WEEKBLAD VOOR HET EILAND THOLEN EN ST.FILIPSLAND
Plaatselijk Nieuws
WAARIN OPGENOMEN DE THOOLSE COURANT
Het Parlementair Overzicht.
Brieven van Mrs. Boogaert-Riet
De Parlementaire Enquêtecommissie.
Omvangrijkste onderzoek sinds honderd jaar.
ZONDAGSDIENST
ARTSEN
THOLEN
OUD-VOSSEMEER
ST. ANNALAND
8e Jaargang No. 47
3 October 1952
Uitgevers Firma C. Dieleman en G. Heijboer
Redactie Kerkring A 473, St. Annaland - Telefoon 47
Administratie Oudelandsestraat 9, Tholen - Telef. 57 - Giro 124407
Abonnementen 1.20 per kwartaal
franco p.p. 1.45 incassokosten
Prijs per nummer 10 cent
Advertentiën 0.10 per millimeter Minimum ƒ2.00
Spierinkjes tot en met 20 woorden 1.00, elk woord meer 0.05
Advertenties worden tot uiterlijk Donderdagmiddag 1 u. aangenomen
Verleden week Zaterdag heeft
de Parlementaire Enquêtecommissie
haar zesde verslag over het Rege
ringsbeleid gedurende de jaren
19401945 uitgebracht. Wij zijn
er langzamerhand aangewend ge
raakt dat zo'n verslag een lijvig
boekdeel wordt. Ditmaal had de
commissie 1798 bladzijden nodig
om haar bevindingen op schrift te
stellen. Officieel heet het rapport,
dat uit twee delen bestaat, „de ver
tegenwoordiging van Nederland in
het buitenland en het beleid ten
aanzien van Nederlanders, die ten
gevolge van de oorlog hun hulp
van node hadden".
Toen de Kamer besloot deze en
quête te houden was het goed ge
zien om ook deze punten na te
gaan. De vraag, of de regering in
Londen genoeg heeft gedaan voor
het bezette gebied, waar duizenden
Nederlanders in concentratiekam
pen zuchtten en voor landgenoten
die waren opgesloten in kampen
buiten ons land, is van zeer groot
belang. Een niet goed nakomen van
deze taak zou men gerust kunnen
beschouwen als een grove verwaar
lozing, waardoor velen de honger
dood kunnen zijn gestorven. Wat
betreft de houding van de Neder
landse diplomaten in het buitenland
had dit onderzoek echter weinig
zin meer. In opdracht van de Minis
ter van Buitenlandse Zaken is des
tijds een commissie-Cleveringa be
zig geweest, die dezelfde taak had.
Dat was te begrijpen, want men
wilde toen precies weten welke Ne
derlandse vertegenwoordigers in
het buitenland konden worden ge
handhaafd. De conclusies van het
rapport-Cleveringa zijn nu in grote
lijnen bevestigd door de enquête
commissie. Het Nederlandsche Roo-
de Kruis stelde na de bevrijding een
commissie Vorrink in, genoemd
naar de partij-voorzitter der p.v.d.a.
die moest onderzoeken of de Ne
derlandse instanties wel voldoende
voedsel hadden gezonden naar de
gevangenen. De conclusies van deze
commissie waren niet erg gunstig,
maar gelukkig heeft de enquêtecom
missie een milder oordeel uitgespro
ken. Weliswaar heeft zij op ver
schillende onderdelen critiek, maar
anderzijds bleek het voor haar erg
moeilijk om scherpe veroordelingen
uit te spreken. In oorlogstijd heeft
men nu eenmaal te maken met vele
onzekere factoren. Zo kan men
meer dan eens in het boekwerk le
zen, dat de bevoegde instanties zich
meer hadden kunnen inspannen. Di
rect daarop wordt dan, min of meer
verontschuldigend, daaraan toege
voegd, dat het de vraag is of het
zoeken naar andere wegen meer
resultaat zou hebben opgeleverd.
