WEEKBLQD VOOR HET EILAND THOLEN EN ST.FILIPSLAND
VOLKSWEERKUNDE
BRANDALARM
WAARIN OPGENOMEN DE THOOLSE COURANT
Het Parlementair Overzicht
Plaatselijk nieuws
Het lot der Indische Nederlanders
Is hun positie in Indonesië onhoudbaar 7
over KOUDE en ZACHTE winters gesproken
Jammer genoeg alles onbetrouwbaar
Iedere 50 minuten
Per dag gaat voor 100.000 in vlammen opl
THOLEN
10e Jaargang No. 1
20 November 1953
Uitgevers Firma C. Dieleman en G. Heijboer
Redactie Kerkring A 473, St. Annaland - Telefoon 47
Administratie Oudelandsestr. 9, Tholen - Tel. 57 - Giro 124407
Abonnementen 1.20 per kwartaal
franco p.p. 1.45 incassokosten
Prijs per nummer 10 cent
Advertentiën ƒ0.10 per millimeter Minimum ƒ2.00
Spierinkjes tot en met 20 woorden ƒ1.00, elk woord meer 0.05
Advertenties worden tot uiterlijk Donderdagmiddag 1 u. aangenomen
Tijdens de behandeling van de begroting
van Maatschappelijk Werk is opeens de
moeilijke positie waarin 90.000 Indische
Nederlanders in Indonesië verkeren, ter
sprake gebracht. Het was de heer Lemaire
(k.n.p.), die de bal aan het rollen bracht
door een motie in te dienen, waarin de
.Regering werd uitgenodigd deze mensen zelf
te laten beslissen of zij naar ons land willen
terugkeren of niet. Minister Man Thiel
voelde niets voor deze motie. Namens de
Regering deelde hij zelfs mede, dat als zij
werd aangenomen, zij in ieder geval niet
uitgevoerd zal worden. Deed de bewinds
man dat omdat hij niet is begaan met het
lot van de duizenden landgenoten, die vaak
in zorgelijke omstandigheden verkeren
Neen, zo was het niet, maar hij wil de
Indische Nederlanders zoveel mogelijk in
Indonesië houden; uit oogpunt van zelf
bescherming.
Ten eerste omdat velen van hen nog
nooit in Nederland zijn geweest en hier dus
waarschijnlijk niet zullen aarden. Ten
tweede, omdat volgens de mededelingen
van de Hoge Commissaris de toestand
voor de Indische Nederlanders nog niet
onhoudbaar is. Ten- derde omdat de Rege
ring geen positieve daad wil stellen waar
door een massale overtocht zou worden
bevorderd. Er zal een orgaan worden op
gericht, dat zal nagaan of er een voorschot
voor de overtocht verleend moet worden en
dat zich zal bezig houden met de voor
lichting. De betrokkenen zullen op grond
van deze voorlichting moeten beslissen of
zij naar Nederland willen gaan of niet.
Maar het orgaan zal het laatste woord
spreken. Het waren de heren Schouten
(a.r.j, Oud (v.v.d.)v. Rijckevorsel k.v.p.),
r£v„ d. .Wetering (c.h), Zandt (s.g.p.) en
Lemaire (k.n.p.}, die zich daartegen ver
zetten. Niet een orgaan; maar de mensen
zelf moeten beslissen of zij willen terug
keren. Doet men dit niet, dan worden de
opvattingen van de betrokkenen onder
geschikt gemaakt aan die van de Regering.
Hier sprak dus het rechtsgevoel en dat
leverde sterke argumenten op. De motie-
Lemaire werd echter verworpen met 26-48
stemmen. Tot de tegenstemmers behoren de
k.v.p. (op drie leden na), de p.v.d.a. en
vier leden der c.h.u.-fractie. Er kwam nog
een andere motie op tafel; n.l. van de heer
De Graaf (k.v.p.). Dit voorstel was in
wezen een ondersteuning van het Regerings
beleid. Het te vormen orgaan, dat zal be
slissen en van voorlichting zal dienen, zal
overwegend niet ambtelijk moeten zijn. Dit
is dus de, gedachte van „niet-zelfbeslissing".
