WEEKBLAD VOOR HET EILAND THOLEN EN ST.FILIPSLAND Plaatselijk Nieuws WAARIN OPGENOMEN DE THOOLSE COURANT Het Parlementair Overzicht. Brieven van Mrs. Boogaert-Riet De Parlementaire Enquêtecommissie. Omvangrijkste onderzoek sinds honderd jaar. ZONDAGSDIENST ARTSEN THOLEN OUD-VOSSEMEER ST. ANNALAND 8e Jaargang No. 47 3 October 1952 Uitgevers Firma C. Dieleman en G. Heijboer Redactie Kerkring A 473, St. Annaland - Telefoon 47 Administratie Oudelandsestraat 9, Tholen - Telef. 57 - Giro 124407 Abonnementen 1.20 per kwartaal franco p.p. 1.45 incassokosten Prijs per nummer 10 cent Advertentiën 0.10 per millimeter Minimum ƒ2.00 Spierinkjes tot en met 20 woorden 1.00, elk woord meer 0.05 Advertenties worden tot uiterlijk Donderdagmiddag 1 u. aangenomen Verleden week Zaterdag heeft de Parlementaire Enquêtecommissie haar zesde verslag over het Rege ringsbeleid gedurende de jaren 19401945 uitgebracht. Wij zijn er langzamerhand aangewend ge raakt dat zo'n verslag een lijvig boekdeel wordt. Ditmaal had de commissie 1798 bladzijden nodig om haar bevindingen op schrift te stellen. Officieel heet het rapport, dat uit twee delen bestaat, „de ver tegenwoordiging van Nederland in het buitenland en het beleid ten aanzien van Nederlanders, die ten gevolge van de oorlog hun hulp van node hadden". Toen de Kamer besloot deze en quête te houden was het goed ge zien om ook deze punten na te gaan. De vraag, of de regering in Londen genoeg heeft gedaan voor het bezette gebied, waar duizenden Nederlanders in concentratiekam pen zuchtten en voor landgenoten die waren opgesloten in kampen buiten ons land, is van zeer groot belang. Een niet goed nakomen van deze taak zou men gerust kunnen beschouwen als een grove verwaar lozing, waardoor velen de honger dood kunnen zijn gestorven. Wat betreft de houding van de Neder landse diplomaten in het buitenland had dit onderzoek echter weinig zin meer. In opdracht van de Minis ter van Buitenlandse Zaken is des tijds een commissie-Cleveringa be zig geweest, die dezelfde taak had. Dat was te begrijpen, want men wilde toen precies weten welke Ne derlandse vertegenwoordigers in het buitenland konden worden ge handhaafd. De conclusies van het rapport-Cleveringa zijn nu in grote lijnen bevestigd door de enquête commissie. Het Nederlandsche Roo- de Kruis stelde na de bevrijding een commissie Vorrink in, genoemd naar de partij-voorzitter der p.v.d.a. die moest onderzoeken of de Ne derlandse instanties wel voldoende voedsel hadden gezonden naar de gevangenen. De conclusies van deze commissie waren niet erg gunstig, maar gelukkig heeft de enquêtecom missie een milder oordeel uitgespro ken. Weliswaar heeft zij op ver schillende onderdelen critiek, maar anderzijds bleek het voor haar erg moeilijk om scherpe veroordelingen uit te spreken. In oorlogstijd heeft men nu eenmaal te maken met vele onzekere factoren. Zo kan men meer dan eens in het boekwerk le zen, dat de bevoegde instanties zich meer hadden kunnen inspannen. Di rect daarop wordt dan, min of meer verontschuldigend, daaraan toege voegd, dat het de vraag is of het zoeken naar andere wegen meer resultaat zou hebben opgeleverd. De Nederlandse regering had reke ning te houden met de wensen van het Internationale Roode Kruis, met Engeland, Amerika en niet in het minst met Zweden, dat onze be langen behartigde. Dit land heeft dit voortreffelijk gedaan ofschoon men soms wel eens de overtuiging krijgt, dat de Zweedse diplomaten wel erg ambtelijk handelden. Men kan zich afvragen of het nog wel zin heeft om zeven jaar na de oorlog al deze zaken op te ra kelen. Inderdaad, het actuele van deze rapporten is wel verdwenen en dat wordt sterker naarmate de tijd voortschrijdt. De commissie zelf zal ook wel niet hebben gedacht, dat haar on derzoek