor God en voor het Kind
en voor de mensen. Die bijvoorbeeld
nog nooit zo van de Heere Jezus ge
sproken hebben, dat zelfs een kin^
hen verstaan kon. Of die nog nooit
zo klein zijn geworden, dat zij het
kinderke nodig hadden. Er is een
goddeloos voorbijgaan van het
Kindeke, er is ook een vroom voor
bijgaan. Zulken kunnen geen Kerst
feest vieren, tenzij zij zich bekeren.
Er zijn zoveel christenen, als het
hun uitkomt. Ze doen met het Kind
wat zij willen. Een poosje Kerstfeest
spelen. Even godsdienstig zijn. Een
paar tedere gedachten. Daarna
leven zonder het Kindeke. Zonder
Christus. Ze doen met het Kindeke
Jezus als met de versierselen van
een kerstboom. Die worden ook een
jaar lang netjes en veilig opgebor-
.gen Geen plaats. In de stal met
Hem. Het Kind moet niet opdringe
rig worden. Dan gaat het buiten de
deur. Het Kindeke Jezus evengoed.
Als ge zo zijt, dan kunt gij geen
Kerstfeest vieren, tenzij ge u be
keert.
Er zijn er, die het Kindeke Jezus
geheel voorbijgaan. Wel feest maar
geen christusfeest. Liefst feest met
cadeautjes. Maar dit Kind vraagt
geen cadeautjes. Twee dingen
echter neemt Hij aan: Het offer van
een verslagen zondaarshart. Dan
zegt Hij „Ik ben niet gekomen om
door u gediend te worden, maar ik
ben geboren om zijn leven te geven
tot een losprijs voor velen." Ook
voor U.
Misschien is het bij u zover nog niet
gekomen. Weet dan dat de Zoon
van God in de wereld gekomen is,
opdat God in Hem goddelozen zou
rechtvaardigen en vijanden ver
zoenen. Bekeer u.
DE HEERSCHAPPIJ
Wij zouden ons deerlijk kunnen
vergissen. Menen, dat wij met het
Kind van Bethlehem kunnen doen
wat wij willen. Och, Hij is maar
klein. Zeker, Gods Zoon is een
klein, arm mensenkind geworden.
Er was geen plaats voor Hem dan
de stal. Geen koningskleed, slechts
doeken. In de kribbe. Hij wordt een
zoon van een geknecht volk. Straks
moeten Jozef en Maria voor Herodes
met Hem vluchten. Het is alles ge
ringheid. Toch is Hij een Koning.
De heerschappij is op Zijn schouder.
Daar is een Koningsster. Daar zijn
de engelen die juichen. Hier is zijn
begin. En het moge dan gaan door
verachting en de gevloekte deed
heen, Hem is gegeven alle macht in
hemel en op aarde.
De heerschappij van Christus is
oneindig. Hij is de gezalfde koning
Gods. Zo machtig is Hij, dat Hij uw
die groot zijn van gedachten. Neen,
niet door kracht of geweld. Maar
door Zijn Geest regeert Hij.
En dan ten laatste zal Zijn
Koninkrijk geopenbaard worden.
Op Zijn dag. De dag van Zijn
glorie. Dan zullen allen Hem zien in
Zijn heerlijkheid en zelfs Zijn vij
anden zullen zich bukken in het stof.
Hoe zult gij Hem ontmoeten? Hoe
ontmoet gij Hem nu
DE VREDE
Ere zij God in de hoogste hemelen
en vrede op aarde in mensen een
welbehagen.
Dat is het werk Gods in Zijn
Zoon, dat Hij vrede schenkt. Er is
nog veel strijd, zegt ge Vooral ook
wel onder christenvolken en -men
sen tin niet minder in de Christe
lijke kerk
O zeker, er zijn er in de wereld
en in de kerken, die van Christus
niet zijn en Zijn vrede niet kennen.
En die Christus kennen, zijn hier
niet volmaakt. Neen, niet uitmensen.
Uit God is die vrede door de Heere
Jezus Christus.
En die vrede zal geopenbaard
worden. Op de dag van Ziin kracht.
Het Kind - de Heerschappij - de Vrede
Kerstverhaal voor de jeugd
Kerst foto's
Verwacht, toch onverwacht
Het Offer
Mensenwoord
De Kantonrechter
Veilig Verkeer
De Loonpolitiek
Helpt Helpen
Indien ge (Kerst) vreugde wilt vermenigvuldigen,
moet ge haar delen.
Wat zou een Kerstfeest zijn zonder de vele Kerstliederen Hier ziet men de kinderen,
vol overgave en toewijding, in de gezellige, versierde huiskamer, deze Kerstliederen
zingen. Vader en moeder en kleine zus luisterden maar wat graag
En het andere, dat Hij aanneemt
is het offer der dankbaarheid van
hen die Hij verlost heeft. Dat is
Zijn recht. Dat offer ontvangt Hij
niet door onze genade, maar als de
weerklank van Zijn genade.
