WEEKBLAD VOOR HET EILAND THOLEN EN ST. FILIPSLOND Hier is nu ome Honderdjarige m w WAARIN OPGENOMEN DE THOOLSE COURANT COMMENTAAR Het Parlementair Overzicht 9e Jaargang No. 38 14 Augustus 1953 Uitgevers Firma C. Dieleman en G. Heijboer Redactie Kerkring A 473, St. Annaland - Telefoon 47 Administratie Oudelandsestr. 9, Tholen - Tel. 57 - Giro 124407 Abonnementen 1.20 per kwartaal franco p.p. 1.45 incassokosten Prijs per nummer 10 cent Advertentiën ƒ0.10 per millimeter Minimum 2.00 Spierinkjes tot en met 20 woorden 1.00, elk woord meer ƒ0.05 Advertenties worden tot uiterlijk Donderdagmiddag 1 u. aangenomen (C.N.F.) De Kamer van Koop handel en Fabrieken voor de Veen koloniën te Veendam heeft, mede sprekende namens 28 andere Kamers van Koophandel, een adres gericht tot de minister van Economische Zaken, waarin verontrusting wordt uitgesproken over de wijze, waarop de bij de Vestigingswet Kleinbedrijf 1937 gestelde eis van vakbekwaam heid wordt gehanteerd jegens hen, die zich als middenstander in enige tak van bedrijf wensen te vestigen, vestigen. In dit adres wordt erop gewezen, dat het doel van voornoemde Ves tigingswet was, verbetering te bren gen in de toestand, waarin de mid denstand zich in de dertiger jaren bevond. De wet eiste waarborgen inzake de deskundigheid (vakbe kwaamheid) en de financiële draag kracht van hen, die zich in bepaalde takken van bedrijf zouden willen vestigen. De oorspronkelijke bedoe ling was dus om de z.g. „beunhazen" te weren, de grote stroom van on- geschikten dus tegen te gaan. Maar uitdrukkelijk werd de inschake ling van het „behoefte-element" ver worpen. In de bestaande Vestigingswet worden de eisen nader geprecisieerd als „minimum-eisen"; in de nieuwe Vestigingswet wordt gesproken van „strikt noodzakelijke eisen". De Kamer wijst erop, dat ernstige twijfel bestaat of door de omschrij ving van de vestigingsbesluiten en door het opvoeren van het examen- peil wel van minimum-eisen ge sproken kan worden. Uit vakstand punt bezien, zullen immer verschillen van mening blijven bestaan over de vraag wat men behoort te weten en te kunnen om aan een minimum-eis van vakbekwaamheid te voldoen. Wordt echter het doel van de Ves tigingswet in het oog gehouden, dan mag er niet van worden uitgegaan, hoe „het vak" hierover denkt, doch dient men zich in de eerste plaats op een maatschappelijk standpunt te stellen. Volgens adressanten is het niet het vakdiploma, dat het publiek zich tot een zaak doet wenden, doch de goede naam, die een zaak zich heeft weten te verwerven. Een ver door gevoerde bescherming van het con sumentenbelang bedoelt deze wet ook niet en deze is evenmin moge lijk, omdat men dan ook een mid denstander aan de eis van morali teit moet laten voldoen. Gaan nu de vestigingsbesluiten hogere eisen stellen, dan voor het doel der wet strikt noodzakelijk is, dan doemt het gevaar op, dat aan de goede krach ten in onze samenleving, wier ont plooiing zozeer nodig is, de pas tot ontwikkeling wordt afgesneden. De Kamer precisieert haar be zwaren in de volgende punten: 1. Herhaaldelijk stranden goede ambachtslieden voor het theoretische gedeelte van de vakexamens. Ge beurt dit meer keren, dan verdwijnt de animo. De examens zullen daar om op de praktijk gericht moeten zijn en de theorie, die voor de be drijfsvoering gemist kan worden, dient achterwege te blijven. Daar door zal ook voor degenen, die ge woonlijk niet meer dan een lagere schoolopleiding hebben genoten, de overgang naar het zelfstandige be drijf gemakkelijker gemaakt worden. Gaat het theoretisch onderricht zich bewegen boven datgene, dat in de alledaagse practijk van de ambachts man nodig is, dan gaat men zich op een terrein begeven, dat niet tot dat der wet behoort. 