WEEKBLAD VOOR HET EILAND THOLEN EN ST.FILIPSLAND
DRIE DAGEN
Plaatselijk Nieuws
WAARIN OPGENOMEN DE THOOLSE COURANT
Het Parlementair Overzicht
PAASVERHAAL
VAN B. J. FRIS
NA GETHSEMANE
Het Japanse vredesverdrag
Ontevredenheid over de houding
van Amerika
MOTIE WELTER
ZONDAGSDIENST
ARTSEN
THOLEN
8e Jaargang No. 22
11 April 1952
Uitgevers Firma C. Dieleman en G. Heijboer
Redactie Kerkring A 473, St. Annaland - Telefoon 47
Administratie Oudelandsestraat 9, Tholen - Telef. 57 - Giro 124407
Abonnementen 1.20 per
kwartaal franco p.p. ƒ1.45
Prijs per nummer 10 cent
Advertentiën ƒ0.10 per millimeter Minimum ƒ2.00
Spierinkjes tot en met 20 woorden 1.00, elk woord meer 0.05
Advertenties worden tot uiterlijk Donderdagmiddag 1 u. aangenomen
Het gerucht van de gebeurtenissen was die middag in het dorp
doorgedrongen. Maar dat er rouw was in het huis van de Griek
de oude Jood Ezechiël merkte op dat de knechts en meiden
op het erf traag en treuzelig waren, zeker omdat er niet op hen'
werd gelet had een andere oorzaak. Hij kénde de oorzaak, die
meer dan een week gespookt had tussen hun discussies over de
onderwerpen die hen beiden even heftig, maar verschillend,
boeiden, die de Griek verstrooid had gemaakt en tot z'n teleur
stelling minder vasthoudend in het debat.
Zijn ogen waren verblind door de zon, die op de witte muur
weerkaatste. Het koele huis leek daarom somberder dan het was,
toen hij de gang inliep. Te meer verrast was hij, toen hij zijn,
vriend aantrof voor het noordelijk venster van de hoge kamer,
dat een rustig licht over zijn opengeslagen boeken verspreidde.
„Bewonderenswaardig", dacht hij, „die Grieken zijn nog koel en
helder als zij treuren".
lijk vergeving moet vragen, omdat
ik ze vergeten was. Maar ik bid u,
geen feest vandaag."
-o
„Is er nieuws over de zoon", vroeg
hij, maar de Griek keek nu eerst op
en het leek of hij al zijn gedachten
moest verzamelen om te begrijpen
wat er gevraagd was.
Toen schudde hij zijn hoofd.
„Niets" zei hij. „Verdwenen sinds
de dag, dat wij allen uittrokken om
die prediker te horen. En sindsdien
geen woord aan een reiziger mee
gegeven, geen bericht van iemand
die hem gezien heeft."
Zijn ogen dwaalden rond zonder
een steunpunt te vinden, over de
boeken de rode tegels, de tapijten,
het Corinthische beeldje waarvan de
blankheid zegevierde over de scha
duw in die kamerhoek, en door de
ramen over de wijnvelden tegen de
heuvel. Dan ging hij verder: „Tot
dusver was het een pijnlijke ver
rassing. Niet dat die profeet, die het
volk Messias noemt, het heeft toe
gelaten dat een jonge knaap hem
volgt en zijn ouderlijk huis verlaat.
Die man, wie hij zijn mag, heeft
wijsheid dat kan zelfs u mij niet
bestrijden. Maar het is grievend dat
de jongen ons heeft verlaten zon
der een groet, zonder bericht. En
de berichten uit Jeruzalem zijn zeer
verontrustend, niet waar Ik heb
nog niet gehoord van uitspattingen
tegen de volgelingen, en ik laat mij
goed inlichten. Maar wie kan zeg
gen of dat niet vandaag kan ge
beuren of gisteren gebeurd is Het
volk is opgezweept tot het uiterste
in Jeruzalem en ik ken uw volk ge
noeg om te weten waartoe dat lei
den kan."
„Neem het ons volk niet kwalijk.