zo lang zou duren. En nog is het einde niet. Binnenkort komen in ieder geval nog twee rapporten: één over het militair beleid en één over de ver bindingen tussen Londen en de ver zetsbeweging. Nog één punt moet dan worden behandeld nl. de Indo nesische kwestie. Daarover moeten nog talloze verhoren plaats vinden. Oorspronkelijk luidde de opdracht aan de commissie, dat zij dit pro bleem had te onderzoeken tot 20 November 1945. Op die dag werd de zitting van het noodparlement geopend, maar na zeven jaren den ken de commissieleden er over om niet verder te gaan dan de befaam de zeven Decemberrede van H. M. de Koningin. Dus tot en met 1942. Of er van dit laatste deel nog iets zal terecht komen, dient te worden afgewacht. De Kamer zal zich daar over moeten uitspreken. De lange duur is ook een gevolg van de ziekte van de ex-voorzitter van deze commissie, mr. Donker, die nu minister van Justitie is. Ook de andere leden waren zo over werkt, dat het onmogelijk bleek het strakke tempo van de eerste ja ren vol te houden. Het eerste deel, militair beleid in de jaren 1939 en 1949, verscheen op 18 Maart 1949. De commissie werd op 6 November 1947 ingesteld. Het tweede deel kwam enkele maanden later, nl. op 3 Juni 1949. Dit ging over de neu traliteitspolitiek, het vertrek van de regering en de eerste maanden in Londen. Deel drie, het financieel- economisch beleid, zag op 16 De cember 1949 het licht, terwijl het verslag over 'het beruchte Enge- land-Spiel op 14 Juli 1950 kon ver schijnen. Het vijfde rapport, over de Kabinetscrises en de voorberei dingen voor de terugkeer naar Ne derland, werd vrijgegeven op 25 Mei 1951. Ruim een jaar later dus (27 September 1952) werd aan de Tweede Kamer het zesde deel aan geboden. Nu de commissieleden zijn uitgerust, komen er echter weer nieuwe moeilijkheden. Drie van hen hebben de commissie moeten verlaten. En wel drie zeer vooraan staande leden. Twee, de heren Don ker en Algera, zijn minister gewor den en de heer Stokvis is na de verkiezingen niet meer in de com munistische fractie teruggekeerd. HET RECHT VAN ENQUETE. Op 5 Augustus 1850 werd het recht van enquête aan de Kamer gegeven. Het is een recht, dat hoort bij een parlementaire democratie. Daarom is het niet verwonderlijk, dat de enquêtewet zo spoedig na het belangrijke jaar 1948 tot stand kwam. Gedurende de ruim honderd jaar dat onze Kamerleden dit recht hebben, is er spaarzaam (gebruik van gemaakt. Acht voorstellen zijn in de loop der jaren verworpen of ingetrokken. En evenveel enquêtes zijn er ingesteld. Nimmer was het onderzoek echter zo omvangrijk als dit thans het geval is. Het eerste onderzoek werd gehouden in 1852/ 1853, naar de accijns op het zout. Tot 1886 werden er enquêtes ge houden naar de verdieping van het Zwolse Diep, de toestand van de Maas en de Zuid-Willemsvaart, naar de vraag hoe groot de zee macht moet- zijn, de koopvaardij vloot, besmettelijke longziekte on der het rundvee, de exploitatie van de Spoorwegen en naar de toestand in fabrieken en werkplaatsen. Na het jaar 1886 is er geen onderzoek door de Kamer meer geweest, voor dat de huidige commissie haar werk aanving. Uit ervaring kan zij dus niet put ten. Als men de honderden verho ren en de tientallen bijlagen leest dan moet men tot de overtuiging komen, dat als hier al niet groots politiek werk geschiedt er in ieder geval prachtige stof wordt geboden aan de geschiedschrijvers. Zo wordt het werk van de Parlementaire En quêtecommissie toch van grote waarde. De vraag, wat de Kamer met deze zes dikke delen gaat doen, in de toekomst worden het er in ieder geval acht, is nog steeds niet opgelost. Het is bijna onmogelijk om ieder verslag afzonderlijk in be handeling te geven. Di,t heeft weinig zin. En daarom zullen de rapporten van deze