2. De Kamer acht het in strijd met het begrip „strikt noodzakelijke eisen" dat een ambachtsman, die tevens de aanverwante kleinhandel wenst te beginnen, daartoe een af zonderlijk detailhandels-vakdiploma zou moeten bezitten. 3. Onder de huidige regeling wordt men voor sommige vakexa mens niet toegelaten, indien men niet een aantal jaren in de desbe treffende bedrijfstak werkzaam is geweest. Ook dit acht de Kamer in strijd met het doel van de huidige vestigingswet. 4. Het is begrijpelijk, dat de me ning gaat postvatten, dat de huidige vestigingswetgeving naar een sterke specialisatie der middenstandsbe- drijven streeft. Er zijn thans 60 ves tigingsbesluiten en 6 sperbesluiten van kracht, totaal omvattende 127 bedrijfstakken. Hieruit, zo zegt de Kamer, mag men concluderen, dat de vestigingsbesluiten langzamer hand gebaseerd worden op de situ atie in de grote steden, alwaar de specialisatie aanmerkelijk meer voortgeschreden is dan daarbuiten. Hierin schuilt het grote gevaar, dat men voor het stellen van de mini mum-eis van vakbekwaamheid van een vakbekwaamheidsniveau, dat hoger ligt dan het gemiddelde. 5. Met het vaststellen van de vakbekwaamheidseisen zou voor taan meer rekening gehouden kun nen worden met de aard van het vak. Detailhandelaren in merkarti kelen hebben aan een geringere warenkennis reeds voldoende en minder bekwame barbier kan weinig onheil veroorzaken en zal spoedig zijn klanten verliezen. Een onbe kwame opticiën daarentegen kan schade aan de volksgezondheid aan richten. 6. Het stelsel der verplichte vak examens brengt belangrijke finan ciële consequenties met zich mee voor duizenden, die jaarlijks kosten moeten betalen voor studiemateriaal, lessen en cursusgelden, reisgelden enz. Hoe moeilijker de examens, des te hoger de kosten en de moeiten voor die groep der bevolking, waar van velen het benodigde geld moei lijk kunnen missen. 7. Het lijkt de Kamer dringend gewenst, dat er nauwlettend op wordt toegezien, dat de duur der onderscheiden opleidingen niet lan ger gesteld wordt als nodig is voor het onderricht in datgene, wat men moet weten en kunnen voor het vol doen aan de strikt noodzakelijke vakbekwaamheidseisen en voorts dat zo mogelijk de organisatie dezer cursussen zodanig is, dat zij naast het verrichten der dagelijkse werk zaamheden gevolgd kunnen worden. 8. Het zou in hoge mate wense lijk zijn de Kamers van Koophandel bevoegd te verklaren zich te doen vertegenwoordigen bij de vak examens. De Kamer verzoekt de minister ten slotte, overtuigd, dat het oor spronkelijke doel van de vestigings wetgeving een algemene waardering geniet, om de gesignaleerde, zich steeds duidelijker manifesterende be zwaren ten aanzien van de minimum eis der vakbekwaamheid te onder vangen. De A.R.partij is altijd een partij geweest met markante figuren. De fracties, die zij samenstelt in de Tweede en Eerste Kamer, steken al tijd boven de middelmaat uit. Vriend en vijand zal dat toegeven. De a.r. spelen in de Kamer agressief als zij vaak zijn een grote rol. Hetzij als regeringspartij, hetzij als opposi tie. In de Eerste Kamer is zo'n mar kante figuur de 81-jarige prof. Ane- ma. Een rechtsgeleerde van groot formaat, een bekwaam politicus,een man zonder vijanden. En in de Tweede Kamer zit Jan Schouten, die Woensdag j.l. juist 70 jaar is gewor den. Hij is het Kamerlid met de meeste dienstjaren. Zonder onder breking zit hij sinds 22 October 1918 