En deze gedachte werd door de Kamer aan
vaard met 48-26 stemmen. Nu waren het
weer de k.v.p. en de p.v.d.a. met enige
c.h.u.-ers, die de doorslag gaven.
Het was een moeilijk debat. De vraag
wat „onhoudbaar" is, is zeer betrekkelijk.
Maar een feit is, dat de berichten elkander
sterk tegenspreken. Minister Van Thiel
heeft beloofd maatregelen te zullen nemen
om de ongerustheid weg te nemen. Maar
bevredigend was dit voor de tegenstanders
geenszins. Aan de ene kant speelt hier bet
lot van de 90.000 mensen, van wie er velen
te berooid zijn om de terugtocht te kunnen
aanvaarden, een rol. Zij moeten geholpen
worden, zo zegt het rechtsgevoel. Aan de
andere kant vreest men een herhaling van
het Ambonnezen-probleem. Er is geen
Kamerlid geweest, dat deze kwestie niet
serieus heeft behandeld. Men heeft hier
over gedebatteerd op zuiver zakelijke wijze,
zonder dat de politieke sentimenten naar
boven kwamen. Dat mocht ook niet, wan;
daarvoor is het probleem te tragisch, en te
ingewikkeld. Ongetwijfeld is men over deze
kwestie nog niet uitgepraat. Er komen nog
gelegenheden om dat onderwerp nog eens
aan te snijden. Zo is er een kans bij de
behandeling van het ontwerp over „de
rechten van de mens". Maar een feit is,
dat men nu de motie Lemaire heeft verwor
pen, waardoor aan het uiterste zelfbeschik
kingsrecht van de Indische Nederlanders
tekort wordt gedaan. De tijd zal het leren
welk deel van de Kamer het gelijk aan zijn
zijde heeft.
VESTIGINGSWET BEDRIJVEN
De begrotingsbehandeling is overigens
deze week wel een beetje in de verdrukking
gekomen. De Ministers kunnen het tempo
niet goed bijhouden. Het schrijven van een
Memorie van Antwoord vergt n.l. veel tijd.
Dat is een nauwkeurig werkje; want één
verkeerde zinswending en zij krijgen het
met de critische volksvertegenwoordigers
aan de stok. Er was dus even een stagnatie.
En van die gelegenheid is gebruik gemaakt
het belangrijke ontwerp „vestigingswet be-
- drijven" z.h.s. aan te nemen. Momenteel
leven we nog onder „de vestigingswet
kleinbedrijf 1937". De hoofdzaken daarvan
zijn niet veranderd. Drie belangrijke wijzi
gingen worden aangebracht. Ten eerste:
deze nieuwe wet zal gelden voor alle be
drijven, met uitzondering van de landbouw,
de visserij, het bankbedrijf en het verzeke-
rings- en vervoersbedrijf. Dat is een aan
merkelijke verruiming. In de tweede plaats
worden de organen van de Publiekrechte
lijke Bedrijfsorganisaties ingeschakeld naast
de Kamers van Koophandel en ten derde zal
ieder bedrijf nu geregistreerd worden. Dit is
overigens maar een administratieve maat
regel, die voor het verlenen van een ver
gunning niet van belang is. Reeds bestaande
bedrijven zullen daarvan geen nadeel onder
vinden.
Het is de bedoeling van de Regering een
vestigingsbesluit uit te vaardigen (als het
betrokken bedrijfschap dat vraagt), waar
door de uitoefening van een bedrijf ge
bonden kan worden aan een vergunning.
