WEEKBLQD VOOR HET EILAND THOLEN EN ST.FILIPSLAND VOLKSWEERKUNDE BRANDALARM WAARIN OPGENOMEN DE THOOLSE COURANT Het Parlementair Overzicht Plaatselijk nieuws Het lot der Indische Nederlanders Is hun positie in Indonesië onhoudbaar 7 over KOUDE en ZACHTE winters gesproken Jammer genoeg alles onbetrouwbaar Iedere 50 minuten Per dag gaat voor 100.000 in vlammen opl THOLEN 10e Jaargang No. 1 20 November 1953 Uitgevers Firma C. Dieleman en G. Heijboer Redactie Kerkring A 473, St. Annaland - Telefoon 47 Administratie Oudelandsestr. 9, Tholen - Tel. 57 - Giro 124407 Abonnementen 1.20 per kwartaal franco p.p. 1.45 incassokosten Prijs per nummer 10 cent Advertentiën ƒ0.10 per millimeter Minimum ƒ2.00 Spierinkjes tot en met 20 woorden ƒ1.00, elk woord meer 0.05 Advertenties worden tot uiterlijk Donderdagmiddag 1 u. aangenomen Tijdens de behandeling van de begroting van Maatschappelijk Werk is opeens de moeilijke positie waarin 90.000 Indische Nederlanders in Indonesië verkeren, ter sprake gebracht. Het was de heer Lemaire (k.n.p.), die de bal aan het rollen bracht door een motie in te dienen, waarin de .Regering werd uitgenodigd deze mensen zelf te laten beslissen of zij naar ons land willen terugkeren of niet. Minister Man Thiel voelde niets voor deze motie. Namens de Regering deelde hij zelfs mede, dat als zij werd aangenomen, zij in ieder geval niet uitgevoerd zal worden. Deed de bewinds man dat omdat hij niet is begaan met het lot van de duizenden landgenoten, die vaak in zorgelijke omstandigheden verkeren Neen, zo was het niet, maar hij wil de Indische Nederlanders zoveel mogelijk in Indonesië houden; uit oogpunt van zelf bescherming. Ten eerste omdat velen van hen nog nooit in Nederland zijn geweest en hier dus waarschijnlijk niet zullen aarden. Ten tweede, omdat volgens de mededelingen van de Hoge Commissaris de toestand voor de Indische Nederlanders nog niet onhoudbaar is. Ten- derde omdat de Rege ring geen positieve daad wil stellen waar door een massale overtocht zou worden bevorderd. Er zal een orgaan worden op gericht, dat zal nagaan of er een voorschot voor de overtocht verleend moet worden en dat zich zal bezig houden met de voor lichting. De betrokkenen zullen op grond van deze voorlichting moeten beslissen of zij naar Nederland willen gaan of niet. Maar het orgaan zal het laatste woord spreken. Het waren de heren Schouten (a.r.j, Oud (v.v.d.)v. Rijckevorsel k.v.p.), r£v„ d. .Wetering (c.h), Zandt (s.g.p.) en Lemaire (k.n.p.}, die zich daartegen ver zetten. Niet een orgaan; maar de mensen zelf moeten beslissen of zij willen terug keren. Doet men dit niet, dan worden de opvattingen van de betrokkenen onder geschikt gemaakt aan die van de Regering. Hier sprak dus het rechtsgevoel en dat leverde sterke argumenten op. De motie- Lemaire werd echter verworpen met 26-48 stemmen. Tot de tegenstemmers behoren de k.v.p. (op drie leden na), de p.v.d.a. en vier leden der c.h.u.-fractie. Er kwam nog een andere motie op tafel; n.l. van de heer De Graaf (k.v.p.). Dit voorstel was in wezen een ondersteuning van het Regerings beleid. Het te vormen orgaan, dat zal be slissen en van voorlichting zal dienen, zal overwegend niet ambtelijk moeten zijn. Dit is dus de, gedachte van „niet-zelfbeslissing". En deze gedachte werd door de Kamer aan vaard met 48-26 stemmen. Nu waren het weer de k.v.p. en de p.v.d.a. met enige c.h.u.