De Nederlandse regering had reke
ning te houden met de wensen van
het Internationale Roode Kruis,
met Engeland, Amerika en niet in
het minst met Zweden, dat onze be
langen behartigde. Dit land heeft
dit voortreffelijk gedaan ofschoon
men soms wel eens de overtuiging
krijgt, dat de Zweedse diplomaten
wel erg ambtelijk handelden.
Men kan zich afvragen of het
nog wel zin heeft om zeven jaar na
de oorlog al deze zaken op te ra
kelen. Inderdaad, het actuele van
deze rapporten is wel verdwenen
en dat wordt sterker naarmate de
tijd voortschrijdt.
De commissie zelf zal ook wel
niet hebben gedacht, dat haar on
derzoek zo lang zou duren. En nog
is het einde niet.
Binnenkort komen in ieder geval
nog twee rapporten: één over het
militair beleid en één over de ver
bindingen tussen Londen en de ver
zetsbeweging. Nog één punt moet
dan worden behandeld nl. de Indo
nesische kwestie. Daarover moeten
nog talloze verhoren plaats vinden.
Oorspronkelijk luidde de opdracht
aan de commissie, dat zij dit pro
bleem had te onderzoeken tot 20
November 1945. Op die dag werd
de zitting van het noodparlement
geopend, maar na zeven jaren den
ken de commissieleden er over om
niet verder te gaan dan de befaam
de zeven Decemberrede van H. M.
de Koningin. Dus tot en met 1942.
Of er van dit laatste deel nog iets
zal terecht komen, dient te worden
afgewacht. De Kamer zal zich daar
over moeten uitspreken.
De lange duur is ook een gevolg
van de ziekte van de ex-voorzitter
van deze commissie, mr. Donker,
die nu minister van Justitie is. Ook
de andere leden waren zo over
werkt, dat het onmogelijk bleek
het strakke tempo van de eerste ja
ren vol te houden. Het eerste deel,
militair beleid in de jaren 1939 en
1949, verscheen op 18 Maart 1949.
De commissie werd op 6 November
1947 ingesteld. Het tweede deel
kwam enkele maanden later, nl. op
3 Juni 1949. Dit ging over de neu
traliteitspolitiek, het vertrek van
de regering en de eerste maanden
in Londen. Deel drie, het financieel-
economisch beleid, zag op 16 De
cember 1949 het licht, terwijl het
verslag over 'het beruchte Enge-
land-Spiel op 14 Juli 1950 kon ver
schijnen. Het vijfde rapport, over
de Kabinetscrises en de voorberei
dingen voor de terugkeer naar Ne
derland, werd vrijgegeven op 25
Mei 1951. Ruim een jaar later dus
(27 September 1952) werd aan de
Tweede Kamer het zesde deel aan
geboden. Nu de commissieleden zijn
uitgerust, komen er echter weer
nieuwe moeilijkheden. Drie van
hen hebben de commissie moeten
verlaten. En wel drie zeer vooraan
staande leden. Twee, de heren Don
ker en Algera, zijn minister gewor
den en de heer Stokvis is na de
verkiezingen niet meer in de com
munistische fractie teruggekeerd.
HET RECHT VAN
ENQUETE.
Op 5 Augustus 1850 werd het
recht van enquête aan de Kamer
gegeven. Het is een recht, dat hoort
bij een parlementaire democratie.
Daarom is het niet verwonderlijk,
dat de enquêtewet zo spoedig na
het belangrijke jaar 1948 tot stand
kwam. Gedurende de ruim honderd
jaar dat onze Kamerleden dit recht
hebben, is er spaarzaam (gebruik
van gemaakt. Acht voorstellen zijn
in de loop der jaren verworpen of
ingetrokken. En evenveel enquêtes
zijn er ingesteld. Nimmer was het
onderzoek echter zo omvangrijk als
dit thans het geval is. Het eerste
onderzoek werd gehouden in 1852/
1853, naar de accijns op het zout.