Om een vergunning te krijgen, moet men
voldoen aan de drie oude voorwaarden:
credietwSardigheid, handelskennis en vak
bekwaamheid. Kan men niet over diploma's
beschikken, dan zijn er altijd nog de
Sociaal Economische Raad, een product- of
hoofdbedrijfschap, die een verklaring van
vakbekwaamheid mogen afgeven. Dit ont
werp dat met algemene instemming werd
begroet was voor de heer Schilthuis
(arb.) aanleiding om het „behoefte-element"
te bepleiten. Zijn er in een bepaalde wijk
van een stad bijv. voldoende kruideniers,
dan moet men een nieuwe kruidenier geen
vergunning verlenen. Want daar zal
„armoede" het gevolg van zijn. En de
service zal er onder lijden. De socialisten
vinden de huidige methode de „koude
sanering" waardoor ondernemingen na
veel moeilijkheden geruisloos verdwijnen,
onjuist. Zij zien dat als een beschamende
uiting van onze maatschappij, waaruit de
onmacht blijkt om iets voor deze groepen te
doen. Door het inschakelen van het behoef
teelement kan veel leed worden voorkomen,
aldus de heer Schilthuis. Minister Zijlstra
was het daarmede niet eens. Als men een
bepaalde bedrijfstak sluit, dan komt er een
andere narigheid. De ondernemer, die met
energie geladen een nieuwe zaak wil be
ginnen, zal dat niet meer kunnen doen.
Want er is geen „behoefte" meer. Er zijn
immers al vier kruideniers in een straat
Maar economisch gezien, is er altijd be
hoefte aan een betere kruidenier. De socia
listen stonden alleen en hebben hun wen
sen dan ook niet in een voorstel omgezet,
omdat het geen kans van slagen zou heb
ben. En verder moet van dit ontwerp nog
worden verteld, dat staatssecretaris Veld
kamp een tegenstander is van het opvoe
ren van te hoge exameneisen voor de vak
diploma's. Men kan heel goed een vak be
heersen, zonder theoretisch goed onderlegd
te zijn. Deze verklaring was een opluchting
voor de heren Schmal (c.h.) en Peters
(k.v.p.), die het streven naar perfectionis
me in dit opzicht fel hadden gehekeld. De
heer Peters was zelfs in een geestig speech-
je zover gegaan te betwijfelen of voorzitter
Kortenhorst ooit kolenboer zal kunnen wor
den (nadruk verboden)
jJSeSin
(Van onze weerkundige medewerker)
Nu de winter weer voor de deur staat,
hoort men hier en daai al weer fluisteren,
dat er een koude winter is te verwachten.
Niet dat het K.N.M.I. dit heeft voorspeld
- zover zijn wij nog niet maar men
bouwt deze voorspellingen op uit de vele
verschijnselen in de natuur, welke volgens
de volksweerkunde 'voorboden van een
eens een aantal van deze bijzonderheden
koude of zachte winter zijn. Wanneer wij
aanroeren, dan schijnt het vrij eenvoudig te
zijn om in de herfstmaanden met tamelijke
grote kans van slagen een voorspelling te
doen, mits men zijn ogen de kost geeft.
Daar hebben wij in de eerste plaats de
wilde ganzen, die het iedere herfst nog goed
blijken te „doen", want prompt hoort men
over een te verwamchten koude winter
spreken, wanneer deze dieren zich uit de
noordelijke streken terugtrekken om een
warmer heenkomen te zoeken. Nu zij echter
practisch iedere herfst boven ons land wor
den waargenomen, begint, men langzamer
hand in te zien, dat ook zij geen betrouw
bare voorspellers zijn. Neen, dan de herf-
sten met een rijke eikel- en beukennootjes-
oogst. Men kan er van op aan, dat deze
zeker een koude winter voorspellen.