op het achterste bankje aan de rechterzijde. Slechts de heer Oud zat reeds in de Kamer toen Schou ten zijn intrede deed. Hij werd lid op 28 Juni 1917, maar kwam na de oorlog eerst in 1948 weer in de po litieke arena. Ook Schouten is een man zonder vijanden. Wie twijfelt er aan zijn oprechtheid? Wie aan zijn eerlijk heid? Wie aan zijn kundigheid? Hij is nog een van de politici van de oude stempel. Is er één begroting, waarover hij niet met deskundig heid zal kunnen spreken En heeft hij niet voor en na de oorlog bewe zen zeer goed de politieke lijn van zijn fractie en van zijn partij te kun nen bepalen Natuurlijk, lang niet allen zijn het met zijn politieke op vattingen eens. Hij ondervindt veel bestrijding, maar als men eenmaal zijn uitgangspunt aanvaardt, dan zal men moeten erkennen, dat hij mees terlijk zijn weg uitstippeld. Schouten is een enorm goed spre ker. Vooral in de vooroorlogse ja ren, toen hij in de kracht van zijn leven was. Het liefst sprak hij van zijn achterste bankje af. Het spreek gestoelte en de luidspreker heeft hij niet nodig, want met zijn stem als een bazuin vult hij zonder moeite de grootste zaal. Er is niemand, die het waagt hem te interrumperen. Zelf is hij daar een meester in, maar me nig interrumptant heeft moeten ondervinden, dat hij zo slagvaardig weet te beantwoorden, dat alle lust vergaat om het nog eens te probe ren. De meest sierende eigenschap Enige jaren geleden werden zijn grote verdiensten bekroond. Hij werd doctor honoris causa in de rechtswetenschappen. Bij die gele genheid behaagde het de Konin gin hem de onderscheiding te ver lenen van commandeur in de orde van Oranje-Nassau. Behalve Kamerlid was dr Schou ten nog directeur van de N.V. Rot terdamse Boaz-Bank. Momenteel is hij nog voorzitter van de a.r. partij. Romme, Oud, Schouten: zij zijn in een adem te noemen. Zij zijn de politici van groot formaat. Alle drie hoewel Romme pas 57 jaar is zij zijn nog een afspiegeling van het voor-oorlogse Parlement. Hun grote verdienste is, dat zij niet alleen nog maar „museumstukken" zijn, maar dat zij ook nu nog actief hun partij in de politiek meeblazen. Schouten is van deze drie de man die het meest standvastig is. Hij schiet geen bokken, maar berekent met grote kundigheid zijn kansen. Als een aankomend Kamerlid een amende ment of motie indient, dan is het voor hem altijd een voldoening de handtekening van Schouten er onder te krijgen. Want Schouten weet wat hij doet. Zegt hij a, hij zegt ook b. Daarvan kan men overtuigd zijn. En het is die oprechtheid, die hem van zoveel kanten bemind doet zijn. (Nadruk Verboden) van de thans zeventigjarige is on getwijfeld zijn mildheid. Hoe fel heeft hij de eerste na-oorlogse ka binetten niet bestreden; hij heeft moties van wantrouwen ingediend en hij heeft al zijn sprekerstalent gebruikt om de Regering van haar naar zijn mening ongelijk te overtuigen, het waren principiële woorden, die hij sprak. Maar nim mer kon men hem grofheid verwijten. En de persoonlijke verhoudingen hebben er nooit onder geleden. Drees en Schouten zij kenden el kaar voor de oorlog, in het verzet en na de oorlog -kunnen persoon lijk uitstekend met elkaar overweg. Ook al is er veel principiëels, dat hen uiteen doet gaan; hun waarde ring voor elkaar is meer dan eens merkbaar. Het pad van Schouten is niet ovej rozen gegaan. Na de lagere school was er voor hem geen gelegenheid om te studeren. Tot zijn negentiende jaar was hij werkzaam in de bloem isterij. Maar in 1908 behaalde hij het diploma M.O. Boekhouden. De vrije tijd, die hij nog had in zijn avonduren