Tot 1886 werden er enquêtes ge
houden naar de verdieping van het
Zwolse Diep, de toestand van de
Maas en de Zuid-Willemsvaart,
naar de vraag hoe groot de zee
macht moet- zijn, de koopvaardij
vloot, besmettelijke longziekte on
der het rundvee, de exploitatie van
de Spoorwegen en naar de toestand
in fabrieken en werkplaatsen. Na
het jaar 1886 is er geen onderzoek
door de Kamer meer geweest, voor
dat de huidige commissie haar werk
aanving.
Uit ervaring kan zij dus niet put
ten. Als men de honderden verho
ren en de tientallen bijlagen leest
dan moet men tot de overtuiging
komen, dat als hier al niet groots
politiek werk geschiedt er in ieder
geval prachtige stof wordt geboden
aan de geschiedschrijvers. Zo wordt
het werk van de Parlementaire En
quêtecommissie toch van grote
waarde. De vraag, wat de Kamer
met deze zes dikke delen gaat doen,
in de toekomst worden het er in
ieder geval acht, is nog steeds niet
opgelost. Het is bijna onmogelijk
om ieder verslag afzonderlijk in be
handeling te geven. Di,t heeft weinig
zin. En daarom zullen de rapporten
van deze commissie, zoals zovele
Kamerstukken, zonder een al te
groot debat onder de hamer van de
voorzitter doorgaan.
(Nadruk verboden)
Bij schrijven van 21 September jl. merkt
Mrs. Riet uit Ogden voor belangstel
lende, c.q. belanghebbende lezers geen on
bekende in geschrift meer op, dat ze
onze verklaring las, sedert 30 Mei niets
meer van haar te hebben vernomen. En
schrijft ze dan verder: „Kan dat Uw ver
wondering wekken, als ik lees, dat de bur
gemeester van St. Annaland het commen
taar geeft dat men niet veel interesse voor
de zaak heeft, daar deze informaties met
kosten gepaard gaan en men daar in St.
Annaland alleen voor voelt, wanneer men
dit uit Amerika financieert. Dus men ver
langt in St. Annaland, dat wij vast een
voorschot geven op een nalatenschap die
nog niet eens is uitbetaald. Naast de moei
te die we hier doen om deze zaak tot een
goed resultaat te brengen, zouden wij de
a.s. erfgenamen moeten financieren om voor
hun eigen belang op te willen komen. Als
of wij daar belang bij hebben.
Als het niet was voor de vele honder
den anderen, die alles doen om de voor ons
zo moeilijke taak te verlichten en werkelijk
goed uitgewerkte genealogiën inzonden, zou
ik de zaak stoppen en alles laten voor wat
het is. Mijn familie heeft het geld niet be
paald nodig. Deze zaak uitwerken bekort
ons leven door de grote inspanning. En
soms rijst de vraag: Is het dat wel waard?
Wekelijks gaan er honderden brieven
weg, zowel naar Nederland als naar Bel
gië, Frankrijk, Engeland, Duitsland en ook
naar verschillende plaatsen hier in Amerika.