commissie, zoals zovele Kamerstukken, zonder een al te groot debat onder de hamer van de voorzitter doorgaan. (Nadruk verboden) Bij schrijven van 21 September jl. merkt Mrs. Riet uit Ogden voor belangstel lende, c.q. belanghebbende lezers geen on bekende in geschrift meer op, dat ze onze verklaring las, sedert 30 Mei niets meer van haar te hebben vernomen. En schrijft ze dan verder: „Kan dat Uw ver wondering wekken, als ik lees, dat de bur gemeester van St. Annaland het commen taar geeft dat men niet veel interesse voor de zaak heeft, daar deze informaties met kosten gepaard gaan en men daar in St. Annaland alleen voor voelt, wanneer men dit uit Amerika financieert. Dus men ver langt in St. Annaland, dat wij vast een voorschot geven op een nalatenschap die nog niet eens is uitbetaald. Naast de moei te die we hier doen om deze zaak tot een goed resultaat te brengen, zouden wij de a.s. erfgenamen moeten financieren om voor hun eigen belang op te willen komen. Als of wij daar belang bij hebben. Als het niet was voor de vele honder den anderen, die alles doen om de voor ons zo moeilijke taak te verlichten en werkelijk goed uitgewerkte genealogiën inzonden, zou ik de zaak stoppen en alles laten voor wat het is. Mijn familie heeft het geld niet be paald nodig. Deze zaak uitwerken bekort ons leven door de grote inspanning. En soms rijst de vraag: Is het dat wel waard? Wekelijks gaan er honderden brieven weg, zowel naar Nederland als naar Bel gië, Frankrijk, Engeland, Duitsland en ook naar verschillende plaatsen hier in Amerika. U begrijpt dat ik hiervoor hulp moest bij nemen. Weet u wel hoeveel dat kost. Re ken alleen de porto maar en de pakjes die ik als dank verzend aan degenen, die ons uitvoerig inlichten. Ze hebben mij hier al gezegd, maar een eigen postkantoor in te richten. Ik vraag die inlichtingen alleen omdat het zoeken op kantoren nog veel meer tijd vraagt en de familieleden ons dus nog tijd kunnen besparen door goede in lichtingen door te geven. Iedere brief is tot op heden beantwoord. Indien men geen antwoord kreeg, betekent het dat de brief is zoekgeraakt. Let er wel op, dat er ook in Canada een plaats Ogden is. Men wil graag weten hoe het er nu voor staat. Wel het neemt minstens een jaar, om van alle ingezonden gegevens de juiste relatie vast te stellen. Wij deden reeds een verzoek aan verschillende notariskantoren of zij melding wilden maken in hoeverre zij voor de verschillende aan de Boogaerts-familie verwante familie zaken deden. Het kantoor dat aantoont door de jaren heen de zaken der aan elkaar verwante families met goed resultaat te hebben behartigd, zal gevraagd worden de nalatenschap-regeling op zich te nemen. Daarvoor moet ingezonden wor den een opgave van de verschillende per sonen die erfgenaam waren en de persoon die erflater was. Daaronder worden de vol gende families gerekend: Boogaert, Van Gulik, Van Schouwen, Zeedijk, Noordijk, De Braber, Kasteel, van de Roovaart, Van Putten, Van Kasteel, Van Prooyen, Van Duure, De Gruiter, Overweel, Wachten donk, Van Oeveren, Tucks, Qwist, Schoor dijk, Moraal, Everwijn, sommige met nog verschillende spellingen. Binnenkort zal mijn broer naar Holland komen om verschillende personen te be zoeken" Tot zover de eerste brief van mrs. Riet. Men ziet, dat zij het wel heel serieus op neemt, zo zelfs, dat ze de humor voorbij ziet, die er bijv. spreekt uit een gezegde van een burgemeester. Mevr. Riet: We hebben toch ook wel eens gehoord van Amerikaanse humor. En U zult toch de Zeeuwse humor evengoed kunnen billijken, want u moest toch begrijpen, dat een ge zegde als dat van genoemde burgemeester tegenover een verslaggever van „Het Vrije Volk" zuiver humoristisch is bedoeld in de geest van: ja, men zou happiger zijn als vast een voorschot