Er zijn er die Hem haten. Dat zijn
ze zich bewust. Alle mensen haten
Hem van nature. Slechts weinigen
harde hart neemt en het verbrijzelt, Ja, die vrede is er ook nu al wel.
dat Hij groten, die niet buigen willen
tot kinderen maakt. Dat Hij weer-
spannigen doet gaan in de wegen
des Heeren. Hij maakt Zijn volk
zeer gewillig. Is de kracht der zonde
in u groot Begeeft U toch tot die
Koning
Hebt gij veel te strijden tegen de
zijn zich dat bewust. Sommigen zonde Hij zij uw hulp, want Hij is
leren het pas als Hij Zijn verzoenend geweldig in het strijden
werk aan hen begint. Dan ontdek
ken zij het met smart. Doen er be
lijdenis van voor de Heere. En vra
gen: „Neem het genadig weg, o
Heere en vergeef mijn vijandschap."
En dat doen ze telkens weer.
Anderen zijn er die de Heere en
Zoon haten, bewust. Als zulken dit
lezen, dan wil ik hun twee dingen
zeggen: Veel groter en veel machti
ger dan uw haat, is de haat van
God en van Zijn Zoon. Van Chris
tus staat geschreven: „Gij hebt
rechtvaardigheid liefgehad en on
gerechtigheid gehaat."
Een machtige baat is die van God,
want onze God is een verterend
vuur. Wat zult gij tegen God be
ginnen
En verder: Er is een zonde van
zozeer bewuste haat tegen god dat
er geen vergeving meer voor is.
Zo werkt Christus, Koninklijk,
door te wederbaren en te heiligen.
Zo maakt Hij plaats in de harten.
Zo wordt Hij nog geboren en krijgt
gestalte in de Zijnen. Zie, zo wil Hij
het nog doen. Nog plaats maken
voor Zichzelf, opdat gij God vreest.
En dat koningswerk van Christus
zet zich door. Ja, Hij gaat door deze
wereld heen. Nederwerpend de
zonde, de ongerechtigheeid. Uitroe
pend het Koninkrijk Gods. En dat
koninkrijk bevestigt Hij.
Dat doet Hij temidden van Zijn
vijanden, Nochtans, hoe groot de
vijandschap Hij heerst. Daartoe
kwam Hij in deze wereld.
Gij ziet het niet Kunt gij het wel
zien Zijn Koninkrijk komt niet
met uiterlijk gelaat. Niet met we
reldse grootheid. Vanuit de stal, de
kribbe, komt het. Verachtelijk voor
Maar meest verborgen. Kent gij de
vrede des harten De vrede bij
God door Jezus Christus den Heere.
Die vrede komt ook door het
strijdende werk van Koning Jezus.
„Ik ben gekomen, zei Hij niet om
vrede te brengen maar het zwaard."
Het zwaard van Christus gaat
door de wereld, door de kerken,
door de samenleving, door de har
ten opdat Hij scheiding zal maken
tussen wat van Hem is en wat van
de duivel, van de zonde, van ons is.
Daardoor schenkt in de kennis van
Zijn verlossend werk reeds hier een
vrede aan de Zijnen, die alle ver
stand te boven gaat.
En als Hij zal gekomen zijn met
de wolken dan zal Hij teniet doen
ook de laatste vijandschap. Dan zal
het vrede zijn. Eeuwig. In de nieuwe
hemelen en op de nieuwe aarde.
Ere zij God
Ds. F. van Dieren - St. Filipsland.
f I
Kinderkerstverhaal
Voetje voor voetje slofte de oude
Peter door de dorpsstraat. De
sneeuwvlokken dwarrelden op hem
neer en de koude wind deed tranen
in zijn ogen springen. Peter was
straatzanger. Iedere dag ging hij het
dorp rond en zong met zijn beverige
stem mooie liedjes. Goede mensen
gaven hem dan een paar centen, niet
alleen uit medelijden, maar ook om
dat het oude, kromgegroeide man'
neke altijd zo vriendelijk was. Wan
neer hij een arm kind ontmoette gaf
hij het altijd een paar centen of
stopte het een stuk brood toe.
Peter had nooit haas|. Alleen
tegen de tijd dat de scholen uitgin
gen slofte hij zo vlug hij kon naar
zijn huisje, dat aan de rand van het
bos stond, terug en na schooltijd
durfde hij zich niet meer in het dorp
vertonen, want zodra de jongens
hem zagen gingen ze hem plagen of
gooiden hem met sneeuwballen,
waarvoor hij erg bang was.