-ers, die de doorslag gaven. Het was een moeilijk debat. De vraag wat „onhoudbaar" is, is zeer betrekkelijk. Maar een feit is, dat de berichten elkander sterk tegenspreken. Minister Van Thiel heeft beloofd maatregelen te zullen nemen om de ongerustheid weg te nemen. Maar bevredigend was dit voor de tegenstanders geenszins. Aan de ene kant speelt hier bet lot van de 90.000 mensen, van wie er velen te berooid zijn om de terugtocht te kunnen aanvaarden, een rol. Zij moeten geholpen worden, zo zegt het rechtsgevoel. Aan de andere kant vreest men een herhaling van het Ambonnezen-probleem. Er is geen Kamerlid geweest, dat deze kwestie niet serieus heeft behandeld. Men heeft hier over gedebatteerd op zuiver zakelijke wijze, zonder dat de politieke sentimenten naar boven kwamen. Dat mocht ook niet, wan; daarvoor is het probleem te tragisch, en te ingewikkeld. Ongetwijfeld is men over deze kwestie nog niet uitgepraat. Er komen nog gelegenheden om dat onderwerp nog eens aan te snijden. Zo is er een kans bij de behandeling van het ontwerp over „de rechten van de mens". Maar een feit is, dat men nu de motie Lemaire heeft verwor pen, waardoor aan het uiterste zelfbeschik kingsrecht van de Indische Nederlanders tekort wordt gedaan. De tijd zal het leren welk deel van de Kamer het gelijk aan zijn zijde heeft. VESTIGINGSWET BEDRIJVEN De begrotingsbehandeling is overigens deze week wel een beetje in de verdrukking gekomen. De Ministers kunnen het tempo niet goed bijhouden. Het schrijven van een Memorie van Antwoord vergt n.l. veel tijd. Dat is een nauwkeurig werkje; want één verkeerde zinswending en zij krijgen het met de critische volksvertegenwoordigers aan de stok. Er was dus even een stagnatie. En van die gelegenheid is gebruik gemaakt het belangrijke ontwerp „vestigingswet be- - drijven" z.h.s. aan te nemen. Momenteel leven we nog onder „de vestigingswet kleinbedrijf 1937". De hoofdzaken daarvan zijn niet veranderd. Drie belangrijke wijzi gingen worden aangebracht. Ten eerste: deze nieuwe wet zal gelden voor alle be drijven, met uitzondering van de landbouw, de visserij, het bankbedrijf en het verzeke- rings- en vervoersbedrijf. Dat is een aan merkelijke verruiming. In de tweede plaats worden de organen van de Publiekrechte lijke Bedrijfsorganisaties ingeschakeld naast de Kamers van Koophandel en ten derde zal ieder bedrijf nu geregistreerd worden. Dit is overigens maar een administratieve maat regel, die voor het verlenen van een ver gunning niet van belang is. Reeds bestaande bedrijven zullen daarvan geen nadeel onder vinden. Het is de bedoeling van de Regering een vestigingsbesluit uit te vaardigen (als het betrokken bedrijfschap dat vraagt), waar door de uitoefening van een bedrijf ge bonden kan worden aan een vergunning. Om een vergunning te krijgen, moet men voldoen aan de drie oude voorwaarden: credietwSardigheid, handelskennis en vak bekwaamheid. Kan men niet over diploma's beschikken, dan zijn er altijd nog de Sociaal Economische Raad, een product- of hoofdbedrijfschap, die een verklaring van vakbekwaamheid mogen afgeven. Dit ont werp dat met algemene instemming werd begroet was voor de heer Schilthuis (arb.) aanleiding om het „behoefte-element" te bepleiten. Zijn er in een bepaalde wijk van een stad bijv. voldoende kruideniers, dan moet men een nieuwe kruidenier geen vergunning verlenen. Want daar zal „armoede" het gevolg van zijn. En de service zal er onder lijden. De socialisten vinden de huidige methode de „koude sanering" waardoor ondernemingen na veel moeilijkheden geruisloos verdwijnen, onjuist. Zij zien dat als een beschamende uiting van onze maatschappij, waaruit de onmacht blijkt om iets voor deze groepen te doen. Door het inschakelen van het behoef teelement kan veel leed worden voorkomen, aldus de heer Schilthuis. Minister Zijlstra was het daarmede niet eens. Als men een bepaalde bedrijfstak sluit, dan komt er een andere narigheid. De ondernemer, die met energie geladen een nieuwe zaak wil be ginnen, zal dat niet meer kunnen doen. Want er is geen „behoefte" meer. Er zijn immers al vier kruideniers in een straat Maar economisch gezien, is er altijd be hoefte aan een betere kruidenier. De socia listen stonden alleen en hebben hun wen sen dan ook niet in een voorstel omgezet, omdat het geen kans van slagen zou heb