U begrijpt dat ik hiervoor hulp moest bij
nemen. Weet u wel hoeveel dat kost. Re
ken alleen de porto maar en de pakjes die
ik als dank verzend aan degenen, die ons
uitvoerig inlichten. Ze hebben mij hier al
gezegd, maar een eigen postkantoor in te
richten. Ik vraag die inlichtingen alleen
omdat het zoeken op kantoren nog veel
meer tijd vraagt en de familieleden ons dus
nog tijd kunnen besparen door goede in
lichtingen door te geven. Iedere brief is
tot op heden beantwoord. Indien men geen
antwoord kreeg, betekent het dat de brief
is zoekgeraakt. Let er wel op, dat er ook
in Canada een plaats Ogden is. Men wil
graag weten hoe het er nu voor staat. Wel
het neemt minstens een jaar, om van alle
ingezonden gegevens de juiste relatie vast
te stellen. Wij deden reeds een verzoek
aan verschillende notariskantoren of zij
melding wilden maken in hoeverre zij voor
de verschillende aan de Boogaerts-familie
verwante familie zaken deden. Het kantoor
dat aantoont door de jaren heen de zaken
der aan elkaar verwante families met goed
resultaat te hebben behartigd, zal gevraagd
worden de nalatenschap-regeling op zich
te nemen. Daarvoor moet ingezonden wor
den een opgave van de verschillende per
sonen die erfgenaam waren en de persoon
die erflater was. Daaronder worden de vol
gende families gerekend: Boogaert, Van
Gulik, Van Schouwen, Zeedijk, Noordijk,
De Braber, Kasteel, van de Roovaart, Van
Putten, Van Kasteel, Van Prooyen, Van
Duure, De Gruiter, Overweel, Wachten
donk, Van Oeveren, Tucks, Qwist, Schoor
dijk, Moraal, Everwijn, sommige met nog
verschillende spellingen.
Binnenkort zal mijn broer naar Holland
komen om verschillende personen te be
zoeken"
Tot zover de eerste brief van mrs. Riet.
Men ziet, dat zij het wel heel serieus op
neemt, zo zelfs, dat ze de humor voorbij
ziet, die er bijv. spreekt uit een gezegde
van een burgemeester. Mevr. Riet: We
hebben toch ook wel eens gehoord van
Amerikaanse humor. En U zult toch de
Zeeuwse humor evengoed kunnen billijken,
want u moest toch begrijpen, dat een ge
zegde als dat van genoemde burgemeester
tegenover een verslaggever van „Het Vrije
Volk" zuiver humoristisch is bedoeld in de
geest van: ja, men zou happiger zijn als
vast een voorschot kon worden verstrekt."
Dit serieus te nemen vergeef ons lijkt
ons wat naief. Is dat ook niet het geval
in Uw tweede brief, bedoeld als antwoord
op de critische beschouwing van drs. Com-
bé? U zult het toch moeten billijken, dat
overigens zeer belangstellenden hun inte
resse verbergen achter een glimlachje en
daarnaast critisch staan tegenover iets wat
ze ongeloofwaardig toeschijnen, c.q. onge
loofwaardig is.
DE TWEEDE BRIEF
Per schrijven van 23 September gaf mrs.
Riet antwoord op de critische beschouwin
gen van drs. Combé. In ons naschrift gaven
we haar daartoe vanzelfsprekend gelegen
heid, waarom we dat antwoord hier laten
volgen:
„Heden mocht ik een doorslag van een
copie ontvangen van Drs. H. A. Combé,
welks origineel hij aan Uw adres verzond.
Ik denk dat u gaarne mijn antwoord hier
op zou willen horen. Het komt mij voor dat
genoemde inzender zoals men het in Hol
land zou noemen: „nog niet zo lang bij die
baas werkzaam is". Anders, zo vervolgt
mrs. Riet, zou hij geweten hebben dat de
Gen. Society der wereldbibliotheek te Salt
Lake City in het bezit is van een Pedigree
kaart die is samengesteld door Prof. Ar
chibald F. Bennet, president van de Gen.
Society, een kaart waarop al deze gegevens
als door mij zijn aangehaald, voorkomen.
Naast het Koninklijk huis van Engeland
vindt men er verschillende „groten" in de
wereldgeschiedenis op vermeld. Van Ame
rika bijv. Washington, Lincoln, Roosevelt
en verschillende anderen zeer bekende per
soonlijkheden. Prof. A. F. Bennett is hier
in Amerika, zowel als in Nederland een
heel bekende persoonlijkheid.
Genoemde Gen. wereldbibliotheek heeft
zijn vertakkingen over de wereld en werkt
tussen Noord- en Zuidpool. Zij is in het
bezit van veel wat in de oude wereld ver
loren ging.