kon worden verstrekt." Dit serieus te nemen vergeef ons lijkt ons wat naief. Is dat ook niet het geval in Uw tweede brief, bedoeld als antwoord op de critische beschouwing van drs. Com- bé? U zult het toch moeten billijken, dat overigens zeer belangstellenden hun inte resse verbergen achter een glimlachje en daarnaast critisch staan tegenover iets wat ze ongeloofwaardig toeschijnen, c.q. onge loofwaardig is. DE TWEEDE BRIEF Per schrijven van 23 September gaf mrs. Riet antwoord op de critische beschouwin gen van drs. Combé. In ons naschrift gaven we haar daartoe vanzelfsprekend gelegen heid, waarom we dat antwoord hier laten volgen: „Heden mocht ik een doorslag van een copie ontvangen van Drs. H. A. Combé, welks origineel hij aan Uw adres verzond. Ik denk dat u gaarne mijn antwoord hier op zou willen horen. Het komt mij voor dat genoemde inzender zoals men het in Hol land zou noemen: „nog niet zo lang bij die baas werkzaam is". Anders, zo vervolgt mrs. Riet, zou hij geweten hebben dat de Gen. Society der wereldbibliotheek te Salt Lake City in het bezit is van een Pedigree kaart die is samengesteld door Prof. Ar chibald F. Bennet, president van de Gen. Society, een kaart waarop al deze gegevens als door mij zijn aangehaald, voorkomen. Naast het Koninklijk huis van Engeland vindt men er verschillende „groten" in de wereldgeschiedenis op vermeld. Van Ame rika bijv. Washington, Lincoln, Roosevelt en verschillende anderen zeer bekende per soonlijkheden. Prof. A. F. Bennett is hier in Amerika, zowel als in Nederland een heel bekende persoonlijkheid. Genoemde Gen. wereldbibliotheek heeft zijn vertakkingen over de wereld en werkt tussen Noord- en Zuidpool. Zij is in het bezit van veel wat in de oude wereld ver loren ging. Het is genoemde inzender niet kwalijk te nemen, dat hij niet weet wat anderen sedert 1936 reeds uitgevonden hebben. Misschien kwam hij nooit verder dan Nederland. De redactie van de Eendrachtbode weet heel goed, nadat zij het courantartikel uit de Standard-Examiner ontvangen heeft, waarin het voornoemde onderwerp aange haald wordt, dat de H.H. verslaggevers van dat blad, zich zelf niet bespottelijk zouden maken, door iets te publiceren, waar ze zelf geen verstand van hebben. De kaart, waar over ik hierboven sprak, namen ze mee voor controle alvorens de verslaggever in zijn artikel aanhaalde, vanwaar onze familie haar start begon. De heer A. F. Benneth is hier een te bekende persoonlijkheid, dat men zijn kaart in twijfel zou trekken. Trouwens, dat is niet de enige. Ik zou uit Nederland kunnen noe men: Ing. C. F. Ph. D. v. d. Vecht, die op dit gebied ook zijn louweren heeft verdiend. Het is mij momenteel te veel werk hier nog andere namen aan toe te voegen, maar laatstgenoemde kan U dat wel doen. Mijn interesse gaat momenteel meer uit naar degenen, die mij schrijven over de nalatenschap mijner voorouders. Dat neemt al mijn tijd in beslag. Het is jammer dat de redactie mijn artikel niet eerder plaatste, dan had ik meer tijd aan deze mijne genealogie kunnen besteden. Wij moeten dag en nacht werken om de stroom van brieven bij te kunnen houden. Genealogie is momenteel van de baan, daar is geen tijd voor. Alle bronnen waarin ik die geschiedenis heb ont trokken, heb ik gelijk vermeld bij de artike len. De kaart werd samengesteld door eer der genoemde personen en dat moet toch wel voldoende zijn. Mrs. Boogaert-Riet ANTWOORD VAN DRS. COMBé Het is, naar mij dunkt, niet nodig in te gaan op de détails van het bovenstaande. Want indien Mevr. Riet mijn artikel goed gelezen had, zou zij opgemerkt hebben, dat ik daarin mijn critiek met opzet niet uit strek over de laatste eeuwen, daar het na tuurlijk zeer mogelijk is, zelfs uitgebreide, gegevens te verzamelen omtrent voorouders, die gedurende