Toen het K.N.M.I. enkele jaren geleden
bij het Staatsbosbeheer over vele jaren ge
gevens opvroeg van herfsten met veel en
weinig eikels en beukenootjes en deze ver
geleek met de daaropvolgende winters, ving
men (zoals te verwachten was) eveneens,
bot. Er bleken zowel strenge als zachte
winters op te volgen, zodat ook deze aan
wijzing op dood spoor liep. Verder meent
de volksweerkunde te kunnen verwachten
wanneer er veel noten en hazelnoten zijn,
de veenmol zich in de herfst reeds diep
ingraaft, de veldmuis haar nest op heuvels
bouwt, de katten een dikke vacht hebben,
de hazen zeer vet zijn, de zwaluwen vroeg
wegtrekken, enz. Ook het volgende rijmpje
wijst op een koude winter: „Houden de
bomen hun bladeren lang, wees voor een
lange winter bang". Zo zouden wij nog tal
van andere verschijnselen kunnen opnoe
men, waaraan de volksweerkunde waarde
hecht.
Enige jaren terug bleek dat er in Zuid-
Limburg een wijngaardslakkenkweker was,
die met grote zekerheid kon vaststellen of
de winter koud of zacht zou worden. Dit
baseerde hij op de gedragingen van de
wijngaardslak, die in de herfst dieper weg
kroop of dicht aan de oppervlakte bleef al
naar gelang volgens het instict van het
dier de winter koud of zacht zou worden.
Aanvankelijk meende men inderdaad een
dier te hebben gevonden, dat werkelijk
goede wintergevoelens bezat, maar na enkele
goede voorspellingen raakte blijkbaar ook
de wijngaardslak het spoor bijster. De ge
dragingen bleken niet betrouwbaar, zouut
men op het K.M.N.I. te De Bilt er dan
ook niet toe overgegaan is om naast het
volgen van de weerkaarten ook een groep
wijngaardslakken te vertroetelen en daar
van in de herfst elke dag de gedragingen
te bespieden.
Toch hebben wij ons wel eens afgevraagd,
of de natuur nu werkelijk geen tipje van de
sluier oplicht, zodat er iets te weten is te
komen van het verloop der winters. Ver
leden jaar hebben wij eens een oproep tot
de lezers gericht, teneinde te kunnen na
gaan of er onder hen waren, die na jaren
lange ervaring iets betrouwbaars in deze
richting konden mededelen. En ja, daar
kwam een interessante brief van een mollen-
vanger, die meende te mogen vaststellen,
dat wanneer de mollen in de herfst een
grote voorraad wormen in hun nest hebben
opgeslagen, daar steevast een koude winter
op volgt.
Een andere mollenvanger beweerde dat
dit hem ook was opgevallen, maar dat hij
van oordeel was, dat men er niet altijd op
kan bouwen.
De heer W. te Z. schreef: „Al 16 jaar
vang ik mollen en kan bevestigen dat wan
neer de mollen veel wormen bij elkaar heb
ben gesleept, er een koude winter is te
verwachten. Vele boeren vroegen wij in
de herfst al of het een zachte of koude
winter zou worden, maar dit jaar vang ik
geen mollen en kan ik mij niet aan een
voorspelling wagen, want nu wij steeds
meer ambtenaren krijgen, is het hopeloos
met de vergunning. Ten eerste krijgen wij
de vergunning enkele weken te laat en ten
tweede voor 6 a 8 weken. Daar het niet
mee valt als je vangt dubbel te verdienen
en de vrouw toch weekgeld moet hebben,
werk ik nu 's winters maar en kunnen de
mollen de polder wel onderste boven
wroeten."
Tot zover de heer W„ maar misschien
zijn er mollenvangers, die ons deze herfst
wel een tip kunnen geven. Het zal zeker
de moeite waard zijn om te onderzoeken of
misschien de mollen betrouwbare weervoor-
spellers zijn. Zijn er onder de lezers, die
uit ervaring ook aanwijzingen menen te
hebben, dan zouden wij dit gaarne ver
nemen en er een onderzoek naar instellen.