werd besteed aan de Geref. Jongelingsvereniging. Daar heeft hij het spreken geleerd. Deze vereniging is voor zijn vorming beslissend geworden. Zijn faam als spreker was reeds bekend toen hij lid werd van de Gemeenteraad van Rotterdam en de Prov. Staten van Zuid- Holland. Het was duidelijk, dat er voor hem slechts één carrière lag te wachten, nl. in de politiek. Deze heeft hij bedreven en bedrijft hij nog met alle warmte, die in hem is. Het is een gevleugeld woord: „Schouten is een man uit één stuk". Dat is hij ook. Dat heeft hij bewezen in de oorlog. Nadat Colijn was op gepakt, nam hij de leiding van de a.r.partij over. Hij organiseerde het verzet van de Calvinistische volks groep. Het eerste nummer van het illegale „Trouw" bevatte een hoofd artikel van zijn hand. Aan zijn arrestatie kon hij niet ontkomen. Enige jaren heeft hij doorgebracht in kampen in binnen- en buitenland. Zij, die hem daar ontmoet hebben, vertellen, dat Schouten ook daar de zelfde Schouten bleef. Niet van zijn stuk te brengen, al waren de ont beringen nog zo groot. Jp*-;. Iw- Register van den burgerlijken stand der gemeente Poortvliet des jaars duizend achthonderd drie en vijftig. Akte no 38. Maand Augustus. Heden den vijftienden van de maand Augustus des jaars duizend acht honderd drie en vijftig ver scheen voor mij Burgemeester, Ambtenaar van den Burgerlijken Stand van de gemeente Poortvliet, Provincie Zeeland: Marinis Anthonis Grijs, oud zeven en twintig jaar, van beroep arbeider wonende te Poortvliet, dewelke mij heeft verklaard, dat op den dertienden van de maand Augustus des jaars achttien honderd drie en vijftig des voormiddags te elf ure, binnen deze gemeente, in het huis wijk- nommer zes en twintig, is geboren, een kind van de vrouwelijke kunne van hem, aangever, en van Elizabeth de Graaf, oud vijf en twintig jaren, arbeidster wonende in deze gemeente, zijne huis- vrouwe, en aan welk kind hij verklaart te geven de namen van HELENA CORNELIA, welke aan gifte en verklaring zijn geschied in bijwezen van David Slager, oud zes en dertig jaren en van beroep slagter, wonende te Poortvliet en van Marinis de Graaf, oud negen en vijftig jaren, van beroep particuliere, ivonende te Poortvliet, als getuigen daartoe door den aangever gekozen. En is hiervan aanstonds opgemaakt deze akte, die na gedane voorlezing aan den aangever en de getuigen, door hen en mij is geteekend. w.g. M. A. Grijs D. Slager M. de Graaf w.g. P. v. d. Slikke VIER GESLACHTEN Kent U soms de zwager van het het jongste achterkleinkind van opoe Koppenhol Of de nicht van de kleinzoon van opoe's schoonzoon Nee Nou, opoe Koppenhol kan het ook niet allemaal meer bijhouden, hoe helder van geest en verstand ze dan ook nog is, omdat haar directe nazaten de 300 ook al ver overschreden zijn. Hoewel, vlak haar memorie niet uit. Ik trof haar, terwijl de thermo meter 30 graden Celsius in de schaduw wees op haar 99ste jaar plus 364 dagen of om de dag precies duidelijk aan te geven op Woensdag 12 Augustus 1953 in haar nieuwe stoel in het huisje achter de zeedijk in Strijenham. Eén dag restte haar nog van de eeuw, die nu alweer is overschreden. Nee, ik gaf niet de voorkeur aan Woensdag omdat het dan nog net niét de dertiende was, maar van wege de rust die er tot en met die twaalfde zeer waarschijnlijk nog in het huisje zou wezen, terwijl het vast stond dat die stilte de dertiende Augustus vreedzaam verstoord zou worden door de talrijke bezoekers. En hoe zou ik dan rustig met opoe Koppenhol hebben kunnen praten Dat kon nü wel, al was er als voorproefje dan ook al een klein