ben. En verder moet van dit ontwerp nog worden verteld, dat staatssecretaris Veld kamp een tegenstander is van het opvoe ren van te hoge exameneisen voor de vak diploma's. Men kan heel goed een vak be heersen, zonder theoretisch goed onderlegd te zijn. Deze verklaring was een opluchting voor de heren Schmal (c.h.) en Peters (k.v.p.), die het streven naar perfectionis me in dit opzicht fel hadden gehekeld. De heer Peters was zelfs in een geestig speech- je zover gegaan te betwijfelen of voorzitter Kortenhorst ooit kolenboer zal kunnen wor den (nadruk verboden) jJSeSin (Van onze weerkundige medewerker) Nu de winter weer voor de deur staat, hoort men hier en daai al weer fluisteren, dat er een koude winter is te verwachten. Niet dat het K.N.M.I. dit heeft voorspeld - zover zijn wij nog niet maar men bouwt deze voorspellingen op uit de vele verschijnselen in de natuur, welke volgens de volksweerkunde 'voorboden van een eens een aantal van deze bijzonderheden koude of zachte winter zijn. Wanneer wij aanroeren, dan schijnt het vrij eenvoudig te zijn om in de herfstmaanden met tamelijke grote kans van slagen een voorspelling te doen, mits men zijn ogen de kost geeft. Daar hebben wij in de eerste plaats de wilde ganzen, die het iedere herfst nog goed blijken te „doen", want prompt hoort men over een te verwamchten koude winter spreken, wanneer deze dieren zich uit de noordelijke streken terugtrekken om een warmer heenkomen te zoeken. Nu zij echter practisch iedere herfst boven ons land wor den waargenomen, begint, men langzamer hand in te zien, dat ook zij geen betrouw bare voorspellers zijn. Neen, dan de herf- sten met een rijke eikel- en beukennootjes- oogst. Men kan er van op aan, dat deze zeker een koude winter voorspellen. Toen het K.N.M.I. enkele jaren geleden bij het Staatsbosbeheer over vele jaren ge gevens opvroeg van herfsten met veel en weinig eikels en beukenootjes en deze ver geleek met de daaropvolgende winters, ving men (zoals te verwachten was) eveneens, bot. Er bleken zowel strenge als zachte winters op te volgen, zodat ook deze aan wijzing op dood spoor liep. Verder meent de volksweerkunde te kunnen verwachten wanneer er veel noten en hazelnoten zijn, de veenmol zich in de herfst reeds diep ingraaft, de veldmuis haar nest op heuvels bouwt, de katten een dikke vacht hebben, de hazen zeer vet zijn, de zwaluwen vroeg wegtrekken, enz. Ook het volgende rijmpje wijst op een koude winter: „Houden de bomen hun bladeren lang, wees voor een lange winter bang". Zo zouden wij nog tal van andere verschijnselen kunnen opnoe men, waaraan de volksweerkunde waarde hecht. Enige jaren terug bleek dat er in Zuid- Limburg een wijngaardslakkenkweker was, die met grote zekerheid kon vaststellen of de winter koud of zacht zou worden. Dit baseerde hij op de gedragingen van de wijngaardslak, die in de herfst dieper weg kroop of dicht aan de oppervlakte bleef al naar gelang volgens het instict van het dier de winter koud of zacht zou worden. Aanvankelijk meende men inderdaad een dier te hebben gevonden, dat werkelijk goede wintergevoelens bezat, maar na enkele goede voorspellingen raakte blijkbaar ook de wijngaardslak het spoor bijster. De ge dragingen bleken niet betrouwbaar, zouut men op het K.M.N.I. te De Bilt er dan ook niet toe overgegaan is om naast het volgen van de weerkaarten ook een groep wijngaardslakken te vertroetelen en daar van in de herfst elke dag de gedragingen te bespieden. Toch hebben wij ons wel eens afgevraagd, of de natuur nu werkelijk geen tipje van de sluier oplicht, zodat er iets te weten is te komen van het verloop der winters. Ver leden jaar hebben wij eens een oproep tot de lezers gericht, teneinde te kunnen na gaan of er onder hen waren, die na jaren lange ervaring iets betrouwbaars in deze richting konden mededelen. En ja, daar kwam een interessante