Die man heeft gelasterd, het geloof
van onze vaderen gehoond, het volk
in opstand gebracht tegen de gees
telijke leiders. Hij heeft Jeruzalem
willen veroveren, maar in Jeruzalem
zijn ze niet zo lichtgelovig als de
boeren van Galilea. Men weet daar
een heilige van een valse profeet te
onderscheiden, mijn vriend en zeker
van een revolutionnair. Een revolu-
tionnair, want dat is hij dat proef
ik uit de zeer vele berichten van de
laatste dagen. Waarom zou hij
anders naar Jeruzalem zijn getrok
ken dan om het volk in opstand te
brengen en zich tot koning te laten
uitroepen O, dat was al lang voor
bereid, die staatsgreep. Hebben zijn
volgelingen niet al in het begin het
praatje rondgestrooid, dat hij van
Davids Huis zou afstammen Of
denkt u nog dat uw onbaatzuchtige
profeet en vredebrenger voor niets
zijn lijf in het hol van de leeuw
heeft gewaagd
De Griek wuifde vermoeid ver
dere argumenten weg. „Niet meer
Ezechiël, geen academische debat
ten meer: wij hebben al te veel ge
praat. Wij discussieerden, maar
mijn zoon trok mee met de schare
om zelf te zien en te horen. Oo'
hij waagde zich in Jeruzalem
heeft daar, in al zijn onbevangen
heid, wellicht gruwelijker waarheid
onder ogen gezien dan u en ik be
vatten kunnen."
„En gelooft u dan niet, dat deze
die minderjarige knapen a'
Een handbeweging legde hem het
zwijgen op. „Niet nu, Ezechiël. Wij
praten later verder."
Van zijn stuk gebracht verviel de
Jood in een formele beleefdheid die
tussen hen al lang was afgeschaft.
Hij boog en vertrok zwijgend. Door
de gang viel nu een helder licht,
maar dat kwam omdat de deur ge
opend werd. toen hij naderde liep
met lichte schreden hem de zoon
voorbij.
man,
uw zoon...
en
.Vader, wees niet verheugd. Ik
zou niet weergekomen zijn, als dit
alles niet gebeurd was. Ik kom niet
uit liefde tot u, vader, en uit liefde
tot mijn moeder en mijn broers en
zusters: ik kom uit vrees. Vrees,
niet voor Zijn vijanden maar voor
bet onbeschrijflijke."
Je hebt veel gezien, mijn zoon.
e was onervaren en kende de we
reld niet. De mensen zijn slecht-
getemde beesten, bloeddorstig als
een roofdier."
„O, vader. Zijn ogen waren ein
deloze goedheid, Zijn stem een ein
deloos geduld. Zijn gezicht was
stralend van liefde: Hij ging als
op wolken: als Hij langs schreed
knielde het volk aan Zijn voeten
om de zoom van Zijn kleed te kus
sen en Zijn hand op het hoofd te
voelen. Vader
Toen hij bij de stoel neerknielde
viel het stof uit zijn kleren. Zijn
snikken weerkaatsten op de wan
den van het vertrek. De vader
streek met de hand door zijn besto
ven haren en er was een lange
stilte. Toen zei hij: „Dat Hij toch
naar Jeruzalem moest gaan.
Waarom heeft hij zich zo over
schat
„Hij heeft zich niet overschat.
De Meester wist wat er gebeuren
zou, want Hij wist alles. Dat is het
afschuwelijke, vader het onbegrij
pelijke. Niemand begreep er iets
van, ook de leerlingen niet. Hij
heeft alles geweten voor Hij naar
Jeruzalem ging, maar de discipelen,
die toch zijn ingewijden waren,
hebben het niet begrepen. Petrus
heeft nog geprobeerd Hem die reis
af te raden, omdat hij bang was.
Alleen Judas heeft het geweten. Hij
heette de beste leerling van de
Meester: Hij zei later tot Petrus:
„Staan uw angsten dan in de
Schriften
o—
Hij was door te spreken rustiger
geworden. Maar was het zo: rusti
ger De vader keek de jongen ver
wonderd aan. Dit was zijn zoon niet
meer; er speelden vlammen in zijn
ogen en uit zijn vermagerd gezicht
sprak een oorlog van tegenstrijdig
heden, onzekerheden, ja -maar
ergens toch een peilloze zekerheid,
zo stellig, zo ondoorgrondelijk, dat
zijn wijsheid haar nooit zou kun
nen doorgronden.
„Mag ik je wat vragen, mijn
zoon
„Vraagt u, vader. Het doet mij
goed over deze dingen te praten."