dochter, kleinzoon, achterklein dochter en -zoon gearriveerd. Zoals U opoe Koppenhol hier op de foto ziet, die met haar 97ste ver jaardag is genomen, zo is ze ook als U ze in werkelijkheid voor U zou zien zitten. Prècies eender. Die drie jaartjes ouder hebben haar niets, maar dan ook niets veranderd. O, met alle plezier wil ze me wel een en ander vertellen. „Vraag maar op, al was het van 90 jaar terug. Maar zet het dan ook goed in de krant en niet zoals er vorige week een was, die m'n verjaardag al op de 6e Augustus liet vallen.'Er kwa men toen al kaartjes van buiten het eiland. En het was ook niet juist dat ik maar 10 kinderen heb gehad, want het waren er veertien. Ik was 25 jaar toen ik trouwde en 20 jaar later kreeg ik de veertiende kleine. Natuurlijk beloofde ik opoe het werkelijk goed in de krant te zullen zetten en toen hoefde er weinig meer gevraagd te worden. Onder aan dachtig gehoor van haar vier aan wezige nageslachten vertelde ze honderd uit. En zelden moest ze zich voor een jaartal of anderszins corri geren. Zodat je totaal vergat, dat er hier werkelijk een honderjarige aan het woord was. DE DOMINEE VIEL UIT DE BEDSTEE „Nee," zei opoe Koppenhol op mijn vraag, „nee, ik ben niet in Strijenham geboren. Dat was in Poortvliet zelf, daar waar nu Ko Gebraad woont in de Langestraat. En ja, hoe was het vroeger. Je kon amper kijken of je moest al aan het werk. Ik weet nog goed, toen ik 8 jaar was wacht even lezers, dat was in 1861 dat moeder en vader de gehele dag uit werken gingen en ik op m'n broertje en zusje moest passen. M'n broertje was zeven jaar en als de klok luidde dat was om 8 uur 's avonds moest ik de pap opzetten, want dan waren ze zo thuis". Dan vermenigvuldigen zich de rimpeltjes rond de ogen van opoe. Ze lacht en vervolgt: Ik weet ook nog oged, dat we dan domineetje speelden. M'n broer stond boven op de bedsteeplank te preken en wat zijn we geschrokken, maar wat heb ben we daarna gelachen, toen m'n broer in zijn preekfurie te veel ka baal maakte op die plank, die het be gaf en de dominee uit de bedstee rolde. Oh man, dat kun je niet alle maal opschrijven wat er in honderd jaar te beleven valt, zelfs al ben je dan maar van gewone komaf." VAN VIER TOT ZES „Jazeker ben ik op school geweest Bij meester Johannis van de Bel en bij Gelderblom en bij Jan Slager, die was van St. Annaland afkomstig Maar vroeger werd er niet zo veel tijd aan besteed om te leren dan te genwoordig. Als je maar een koe kon melken en flink kon schuren schopte je het al een heel eind." Toch heeft opoe goed schrijven en lezen geleerd. Daarom vindt ze het zo jammer, dat ze niet meer goed kan zien. Lezen gaat helemaal niet meer. En schrijven zou nog best gaan, als ze maar kon zien. Toen ze 97 jaar was schreef ze met nieuw jaar nog altijd een brief of zes naar de kinderen. Maar alles bij elkaar was het aantal schooluren toch maar gering en ging het al vroeg de boer op. „Toen ik 12 jaar was", vertelt ze ons dan, „zat ik van 4 uur 's mor gens tot 6 uur 's avond bij de boer op de „Wouter" te Oud-Vossemeer en verdiende 13 ponden per week." Natuurlijk moest ik weten hoeveel 13 ponden eigenlijk was. Het werd toen toch niet in boter uitbetaald „Nee mannetje glimlacht opoe, „dat was dan in totaal 1.50 voor die week. Ze zijn wat dat betreft van het ene uiterste in het andere te recht gekomen, maar het is nu toch wel heel wat beter. „Tjonge, tjonge", schudt opoe, „wat is er toefpvroeger afgeploeterd en dan nog doodarm."

Krantenbank Zeeland

Eendrachtbode /Mededeelingenblad voor het eiland Tholen | 1953 | | pagina 1