brief van een mollen- vanger, die meende te mogen vaststellen, dat wanneer de mollen in de herfst een grote voorraad wormen in hun nest hebben opgeslagen, daar steevast een koude winter op volgt. Een andere mollenvanger beweerde dat dit hem ook was opgevallen, maar dat hij van oordeel was, dat men er niet altijd op kan bouwen. De heer W. te Z. schreef: „Al 16 jaar vang ik mollen en kan bevestigen dat wan neer de mollen veel wormen bij elkaar heb ben gesleept, er een koude winter is te verwachten. Vele boeren vroegen wij in de herfst al of het een zachte of koude winter zou worden, maar dit jaar vang ik geen mollen en kan ik mij niet aan een voorspelling wagen, want nu wij steeds meer ambtenaren krijgen, is het hopeloos met de vergunning. Ten eerste krijgen wij de vergunning enkele weken te laat en ten tweede voor 6 a 8 weken. Daar het niet mee valt als je vangt dubbel te verdienen en de vrouw toch weekgeld moet hebben, werk ik nu 's winters maar en kunnen de mollen de polder wel onderste boven wroeten." Tot zover de heer W„ maar misschien zijn er mollenvangers, die ons deze herfst wel een tip kunnen geven. Het zal zeker de moeite waard zijn om te onderzoeken of misschien de mollen betrouwbare weervoor- spellers zijn. Zijn er onder de lezers, die uit ervaring ook aanwijzingen menen te hebben, dan zouden wij dit gaarne ver nemen en er een onderzoek naar instellen. Tot op heden moeten wij zeggen, dat de natuur ons niet in de tóekomst laat kijken, want aanwijzingen die de ene keer wel uit komen en het andere jaar niet, komen over een met de voorspelling „Het kan vriezen en het kan dooien", waarmee men dus altijd gelijk heeft. (Nadruk verboden) Meer dan eenmaal per uur rukt ergens in ons land een brandweer uit naar een plaats, waar het bezit van mensen door vuur bedreigd wordt In Nederland slaat de mee dogenloze vijand, die wij „brand" noemen, ieder jaar zo ongeveer 10.000 maal toe. In het vorige jaar bijvoorbeeld zo blijkt uit de „Statistiek der Branden 1952", een uitgave van het Centraal Bureau voor de Statistiek werden 10.538 branden gemeld, waarbij de brand weer daadwerkelijk moest optreden. Dat is gemiddeld iedere 50 minuten éénmaal, dag en nacht, zonder on derbreking het gehele jaar door. Op allerlei plaatsen brengt het vuur schade toe. Niet alleen in woonhuizen en boerderijen en be drijven, maar ook in auto's en trams en treinen, op schepen, op de open bare weg en in bossen, heide en duinen. Hoeveel precies die schade bedraagt, is niet te berekenen, om dat niet in alle gevallen daarvan opgave wordt gedaan. Vast staat in ieder geval wel, dat in de laatste twee jaren voor een waarde van 70 miliioen gulden verloren ging, dat is bijna 1 ton per dag Een in drukwekkend cijfer, dat voor ons een aansporing moet zijn er met uiterste zorg voor te waken dat het vuur, dat ons op zo velerlei manie ren diensten bewijst, niet in de vorm van brand een genadeloze vijand wordt. Gelukkig niet altijd ernstig Iedere vijftig minuten wordt dus ergens in Nederland de hulp inge roepen van een brandweer, maar gelukkig gaat het niet altijd om een ernstige brand. Eén derde deel van alle branden, die in het vorige jaar werden geregistreerd en dat geldt ook voor andere jaren be stond uit „schoorsteenbranden", die in de regel geen noemenswaardige schade tot gevolg hebben. Ongeveer even groot is gewoonlijk het aantal „binnenbranden", waarbij uiteraard wél schade geleden wordt, en wel gemiddeld 1.600,per geval. Een tiende deel van alle branden betreft een z.g. „uitslaande brand", die in ons land, door elkaar genomen, drie keer per dag voorkomt en.een scha de veroorzaakt van 25.000,— per geval. De cijfers, die hier werden ge noemd, zijn gemiddelden. Maar het is natuurlijk niet zó, dat het vuur zijn aanvallen op have en goed in een regelmatig tempo gelijkelijk over het gehele land verdeelt. In het