dat tijdvak leefden. Opzette lijk heb ik de door haar in haar artikelen vermelde Gegealogische Wereld-bibliotheek te Salt-Lake City buiten beschouwing ge laten, evenals haar opmerkingen betreffen de het voorval met de Staats-Courant, de kansen op het loskomen ener erfenis, etc. Ik distancieerde mij met opzet van deze kwestie door te zeggen dat t.a.v. deze pun ten de bewijsplicht geheel ten laste van Mevr. Riet valt. M.a.w.: zij zou gemerkt hebben dat ik bewust de zaak zó formu leerde, dat zij er geen voorbarige critiek in hoefde te zoeken t.o.v. die aspecten der zaak, waarvan zij inderdaad de bewijsstuk ken in handen kan hebben. Voorzover! al thans is haar overtuigingspoging met namen als die van de Prof. Benneth-Press en van den Vecht overbodig. Er was nog geen „Houdt de dief" geroepen. Ondergetekende rekent zich onbevoegd over deze kwestie te oordelen, tótdat Mevr. Riet, die het blij kens haar vorenstaande artikel nog zeer druk heeft met de onderzoekingen omtrent de nalatenschap, de tijd gekomen acht de zaak officieel aanhangig te maken in Ne derland, en zich, dusdoende, officieel te richten tot de nakomelingen der Boogaert- familie hier te lande. Nogmaals: Wij wach ten met critische, maar eerlijke belangstel ling, af. Misschien zal de Nederlandse na komelingschap nog eens grote dank ver schuldigd blijven aan de belangeloze arbeid van deze dame in de Ver. Staten (die immers zegt zélf geen belangstelling te koes teren voor de erfenis). Verder wens ik echter met nadruk te verzekeren, voor Mevr. Riet-Boogaert en vooral voor alle betrokkenen in Nederland voor wie mijn vorige artikel hoofdzakelijk werd ge schreven dat ik insta voor de volledige juistheid van de daarin geoefende critiek op haar onzinnige beweringen met betrek king tot de middeleeuwen en de oudheid. Ik weet waarover ik spreek, en voor de ter zake maar enigszins kundige bleek uit haar eigen uitlatingen zonneklaar dat zij dat niet weet. Laat Mevr. Riet, in plaats van zich te verontwaardigen, een positie vere reactie trachten te vinden tegenover critiek, nl. de les dat deze critiek ook in haar eigen belang is. Het doet haar zaak toch niet veel goed, wanneer een grote portie onzin óók het wél gezonde deel ha- rer beweringen in een verkeerd daglicht stelt. Ik hoop dat ik op deze wijze mijn stand- punt duidelijk uiteengezet heb voor allen, die deze zaak raakt, nl. met nadruk en volledig mijn critiek handhavend, en tege lijkertijd voldoende ruimte overlatend voor alle redelijke en mogelijke beweringen van ons in twee opzichten verre familielid in Amerika, wier drukke bemoeiingen wij geenszins zouden willen kleineren. Welnu: Wij wachten af. Maar in ver band hiermede één raad aan Mevr. Riet- Boogaert, waarvan ik hoop dat zij hem even serieus en oprecht in overweging neemt als hij uitgesproken wordt; een raad voorts, die ik geef, voorzover ik daar recht op, en aanleiding toe, heb, als vertegen woordiger van het loyale maar critisch- ingestelde deel der Boogaertse Nederlan ders: Laat Mevr. Riet zoveel uitzoeken als haar wenselijk en nodig lijkt (en tot nu toe kan zij daar het beste over oordelen); laat zij, met wélke doeleinden ook dat Dokter P. J. Duinker te Tholen, tel. 40. Dokter J. Verfnet te Nieuw-Vos- semeer, tel. 10. is haar zaak de zeker wel levendige en vermoedelijk zeer pnderhoudende corres pondentie van Üie stroom van brieven voeren; maar laat zij, in het belang van haar eigen standpunt, zo gauw als mogelijk is, overgaan tot officiële en door deskundigen geautoriseerde publicaties van haar vond sten. Opzienbare artikelen die bovendien de schrijver tot niets verplichten kunnen hun nut hebben als stimulans, en wij waar deren ze, maar met mate, niet bij voorkeur, en dan nog slechts indien ze gevolgd worden door een onwrikbare