Het is genoemde inzender niet kwalijk te
nemen, dat hij niet weet wat anderen sedert
1936 reeds uitgevonden hebben. Misschien
kwam hij nooit verder dan Nederland.
De redactie van de Eendrachtbode weet
heel goed, nadat zij het courantartikel uit
de Standard-Examiner ontvangen heeft,
waarin het voornoemde onderwerp aange
haald wordt, dat de H.H. verslaggevers van
dat blad, zich zelf niet bespottelijk zouden
maken, door iets te publiceren, waar ze zelf
geen verstand van hebben. De kaart, waar
over ik hierboven sprak, namen ze mee
voor controle alvorens de verslaggever in
zijn artikel aanhaalde, vanwaar onze familie
haar start begon.
De heer A. F. Benneth is hier een te
bekende persoonlijkheid, dat men zijn kaart
in twijfel zou trekken. Trouwens, dat is niet
de enige. Ik zou uit Nederland kunnen noe
men: Ing. C. F. Ph. D. v. d. Vecht, die op
dit gebied ook zijn louweren heeft verdiend.
Het is mij momenteel te veel werk hier nog
andere namen aan toe te voegen, maar
laatstgenoemde kan U dat wel doen.
Mijn interesse gaat momenteel meer uit
naar degenen, die mij schrijven over de
nalatenschap mijner voorouders. Dat neemt
al mijn tijd in beslag. Het is jammer dat de
redactie mijn artikel niet eerder plaatste, dan
had ik meer tijd aan deze mijne genealogie
kunnen besteden. Wij moeten dag en nacht
werken om de stroom van brieven bij te
kunnen houden. Genealogie is momenteel
van de baan, daar is geen tijd voor. Alle
bronnen waarin ik die geschiedenis heb ont
trokken, heb ik gelijk vermeld bij de artike
len. De kaart werd samengesteld door eer
der genoemde personen en dat moet toch
wel voldoende zijn.
Mrs. Boogaert-Riet
ANTWOORD VAN DRS. COMBé
Het is, naar mij dunkt, niet nodig in te
gaan op de détails van het bovenstaande.
Want indien Mevr. Riet mijn artikel goed
gelezen had, zou zij opgemerkt hebben, dat
ik daarin mijn critiek met opzet niet uit
strek over de laatste eeuwen, daar het na
tuurlijk zeer mogelijk is, zelfs uitgebreide,
gegevens te verzamelen omtrent voorouders,
die gedurende dat tijdvak leefden. Opzette
lijk heb ik de door haar in haar artikelen
vermelde Gegealogische Wereld-bibliotheek
te Salt-Lake City buiten beschouwing ge
laten, evenals haar opmerkingen betreffen
de het voorval met de Staats-Courant, de
kansen op het loskomen ener erfenis, etc.
Ik distancieerde mij met opzet van deze
kwestie door te zeggen dat t.a.v. deze pun
ten de bewijsplicht geheel ten laste van
Mevr. Riet valt. M.a.w.: zij zou gemerkt
hebben dat ik bewust de zaak zó formu
leerde, dat zij er geen voorbarige critiek
in hoefde te zoeken t.o.v. die aspecten der
zaak, waarvan zij inderdaad de bewijsstuk
ken in handen kan hebben. Voorzover! al
thans is haar overtuigingspoging met namen
als die van de Prof. Benneth-Press en van
den Vecht overbodig. Er was nog geen
„Houdt de dief" geroepen. Ondergetekende
rekent zich onbevoegd over deze kwestie
te oordelen, tótdat Mevr. Riet, die het blij
kens haar vorenstaande artikel nog zeer
druk heeft met de onderzoekingen omtrent
de nalatenschap, de tijd gekomen acht de
zaak officieel aanhangig te maken in Ne
derland, en zich, dusdoende, officieel te
richten tot de nakomelingen der Boogaert-
familie hier te lande. Nogmaals: Wij wach
ten met critische, maar eerlijke belangstel
ling, af. Misschien zal de Nederlandse na
komelingschap nog eens grote dank ver
schuldigd blijven aan de belangeloze arbeid
van deze dame in de Ver. Staten (die
immers zegt zélf geen belangstelling te koes
teren voor de erfenis). Verder wens ik
echter met nadruk te verzekeren, voor
Mevr. Riet-Boogaert en vooral voor alle
betrokkenen in Nederland voor wie
mijn vorige artikel hoofdzakelijk werd ge
schreven dat ik insta voor de volledige
juistheid van de daarin geoefende critiek
op haar onzinnige beweringen met betrek
king tot de middeleeuwen en de oudheid.