Tot op heden moeten wij zeggen, dat de
natuur ons niet in de tóekomst laat kijken,
want aanwijzingen die de ene keer wel uit
komen en het andere jaar niet, komen over
een met de voorspelling „Het kan vriezen
en het kan dooien", waarmee men dus altijd
gelijk heeft. (Nadruk verboden)
Meer dan eenmaal per uur rukt
ergens in ons land een brandweer
uit naar een plaats, waar het bezit
van mensen door vuur bedreigd
wordt In Nederland slaat de mee
dogenloze vijand, die wij „brand"
noemen, ieder jaar zo ongeveer
10.000 maal toe. In het vorige jaar
bijvoorbeeld zo blijkt uit de
„Statistiek der Branden 1952", een
uitgave van het Centraal Bureau
voor de Statistiek werden 10.538
branden gemeld, waarbij de brand
weer daadwerkelijk moest optreden.
Dat is gemiddeld iedere 50 minuten
éénmaal, dag en nacht, zonder on
derbreking het gehele jaar door.
Op allerlei plaatsen brengt het
vuur schade toe. Niet alleen in
woonhuizen en boerderijen en be
drijven, maar ook in auto's en trams
en treinen, op schepen, op de open
bare weg en in bossen, heide en
duinen. Hoeveel precies die schade
bedraagt, is niet te berekenen, om
dat niet in alle gevallen daarvan
opgave wordt gedaan. Vast staat
in ieder geval wel, dat in de laatste
twee jaren voor een waarde van
70 miliioen gulden verloren ging, dat
is bijna 1 ton per dag Een in
drukwekkend cijfer, dat voor ons
een aansporing moet zijn er met
uiterste zorg voor te waken dat het
vuur, dat ons op zo velerlei manie
ren diensten bewijst, niet in de
vorm van brand een genadeloze
vijand wordt.
Gelukkig niet altijd ernstig
Iedere vijftig minuten wordt dus
ergens in Nederland de hulp inge
roepen van een brandweer, maar
gelukkig gaat het niet altijd om een
ernstige brand. Eén derde deel van
alle branden, die in het vorige jaar
werden geregistreerd en dat
geldt ook voor andere jaren be
stond uit „schoorsteenbranden", die
in de regel geen noemenswaardige
schade tot gevolg hebben. Ongeveer
even groot is gewoonlijk het aantal
„binnenbranden", waarbij uiteraard
wél schade geleden wordt, en wel
gemiddeld 1.600,per geval. Een
tiende deel van alle branden betreft
een z.g. „uitslaande brand", die in
ons land, door elkaar genomen, drie
keer per dag voorkomt en.een scha
de veroorzaakt van 25.000,—
per geval.
De cijfers, die hier werden ge
noemd, zijn gemiddelden. Maar het
is natuurlijk niet zó, dat het vuur
zijn aanvallen op have en goed in
een regelmatig tempo gelijkelijk
over het gehele land verdeelt. In
het stookseizoen komen meer bran
den voor dan in de zomermaanden.
Maart blijkt in dit opzicht de laatste
jaren steeds de gevaarlijkste maand
te zijn. Er zijn ook grote verschillen
tussen de provincies. In verhouding
tot het aantal inwoners komen de
laatste jaren de meeste branden
voor in Drenthe, Limburg en Zuid
en Noord-Holland. Zeeland en
Friesland darentegen blijven ver
onder het gemiddelde. Opmerkelijke
verschillen zijn er ook tussen ge
meenten van verschillende grootte.
Ook hier moet men, om te kunnen
vergelijken, het aantal branden be
rekenen naar het aantal inwoners.
In het algemeen blijkt het zó te zijn:
hoe groter de gemeente, des te gro
ter is in verhouding ook het aantal
branden.
Gunstige cijfers in kleinere
plaatsen.
In de zeer grote gemeenten, de
steden met meer dan 100.000 inwo
ners, komen ruim \l/2 maal zoveel
branden voor als gemiddeld in het
gehele land. Tilburg spande in 1952
de kroon met 205,9 branden per
100.000 inwoners, terwijl voor ons
gehele land het gemiddelde 102 be
draagt. Zeer gunstig steken daar
bij af de cijfers in de kleinere plaat
sen met een inwonertal van 5 tot
20 duizend. Daar is het gemiddelde
meestal rond 50 branden per
100.000 inwoners, ongeveer de helft
dus van het landsgemiddelde. In de
allerkleinste gemeenten, die van
minder dan 5000 inwoners, is het
gemiddelde nog lager, n.l. onge
veer 45.