sta ving of op zijn minst het waarschijnlijk- heidsbewijs. Met beleefde dank aan de redactie voor de geboden plaatsruimte. drs. H. A. Combé Watteaustraat 8a, Amsterdam. Naschrift Redactie: We achten de tijd gekomen om achter de genealogische beschouwingen van mrs. Riet en daaropvolgende critische beschou wingen een punt te zetten. Vandaar dat we drs. Combé gelegenheid gaven hierop direct te antwoorden. We zijn er van over tuigd dat mrs. Riet, die inderdaad belange loos bergen werk verzet, en hopen met eerstgenoemde dat zij zo gauw mogelijk kan overgaan tot „officiële en door des kundigen geautoriseerde publicaties van haar vondsten." Daarop wachten we dus mrs. Riet. BURGERLIJKE STAND Geboren: 25 Sept.: Cornells Pieter, zoon van P. K. Roukema en D. J. Ber gers. Huwelijk: 25 Sept.: Chris.tiaan van den Aarssen, 36 jaar, wonende te Hal steren en Anna Kwist, 24 jaar, wo nende te Tholen. BEKENDMAKING Burgemeester en Wethouders van Tholen maken bekend, dat geduren de drie maanden op de Secretarie der gemeente voor een ieder ter le zing is neergelegd en tegen betaling der kosten algemeen verkrijgbaar is gesteld, de in de openbare raads vergadering van 27 Juni jl. vast gestelde: verordening tot vaststelling van het vermenigvuldigings- cijfer schoolgeld lager on derwijs, goedgekeurd bij koninklijk besluit van 29 Augustus 1952, nr. 24. Tholen, 30 September 1952. Burgemeester en Wethouders voornoemd, De Secretaris. BEKENDMAKING Burgemeester en Wethouders van Tholen maken bekend, dat op Dins dag, 7 October, en Vrijdag, 10 Oc tober, door de reinigingsdienst scherven zullen worden opgehaald. Tegen Donderdag, 9 October, bestaat gelegenheid tot aangifte voor ruiming van privaatputjten. Tholen, 2 October 1952. Burgemeester en Wethouders voornoemd, De Secretaris. GESLAAGD Aan de Technische Hogeschool te Delft slaagde onze stadgenoot P. K. Baay Jz. voor Scheikundig Ingenieur. Aan de Economische Hogeschool te Rotterdam slaagde voor het prop. examen Economische Weten schappen, onze oud-stadgenoot de heer O. A. A. Kesselring. GUNNING VERBOUW PASTORIE De verbouw van de pastorie tot gemeentehuis -met bovenwoning is gegund aan dhr. J. C. van Driel, alhier. Met de werkzaamheden is reeds aangevangen. 'In de loop van Januari 1953 moet het werk worden opgeleverd. OP HOGE LEEFTIJD Te Rotterdam overleed onze oud dorpsgenoot de heer Corns, van Oudenaarde pp 94-jarige leeftijd. Vele jaren was de overledene or geltrapper in de Ned. Herv. Kerk alhier. Hij vertrok enkele jaren ge leden naar Rotterdam, omdat hij bijna blind niet meer alleen kon blijven wonen. BRAND DOOR BLIKSEM INSLAG Tijdens een onweersbui, die Za terdagavond omstreeks Jialf |acht langs deze gemeente trok sloeg de bliksem in een stroklamp van dhr. C. Bruijnzeel, gelegen in de omge ving der boerderij van N. M. Hage (Annavosdijk). Van het stro was niets meer te redden, maar om het zekere voor het onzekere te nemen meende men dat blussing toch wel goed was. Het stro stond weliswaar een behoorlijk eind van de boerderij af, maar eventuele windstoten zou den een vonkenregen kunnen doen ontstaan, die weer funest voor de boerderij konden zijn. De brand weermensen van St. Annaland wa ren zeer spoedig ter plaatse aan wezig, maar konden weinig uitrich ten omdat de motorspuit vorige week al defect was geraakt. Van daar ook, dat de St. Annalandse brandweercommandant direct Sta- venisse gewaarschuwd had, zodat men enige tijd later kon beginnen met de blussingswerkzaamheden. Zoals reeds gezegd was het gevaar voor de boerderij al heel gering. Intussen is he£ alles bij elkaar zeer jammer dat deze motorspuit van Bruinisse is overgenomen. Des tijds hebben we ons daarover al

Krantenbank Zeeland

Eendrachtbode /Mededeelingenblad voor het eiland Tholen | 1952 | | pagina 1