Op de dag voor Kerstmis had
Peter zo mooi gezongen, dat er heel
veel mensen hem een paar centen
extra hadden gegeven. Het geld
rinkelde in de wijde zak van zijn jas
en hoe meer hij kreeg hoe vrolijker
Peter werd. Hij kon bijna niet meer
ophouden met zingen tot een
klein meisje, dat heel aandachtig
naar hem had staan luisteren zei:
„Peter, je moet naar huis, want zo
dadelijk gaan de scholen uit en dan
zullen de jongens je weer plagen."
„Je hebt gelijk," mompelde de
oude man. „Ik ga dadelijk naar huis
terug, want ik geloof dat ik de jon
gens al hoor en ik houd niet van dat
sneeuwballen gooien."
Peter liep zo vlug mogelijk de
dorpsstraat uit. Voor een klein win
keltje bleef hij echter even staan. Hij
duwde de deur open en stapte naar
binnen. Terwijl hij een hand vol
centen te voorschijn haalde, vroeg
hij gejaagd: „Kan ik hiervoor dat
rode potje met die Kerstroos krij
gen?"
„Laat mij dat geld maar even tel
len," zei de bloemenman en de cen
ten tinkelden een voor een in het
geldlaatje. Het bleek dat er genoeg
was voor het potje met de Kerstroos
en bovendien nog voor een mooie
tak hulst.
Overgelukkig stapte Peter even
later met zijn kostbare schatten de
winkel uit. Öp een sukkeldrafje liep
hij door de straat, maar dat meest
hij al gauw opgeven, want de
sneeuwklonten onder zijn klompen
maakten hem 't lopen erg moeilijk.
Noch de ijzige koude sneeuwvlok
ken, die de wind in zijn gezicht blies,
noch het moeilijke lopen konden
echter het blijde gevoel uit zijn hart
verdrijven.
„Wat zullen Kwint, mijn hond,
en Mikkie, de poes straks op kijken
als ik met dit moois thuis kom. Wij
gaan morgen met zijn drieën fijn
Kerstfeest vieren", dacht hij tevre
den. „Dan steek ik de grote rode
kaars aan, die ik een paar dagen
geleden al gekocht heb en gaan wij
lekker Kerstbrood eten. Wat zal die
Kwint smullen, dat komt het oude
dier best toe. Jammer dat Kwint bijna
blind is. Ik hoop maar dat hij de
Kerstroos een beetje zal kunnen zien.
Ik zal het mooie potje dicht bij hem
zetten..."
„Peter, malle Peter !"klonken op
eens schelle jongensstemmen vlak
achter hem. Boem Meteen plofte
een harde sneeuwbal tegen zijn rug.
Verschrikt keek de oude man achter
om. Daar ketste een tweede sneeuw
bal in zijn gezicht en ook boven
op de prachtige Kerstroos, die
knakte en op de grond viel.
„Mijn plantje, mijn mooie plantje
hebben jullie vernield," stamelde het
oude manneke bijna huilend en hij
bukte zich stram om de Kerstroos
op te rapen. Toen de ondeugende
jongens de grote tranen zagen, die
over het bleke gerimpelde gezicht
van oud, Peter liepen, keken ze
elkaar bedremmeld aan. Ze hielden
van plagen en dachten er nooit aan,
hoeveel verdriet ze de oude man er
mee deden. Maar dit was te erg. Zo
hadden ze het niet bedoeld. Basje,
nog nog maar zeven jaar was, stapte
flink op Peter toe, klopte de sneeuw
van zijn jas en zei „Peter, heb maar
geen verdriet Ik zal er voor zorgen
dat je een nieuwe Kerstroos krijgt.
Ik heb gelukkig nog wat geld in mijn
spaarpot."
De andere jongens kwamen nu
ook bij Peter staan en zij waren net
zo flink als kleine Basje: „Ga maar
gauw naar huis Peter," zei Frans
van de groenteman. „Wij zullen zo
dadelijk de nieuwe Kerstroos wel bij
je thuis brengen en wij doen er ook
wat lekkers voor je bij."
De Jongens renden weg en Peter
schudde zijn grijze hoofd, terwijl hij
glimlachend verder liep.
Nauwelijks was hij thuisgekomen
of er werd op de deur gebonsd. Het
waren de jongens, die hun woord
hadden gehouden en niet alleen een
bloempotje met een mooie Kerstroos
brachten maar ook een grote doos
met appels, sinaasappels, koekjes en
noten.
Ze wachtten niet af wat Peter er
wel van zou zeggen. Ze waren
alleen maar blij dat ze hun laffe
geplaag weer goed gemaakt hadden.
En Peter Jullie begrijpen wel dat
hij een heerlijk Kerstfeest heeft ge
had, Het fijnste van alles was echter
dat hij nooit meer door de jongens
geplaagd werd.