„Wat is er gebeurd, die avond
dat wij allen op dat weiland waren
om de man te horen
De jongen stond op en liep de
kamer door, drentelend, maar met
lichte tred. Met ontroering zag de
vader zijn bewegingen: een wonder
van gemoedsrust bij zoveel inner
lijke verwarring. Toen klonk zijn
stem uit een donkere kamerhoek:
„Er was een man, nog jong, hij
heette Jacobus. Hij stond te praten
met oudere mannen. Ik vroeg hem
of het waar was, dat bezit de vijand
is van de volmaaktheid. „Kom
mee", zei hij, „een goede vraag is
een goed antwoord waard." Hij
heeft toen lang met mij gesproken,
en ik merkte dat hij wijzer was dan
de oude mannen uit onze buurt
schap. „Als wij hier weer komen
zal ik je meer vertellen," zei hij. Ik
vroeg wanneer dat was, en hij ant
woordde: „Wanneer het de Mees
ter goed dunkt". Maar ik dacht dat
ik daarop niet wachten moest en
vroeg waar zij nu heen zouden
gaan."
„Later heb ik ook de Meester
van nabij gezien. Hij liep door de
menigte als door een korenveld, en
scheen niemand te zien, zo vol van
gedachte was Hij. Maar voor ieder
die hem aansprak, had hij een
vriendelijk woord."
„En heb jij hem aangesproken
„Neen, vader, dat heb ik niet
gedurfd. Maar Jacobus wees op
mij, en Hij keek mij aan: er was
liefde en bedroefdheid tegelijk in
Zijn blik. Hij legde Zijn hand op
mijn hoofd: het was of er vuur
stroomde door mijn lichaam."
De verwarring die hem de laat
ste dagen had aangegrepen, maakte
hem zwijgzaam gedurende de rest
van de dag, maar loste zich op in
de slapeloze uren van de nacht.
Zijn lichaam was moe, maar zijn
geest bleef werkzaam. De gedach
ten bleven elkaar najagen met de
hardnekkigheid van molenwieken,
maar zijn geest zeefde en zeefde en
al zijn onzekerheden vielen door de
mand, en op de bodem bleef alleen
dat wat zeker was, zeker èn onzeg
baar. En zijn zekerheid stond voor
hem als een licht en in dat licht
zag hij het geliefde gelaat, de trek
ken van de Meester. Het was geen
smart waarvan die trekken spra
ken, maar een eindeloosheid die
geen naam kon hebben, die liefde
was, en geduld, en bedroefdheid, en
meedogen. Het was, als sprak het
gezicht: „Ween niet om mij; ween
om het lot van velen."
En binnen de wanden van zijn
brein klonken opnieuw de woor
den, de enige woorden, die de
Meester ooit tot hèm gesproken
had, die avond op dat eiland: „Als
ge volmaakt wilt zijn, verlaat dan
uw vader en uw moeder, en ver
koop al wat ge bezit, en volg mij."
En hij zag opnieuw hoe Hij door de
menigte schreed als door een graan
veld, in wolken van hoge gedachten
en hij wist dat hij geroepen was.
En de eindeloosheid was nu ook
in hem, een lichtende weidsheid die
ongrijpbaar was, maar vertrouwen
wekkend, omdat ergens een onpeil
bare zekerheid bestond. Hij vroeg:
Wat kan ik zijn? Waar zal ik
heengaan en wie zal mij leren
Maar de woorden bleven weerklin
ken in de kamer van zijn brein:
Verlaat uw vader en uw moeder.
Volg mij. En hij nam zijn kleren en
trok ze aan. Hij schreed zacht door
het huis, met lichte tred, en hij sloot
de deur achter zich zonder geluid
te maken.
(Nadruk verboden)
o-
„En sinds die avond ben ik Hem
nagetrokken. Waar Hij heenging
ben ik ook gegaan. Telkens zag ik
Jacobus, die mij vertelde, wat er
gebeurd was en gebeuren ging. En
Jacobus léérde mij ook, eenvoudige
dingen eigenlijk, en toch moeilijk en
erg nieuw. Ik leerde meer van hem,
dan van de wijzen hier, die alleen
maar navertellen wat zij zelf in hun
jonge jaren uit de boeken hebben
geleerd en weer half vergeten zijn.
Hij was een ingewijde, niet iemand
die zijn armzalige kennis uit de boe
ken moet garen zoals de muizen de
graankorrels uit een afgeoogste ak
ker."
„Zo heb ik de gebeurtenissen ook
vrij goed kunnen volgen. En geloof
mij, vader, de Meester heeft gewe
ten welk lot Hij tegemoet ging. Hij
heeft het gewild: Hij heeft zich ge
offerd. En niemand heeft het begre
pen, ook de leerlingen niet. Vertel
u het mij, vader, u met al uw ken
nis en ervaring waarom moest
dit gebeuren
De stem van de vader trilde toen
hij antwoord gaf. „Dit zijn geen
dingen, die beantwoord worden
met boekenkennis en de levenser
varing van een koopman, jongen;
Jij hebt in één week meer ervaren
dan iemand in een heel mensenle
ven zou mogen verlangen te erva
ren. Tè veel, mijn jongen; want er
zijn ervaringen zo overweldigend,
dat zij ons ten gronde richt. Ik ben
bedroefd: je was werkelijk te jong
hiervoor."