Ik weet waarover ik spreek, en voor de
ter zake maar enigszins kundige bleek uit
haar eigen uitlatingen zonneklaar dat zij
dat niet weet. Laat Mevr. Riet, in plaats
van zich te verontwaardigen, een positie
vere reactie trachten te vinden tegenover
critiek, nl. de les dat deze critiek ook in
haar eigen belang is. Het doet haar zaak
toch niet veel goed, wanneer een grote
portie onzin óók het wél gezonde deel ha-
rer beweringen in een verkeerd daglicht
stelt.
Ik hoop dat ik op deze wijze mijn stand-
punt duidelijk uiteengezet heb voor allen,
die deze zaak raakt, nl. met nadruk en
volledig mijn critiek handhavend, en tege
lijkertijd voldoende ruimte overlatend voor
alle redelijke en mogelijke beweringen van
ons in twee opzichten verre familielid in
Amerika, wier drukke bemoeiingen wij
geenszins zouden willen kleineren.
Welnu: Wij wachten af. Maar in ver
band hiermede één raad aan Mevr. Riet-
Boogaert, waarvan ik hoop dat zij hem
even serieus en oprecht in overweging
neemt als hij uitgesproken wordt; een raad
voorts, die ik geef, voorzover ik daar recht
op, en aanleiding toe, heb, als vertegen
woordiger van het loyale maar critisch-
ingestelde deel der Boogaertse Nederlan
ders:
Laat Mevr. Riet zoveel uitzoeken als
haar wenselijk en nodig lijkt (en tot nu
toe kan zij daar het beste over oordelen);
laat zij, met wélke doeleinden ook dat
Dokter P. J. Duinker te Tholen,
tel. 40.
Dokter J. Verfnet te Nieuw-Vos-
semeer, tel. 10.
is haar zaak de zeker wel levendige en
vermoedelijk zeer pnderhoudende corres
pondentie van Üie stroom van brieven
voeren; maar laat zij, in het belang van
haar eigen standpunt, zo gauw als mogelijk is,
overgaan tot officiële en door deskundigen
geautoriseerde publicaties van haar vond
sten.
Opzienbare artikelen die bovendien
de schrijver tot niets verplichten kunnen
hun nut hebben als stimulans, en wij waar
deren ze, maar met mate, niet bij
voorkeur, en dan nog slechts indien ze
gevolgd worden door een onwrikbare sta
ving of op zijn minst het waarschijnlijk-
heidsbewijs.
Met beleefde dank aan de redactie voor
de geboden plaatsruimte.
drs. H. A. Combé
Watteaustraat 8a, Amsterdam.
Naschrift Redactie:
We achten de tijd gekomen om achter
de genealogische beschouwingen van mrs.
Riet en daaropvolgende critische beschou
wingen een punt te zetten. Vandaar dat
we drs. Combé gelegenheid gaven hierop
direct te antwoorden. We zijn er van over
tuigd dat mrs. Riet, die inderdaad belange
loos bergen werk verzet, en hopen met
eerstgenoemde dat zij zo gauw mogelijk
kan overgaan tot „officiële en door des
kundigen geautoriseerde publicaties van
haar vondsten." Daarop wachten we dus
mrs. Riet.