stookseizoen komen meer bran den voor dan in de zomermaanden. Maart blijkt in dit opzicht de laatste jaren steeds de gevaarlijkste maand te zijn. Er zijn ook grote verschillen tussen de provincies. In verhouding tot het aantal inwoners komen de laatste jaren de meeste branden voor in Drenthe, Limburg en Zuid en Noord-Holland. Zeeland en Friesland darentegen blijven ver onder het gemiddelde. Opmerkelijke verschillen zijn er ook tussen ge meenten van verschillende grootte. Ook hier moet men, om te kunnen vergelijken, het aantal branden be rekenen naar het aantal inwoners. In het algemeen blijkt het zó te zijn: hoe groter de gemeente, des te gro ter is in verhouding ook het aantal branden. Gunstige cijfers in kleinere plaatsen. In de zeer grote gemeenten, de steden met meer dan 100.000 inwo ners, komen ruim \l/2 maal zoveel branden voor als gemiddeld in het gehele land. Tilburg spande in 1952 de kroon met 205,9 branden per 100.000 inwoners, terwijl voor ons gehele land het gemiddelde 102 be draagt. Zeer gunstig steken daar bij af de cijfers in de kleinere plaat sen met een inwonertal van 5 tot 20 duizend. Daar is het gemiddelde meestal rond 50 branden per 100.000 inwoners, ongeveer de helft dus van het landsgemiddelde. In de allerkleinste gemeenten, die van minder dan 5000 inwoners, is het gemiddelde nog lager, n.l. onge veer 45. Men mag dus zeggen, dat op het platteland, waar de mensen minder „dicht op elkaar" wonen, aanzien lijk minder branden voorkomen dan in de steden. Maar daar staat iets tegenover Op het platteland zijn de gevolgen van brand gewoonlijk ernstiger dan elders. De cijfers over de „boerde- rijbranden" wijzen dat bijvoorbeeld uit. Drie keer per dag -gemiddeld natuurlijkis er in ons land brand in een boerderij of op een boerenerf; dat is ongeveer duizend maal per jaar. Van die duizend boerderijbranden zijn er slechts enkele tientallen, waarbij géén schade wordt geleden, 1 op 2 is de kans, dat een boerderijbrand een ernstige uitslaande brand wordt met een gemiddelde schade van 21.000, Spelen met lucifers. Wanneer men de oorzaken van brand nagaat, blijkt, dat van alle branden, die zich in de laatste ja ren hebben voorgedaan, ongeveer 40 veroorzaakt werd door de schoorsteen, of door kachels, for nuizen, haarden e.d. In 10 van de gevallen van brand is er sprake ge weest van spelen met vuur of van baldadigheid en in 11 bleef de oorzaak onbekend. Merkwaardig is, dat bij woonhuizen op elke drie branden er twéé veroorzaakt wer den door kachels of schoorstenen, terwijl bij boerderijen slechts 1 op 8 gevallen het stoken een brand tot gevolg had. Maar... op boerderijen werd daarentegen veel meer met vuur gespeeld dan bij woonhuizen. Van alle boerderijbranden werd één vierde deel veroorzaakt door spelen met vuur of baldadigheid. Voor woonhuizen was deze verhouding in het vorige jaar 1 op 27 Ziedaar enkele van de interes sante cijfers over branden in ons land, die men kan vinden in de pu blicatie van het C.B.S. Eén be langrijk ding is uit die cijfers niet af te lezen, n.l. de rol, die de Ne derlandse brandweerkorpsen bij dit alles hebben gespeeld en spelen. Zonder twijfel is die rol belangrijk. Van de duizende branden die geen schade opleverden, zouden er ze ker zeer vele tot ernstige schade posten zijn geworden als niet de brandweer op tijd, met goed mate riaal en geoefend personeel, assis tentie had verleend. En het aantal branden zou ongetwijfeld veel gro ter zijn geweest, wanneer niet in grote en kleine plaatsen de brand weer actief was geweest op een an der terrein dan dat van het blussen van branden, n.l. dat van het voor komen van branden door het con troleren van de naleving van brand veiligheidsvoorschriften, het terrein dus van de z.g. „preventie". Beide taken zijn belangrijk en zo wel voor het een als het ander mag de brandweer aanspraak maken op ieders