Nu kwam de zoon energiek naar
het venster gelopen. „Niemand is
te jong om Hem te volgen. Dat
heeft mij Jacobus gezegd; maar het
zijn de woorden van de meester."
Hij bleef staan voor het Corinthi
sche beeldje op de hoektafel. Er
was iets van weemoed en ontgoo
cheling in zijn gezicht toen hij de
sierlijke lijn van het vrouwenbeeldje
tot zich door liet dringen.
„Hoe schoon is toch het li
chaam", zei hij -„en ach, hoe ver
gankelijk"
„Ga nu je moeder zoeken, jongen.
Zij heeft een week getreurd."
„Goed vader; mijn moeder en
mijn broers en zusters, die ik eigen-
De Tweede Kamer is met Paas-
vacantie gegaan tot 22 April a.s.
Daarna hoopt zij nog twee weken
te vergaderen en dan breekt de
grote vacantie aan. Als men ten
minste de voorbereidingen voor de
verkiezingen en een Kabinetsfor
matie als vacantie beschouwt. De
Kamerleden zelf zullen daar wel an
ders over denken. Een feit is ech
ter, dat er na de week van de 6e
Mei waarschijnlijk niet meer in het
openbaar vergaderd zal worden.
De laatste dagen voor het Paas-
reces bracht nog een goed debat
over het Japanse vredesverdrag.
Men kent de kwestie. Wij heb
ben op ondubbelzinnige wijze tegen
de Jappen gevochten. Onze strijd
krachten, zowel de vloot als het le
ger en de luchtmacht, hebben grote
offers moeten brengen. De Neder
landers in Indonesië werden ge-
interneerd en ook onder hen waren
de offers niet gering. Men kan ge
rust zeggen, dat de Japannezen on
herstelbare schade hebben aange
bracht. In het vredesverdrag heeft
Nederland geen recht gekregen op
schadevergoeding. Minister Stikker
heeft het verdrag in San Fransisco
ondertekend, zij het morrend. Dat
heeft kwaad bloed gezet. Niet zo
zeer over de houding van de Neder
landse Regering die velen echter
ook te slap vonden maar veel
meer over het gedrag van de Ame
rikanen, die de ondertekenaars dic
teerden. Ook daarvoor was aanlei
ding. Het is logisch, dat men, als de
oorlog voorbij is, zo spoedig moge
lijk tot normale verhoudingen moet
komen. Niemand is gebaat bij een
ongeregelde toestand. De moeilijk
heid was echter ook nu weer het
optreden van Rusland. Op het laat
ste moment is het ook nog in oorlog
met Japan geraakt. Het moest dus
mee praten over het sluiten van de
vrede. Wat dat praten betekent, is
de Westerse volken langzamerhand
wel duidelijk. Kijk b.v. eens naar
Oostenrijk. Sinds jaar en dag wor
den er daar door de bezettings
autoriteiten onderhandelingen ge
voerd over een vredesverdrag. Er
is echter geen uitzicht op resultaat.
Dat vreesde Amerika ook nu. Rus
land wilde meepraten. Het liefst zag
het een conferentie met de vier
grote mogendheden, waarbij elk
het recht van veto zou hebben. De
bedoeling is duidelijk. Ieder con
structief voorstel zou dan door de
Russen worden afgewimpeld. Geen
wonder, dat Amerika enigszins dic
tatoriaal ging optreden. Het ver
vaardigde een ontwerp-verdrag,
waartegen ieder betrokken land be
zwaren kon inbrengen. Engeland
en Amerika hebben dit later nog
eens bekeken, maar Nederland
kwam er niet meer aan te pas. Hoe
de Regering ook al vertelde, dat
haar land grote offers had geleden,
niets baatte. Het verdrag werd een
prestige-kwestie. Alle eisen van an
dere landen werden opzij gescho
ven, want de eenheid van het
Westen moest gedemonstreerd wor
den. Rusland mocht niet de kans
hebben het vredesverdrag te torpe
deren. Minister Stikker heeft nog
geprotesteerd. Maar er was slechts
een keus tussen aanvaarding van
het verdrag (dus met het Westen
meegaan) of niet-aanvaarding,
waardoor we in een ongeregelde
houding met Japan bleven verkeren.