BURGERLIJKE STAND
Geboren:
25 Sept.: Cornells Pieter, zoon
van P. K. Roukema en D. J. Ber
gers.
Huwelijk:
25 Sept.: Chris.tiaan van den
Aarssen, 36 jaar, wonende te Hal
steren en Anna Kwist, 24 jaar, wo
nende te Tholen.
BEKENDMAKING
Burgemeester en Wethouders van
Tholen maken bekend, dat geduren
de drie maanden op de Secretarie
der gemeente voor een ieder ter le
zing is neergelegd en tegen betaling
der kosten algemeen verkrijgbaar
is gesteld, de in de openbare raads
vergadering van 27 Juni jl. vast
gestelde:
verordening tot vaststelling
van het vermenigvuldigings-
cijfer schoolgeld lager on
derwijs,
goedgekeurd bij koninklijk besluit
van 29 Augustus 1952, nr. 24.
Tholen, 30 September 1952.
Burgemeester en Wethouders
voornoemd,
De Secretaris.
BEKENDMAKING
Burgemeester en Wethouders van
Tholen maken bekend, dat op Dins
dag, 7 October, en Vrijdag, 10 Oc
tober, door de reinigingsdienst
scherven zullen worden opgehaald.
Tegen Donderdag, 9 October,
bestaat gelegenheid tot aangifte
voor ruiming van privaatputjten.
Tholen, 2 October 1952.
Burgemeester en Wethouders
voornoemd,
De Secretaris.
GESLAAGD
Aan de Technische Hogeschool
te Delft slaagde onze stadgenoot
P. K. Baay Jz. voor Scheikundig
Ingenieur.
Aan de Economische Hogeschool
te Rotterdam slaagde voor het
prop. examen Economische Weten
schappen, onze oud-stadgenoot de
heer O. A. A. Kesselring.
GUNNING VERBOUW
PASTORIE
De verbouw van de pastorie tot
gemeentehuis -met bovenwoning is
gegund aan dhr. J. C. van Driel,
alhier. Met de werkzaamheden is
reeds aangevangen. 'In de loop van
Januari 1953 moet het werk worden
opgeleverd.
OP HOGE LEEFTIJD
Te Rotterdam overleed onze oud
dorpsgenoot de heer Corns, van
Oudenaarde pp 94-jarige leeftijd.
Vele jaren was de overledene or
geltrapper in de Ned. Herv. Kerk
alhier. Hij vertrok enkele jaren ge
leden naar Rotterdam, omdat hij
bijna blind niet meer alleen kon
blijven wonen.
BRAND DOOR BLIKSEM
INSLAG
Tijdens een onweersbui, die Za
terdagavond omstreeks Jialf |acht
langs deze gemeente trok sloeg de
bliksem in een stroklamp van dhr.
C. Bruijnzeel, gelegen in de omge
ving der boerderij van N. M. Hage
(Annavosdijk). Van het stro was
niets meer te redden, maar om het
zekere voor het onzekere te nemen
meende men dat blussing toch wel
goed was. Het stro stond weliswaar
een behoorlijk eind van de boerderij
af, maar eventuele windstoten zou
den een vonkenregen kunnen doen
ontstaan, die weer funest voor de
boerderij konden zijn. De brand
weermensen van St. Annaland wa
ren zeer spoedig ter plaatse aan
wezig, maar konden weinig uitrich
ten omdat de motorspuit vorige
week al defect was geraakt. Van
daar ook, dat de St. Annalandse
brandweercommandant direct Sta-
venisse gewaarschuwd had, zodat
men enige tijd later kon beginnen
met de blussingswerkzaamheden.
Zoals reeds gezegd was het gevaar
voor de boerderij al heel gering.
Intussen is he£ alles bij elkaar
zeer jammer dat deze motorspuit
van Bruinisse is overgenomen. Des
tijds hebben we ons daarover al