Men mag dus zeggen, dat op het
platteland, waar de mensen minder
„dicht op elkaar" wonen, aanzien
lijk minder branden voorkomen dan
in de steden.
Maar daar staat iets tegenover
Op het platteland zijn de gevolgen
van brand gewoonlijk ernstiger dan
elders. De cijfers over de „boerde-
rijbranden" wijzen dat bijvoorbeeld
uit. Drie keer per dag -gemiddeld
natuurlijkis er in ons land
brand in een boerderij of op een
boerenerf; dat is ongeveer duizend
maal per jaar. Van die duizend
boerderijbranden zijn er slechts
enkele tientallen, waarbij géén
schade wordt geleden, 1 op 2 is de
kans, dat een boerderijbrand een
ernstige uitslaande brand wordt
met een gemiddelde schade van
21.000,
Spelen met lucifers.
Wanneer men de oorzaken van
brand nagaat, blijkt, dat van alle
branden, die zich in de laatste ja
ren hebben voorgedaan, ongeveer
40 veroorzaakt werd door de
schoorsteen, of door kachels, for
nuizen, haarden e.d. In 10 van de
gevallen van brand is er sprake ge
weest van spelen met vuur of van
baldadigheid en in 11 bleef de
oorzaak onbekend. Merkwaardig is,
dat bij woonhuizen op elke drie
branden er twéé veroorzaakt wer
den door kachels of schoorstenen,
terwijl bij boerderijen slechts 1 op 8
gevallen het stoken een brand tot
gevolg had. Maar... op boerderijen
werd daarentegen veel meer met
vuur gespeeld dan bij woonhuizen.
Van alle boerderijbranden werd één
vierde deel veroorzaakt door spelen
met vuur of baldadigheid. Voor
woonhuizen was deze verhouding in
het vorige jaar 1 op 27
Ziedaar enkele van de interes
sante cijfers over branden in ons
land, die men kan vinden in de pu
blicatie van het C.B.S. Eén be
langrijk ding is uit die cijfers niet
af te lezen, n.l. de rol, die de Ne
derlandse brandweerkorpsen bij dit
alles hebben gespeeld en spelen.
Zonder twijfel is die rol belangrijk.
Van de duizende branden die geen
schade opleverden, zouden er ze
ker zeer vele tot ernstige schade
posten zijn geworden als niet de
brandweer op tijd, met goed mate
riaal en geoefend personeel, assis
tentie had verleend. En het aantal
branden zou ongetwijfeld veel gro
ter zijn geweest, wanneer niet in
grote en kleine plaatsen de brand
weer actief was geweest op een an
der terrein dan dat van het blussen
van branden, n.l. dat van het voor
komen van branden door het con
troleren van de naleving van brand
veiligheidsvoorschriften, het terrein
dus van de z.g. „preventie".
Beide taken zijn belangrijk en zo
wel voor het een als het ander mag
de brandweer aanspraak maken op
ieders medewerking, opdat door sa
menwerking en waakzaamheid van
velen de verliespost, die onvoor
zichtigheid met vuur ons ieder jaar
oplevert, tot een zo klein mogelijke
omvang zal worden teruggebracht
(Nadruk verboden).
ZONDAGSDIENST ARTSEN
ZONDAGSDIENST DOCTOREN
Dr. A. Kugel, Oud-Vossemeer, tel. 19
Dr. L. D. A. Looysen, Tholen, tel. 49
HOOGWATER
in de week van 22 t.e.m. 28 Nov.
Zondag
vm 4.06 en
nm 16.30
Maandag
4.52
17.15
Dinsdag
5.37
18.00
Woensdag
6.21
18.42
Donderdag
7.04
19.27
Vrijdag
7.49
20.14
Zaterdag
8.36
21.05
Zaterdag 28 Nov. Laatste Kwartier 9.16 u.