medewerking, opdat door sa menwerking en waakzaamheid van velen de verliespost, die onvoor zichtigheid met vuur ons ieder jaar oplevert, tot een zo klein mogelijke omvang zal worden teruggebracht (Nadruk verboden). ZONDAGSDIENST ARTSEN ZONDAGSDIENST DOCTOREN Dr. A. Kugel, Oud-Vossemeer, tel. 19 Dr. L. D. A. Looysen, Tholen, tel. 49 HOOGWATER in de week van 22 t.e.m. 28 Nov. Zondag vm 4.06 en nm 16.30 Maandag 4.52 17.15 Dinsdag 5.37 18.00 Woensdag 6.21 18.42 Donderdag 7.04 19.27 Vrijdag 7.49 20.14 Zaterdag 8.36 21.05 Zaterdag 28 Nov. Laatste Kwartier 9.16 u. BEKENDMAKING Burgemeester en Wethouders van Tholen maken bekend, dat door de reinigingsdienst scherven zullen worden opgehaald op Dinsdag, 24 November a.s.; het eerste gedeelte en op Vrijdag, 27 November d.a.v. het overige gedeelte. Tegen Donderdag, 26 November a.s. bestaat gelegenheid tot aangifte VAN HET HERVERKAVELINGSFRONT III Overdrachten Krachtens de Herverkavelingswet Noodgebieden (in werking getreden 20 September jl) en de daarbij van toepassing verklaarde Herverkave lingswet Walcheren gelden voor overdrachten en pachtovereenkom sten betreffende in de herverkave- lingsblokken opgenomen onroeren de goederen de artikelen 7 en 13 van de laatstgenoemde wet. Deze artikelen luiden: Artikel 7. Onverminderd het bepaalde bij of krachtens enige andere wettelijke regeling heeft een overeenkomst, aangegaan in het tijdvak vanaf de inwerkingtreding dezer wet tot aan de overschrijving van de acte van toedeling in de openbare registers en waarbij onder bezwarende titel of bij schenking onder de levenden: a. in het blok opgenomen onroeren de goederen worden overgedra gen of b. een recht van erfpacht, opstal, vruchtgebruik of bewoning op zodanige goederen wordt geves tigd of gewijzigd of waarbij een zodanig recht wordt overgedra gen; geen rechtskracht zonder schrif telijke verklaring van de herver kavelingscommissie, waaruit blijkt, dat deze overeenkomst niet in strijd is met een behoor lijke uitvoering der herverkave ling. Artikel 13. Pachtovereenkomsten en overeen komsten tot wijziging, aanvulling of verlenging van een pachtovereen komst, aangegaan in het tijdvak vanaf de inwerkingtreding dezer wet tot aan de overschrijving van de acte van toedeling in de openbare registers ten aanzien van de in het blok opgenomen onroerende goede ren, hebben onverminderd het be paalde bij of krachtens enige andere schriftelijke verklaring van de her- verkavèlingscommissie, waaruit blijkt, dat de overeenkomst niet in strijd is met een behoorlijke uit voering der herverkaveling. Aanvragen tot verklaringen van geen bezwaar dienen schriftelijk en afzonderlijk gericht te worden tot het Secretariaat van de Herverka velingscommissie te Goes. Indien men bij de aanvrage om een verklaring van geen bezwaar de stukken voegt die door de Grond kamer of het Prijzenbureau ver langd worden dan zal het Secreta riaat van de Herverkavelingscom missie, ter bespoediging van de procedure, in het geval een verkla ring van geen bezwaar wordt af gegeven, de stukken rechtstreeks doorzenden aan Grondkamer of Prijzenbureau. VOORLICHTINGSAVOND TE ST. MAARTENSDIJK Blijkens een advertentie in dit nummer wordt onder auspiciën van de Stichting Dorpsgemeenschap St. Maartensdijk een voorlichtings avond georganiseerd op Donderdag 26 Nov. a.s. Ir. Krijger van de Her- verkavelingsdienst Zeeland zal bij deze causerie speciale aandacht schenken aan de gevolgen voor de kleine grondgebruikers. Het lijkt ons dat men deze gelegenheid niet moet verzuimen. Vragen kunnen worden gesteld. Ieder .is welkom. voor ruiming van privaatputten. Tholen, 18 Nov. 1953. Burgemeester en Wethouders voornoemd, De Secretaris. GEZINSVERZORGING De Maatschappelijke Werkster van het Eiland Tholen, Mej. Paling

Krantenbank Zeeland

Eendrachtbode /Mededeelingenblad voor het eiland Tholen | 1953 | | pagina 1