BEKENDMAKING
Burgemeester en Wethouders
van Tholen maken bekend, dat door
de reinigingsdienst scherven zullen
worden opgehaald op Dinsdag, 24
November a.s.; het eerste gedeelte
en op Vrijdag, 27 November d.a.v.
het overige gedeelte.
Tegen Donderdag, 26 November
a.s. bestaat gelegenheid tot aangifte
VAN HET
HERVERKAVELINGSFRONT
III
Overdrachten
Krachtens de Herverkavelingswet
Noodgebieden (in werking getreden
20 September jl) en de daarbij van
toepassing verklaarde Herverkave
lingswet Walcheren gelden voor
overdrachten en pachtovereenkom
sten betreffende in de herverkave-
lingsblokken opgenomen onroeren
de goederen de artikelen 7 en 13
van de laatstgenoemde wet.
Deze artikelen luiden:
Artikel 7.
Onverminderd het bepaalde bij of
krachtens enige andere wettelijke
regeling heeft een overeenkomst,
aangegaan in het tijdvak vanaf de
inwerkingtreding dezer wet tot aan
de overschrijving van de acte van
toedeling in de openbare registers
en waarbij onder bezwarende titel
of bij schenking onder de levenden:
a. in het blok opgenomen onroeren
de goederen worden overgedra
gen of
b. een recht van erfpacht, opstal,
vruchtgebruik of bewoning op
zodanige goederen wordt geves
tigd of gewijzigd of waarbij een
zodanig recht wordt overgedra
gen;
geen rechtskracht zonder schrif
telijke verklaring van de herver
kavelingscommissie, waaruit
blijkt, dat deze overeenkomst
niet in strijd is met een behoor
lijke uitvoering der herverkave
ling.
Artikel 13.
Pachtovereenkomsten en overeen
komsten tot wijziging, aanvulling of
verlenging van een pachtovereen
komst, aangegaan in het tijdvak
vanaf de inwerkingtreding dezer
wet tot aan de overschrijving van
de acte van toedeling in de openbare
registers ten aanzien van de in het
blok opgenomen onroerende goede
ren, hebben onverminderd het be
paalde bij of krachtens enige andere
schriftelijke verklaring van de her-
verkavèlingscommissie, waaruit
blijkt, dat de overeenkomst niet in
strijd is met een behoorlijke uit
voering der herverkaveling.
Aanvragen tot verklaringen van
geen bezwaar dienen schriftelijk en
afzonderlijk gericht te worden tot
het Secretariaat van de Herverka
velingscommissie te Goes.
Indien men bij de aanvrage om
een verklaring van geen bezwaar
de stukken voegt die door de Grond
kamer of het Prijzenbureau ver
langd worden dan zal het Secreta
riaat van de Herverkavelingscom
missie, ter bespoediging van de
procedure, in het geval een verkla
ring van geen bezwaar wordt af
gegeven, de stukken rechtstreeks
doorzenden aan Grondkamer of
Prijzenbureau.
VOORLICHTINGSAVOND
TE ST. MAARTENSDIJK
Blijkens een advertentie in dit
nummer wordt onder auspiciën van
de Stichting Dorpsgemeenschap St.
Maartensdijk een voorlichtings
avond georganiseerd op Donderdag
26 Nov. a.s. Ir. Krijger van de Her-
verkavelingsdienst Zeeland zal bij
deze causerie speciale aandacht
schenken aan de gevolgen voor de
kleine grondgebruikers. Het lijkt
ons dat men deze gelegenheid niet
moet verzuimen. Vragen kunnen
worden gesteld. Ieder .is welkom.
voor ruiming van privaatputten.
Tholen, 18 Nov. 1953.
Burgemeester en Wethouders
voornoemd,
De Secretaris.
GEZINSVERZORGING
De Maatschappelijke Werkster
van het Eiland Tholen, Mej. Paling