Bewust heeft de Regering voor
het eerste gekozen. Terecht, maar
het was niet te verwonderen dat
onze Tweede Kamerleden hun af
keuring uitspraken over de gang
van zaken. Het aan de leiband lo
pen van Amerika beviel hun in dit
opzicht maar matig. Alle fracties
spraken dit oordeel openlijk uit.
Aan duidelijkheid liet dit niets te
wensen over. Er bestond echter
verschil van inzicht tussen de heren
Weiter (k.n.p.), Gerbrandy (a.r.),
de s.g.p. en de communisten en de
rest van de Kamer over de vraag
of Nederland wel verplicht was
zich dat verdrag te laten dicteren.
Neen, zeiden de genoemde afge
vaardigden: in ieder geval hadden
we nog krachtiger moeten profeste
ren. Amerika, aldus de heer Wei
ter, heeft op het gebied van de bui
tenlandse politiek de wijsheid heus
niet in pacht. Dit experiment kan
wel eens een grandioze mislukking
worden. Prof. Gerbrandy (a.r.
drukte zich nog krasser uit. „Wij
hebben geen eigen buitenlandse po
litiek, anders zou nooit dit Wange
drocht uit de bus komen. Alles heb
ben we gegeven in de strijd van
Japan en nu moeten we maar pro
beren het met onze beul eens te
worden. Moeten we op deze wijze
goede verhoudingen in de wereld
gaan scheppen
Het hele debat draaide eigenlijk
om de motie van de eenling in de
Kamer, de heer Welter. In dit voor
stel werd gezegd, dat er bij de tot
standkoming van het verdrag geen
voldoende rekening is gehouden
met de inzichten en het belang van
ons land. Het was ondertekend
door de heren Schmal en v. d.
Feltz (c.h.) en Gerbrandy (a.r.).
Er waren nog een paar a.r. die hun
handtekening er onder hadden ge
zet, maar zij stemden toch tegen.
Dat gebeurt wel meer. Eén lid kan
geen motie indienen. Om het nu
toch een kans te geven, zorgen an
dere leden voor het vereiste aantal
handtekeningen. Er kan dan ge
sproken worden over een concrete
zaak. Sportiviteit kennen onze Ka
merleden dus wel. Alle fractievoor
zitters waren echter tegen deze mo
tie. Mej. Klompé (k.v.p.) verklaar
de namens haar fractie, dat de
standpunten in dit debat zo duide
lijk lagen, dat er geen behoefte aan
een motie is. Dit inzicht werd ge
deeld door de heren de Kadt
(p.v.d.a.), Korthals (v.v.d.) en
Schouten (a.r.). Iedereen weet, dat
wij de procedure niet gelukkig vin
den. Trek deze motie daarom in, zo
zeiden zij met klem, want anders
krijgt men in het buitenland een
scheef beeld. Daarmee was Minis
ter Drees het eens. Wordt de motie
aangenomen, dan is een verkeerde
indruk gevestigd, wordt zij verwor
pen dan zal men de indruk krijgen,
dat er geen ontstemming in het Ne
derlandse parlement bestaat over de
houding van Amerika. De aan
drang was dus hevig. Maar de heer
Welter was halsstarrig. Hij hand
haafde zijn motie, die toen werd
verworpen met 11—55 stemmen.
Voor waren behalve de onderteke
naars, de communisten en de s.g.p.
Daarna werd het wetsontwerp aan
genomen met 599 stemmen. Nu
waren alleen de heren Weiter, Ger
brandy (a.r.), de s.g.p. en de com
munisten tegen.
Een succes voor de Regering.
Minister Drees, die zijn collega
Stikker verving, zeide nog dat de
Japanse Minister-President een
brief heeft geschreven waarin
wordt gezegd, dat Japan bereid is
om te praten over een compensatie
regeling voor de burger-geïnter
neerden en over een bijdrage om de
schade in Nieuw-Guinea te her
stellen. Voordat de onderhandelin
gen daarover beginnen, wil Japan
echter eerst een inzicht hebben over
de verplichtingen die het krachtens
dit verdrag heeft aanvaard.
Minister Drees zeide echter di
rect, dat „hij geen illusies wilde
wekken", zodat ook de onderhande
lingen op niet veel zullen uitlopen.
(Nadruk verboden)
Dr. P. J. Duinker, Tholen, tel. 40.
Dr. J. Vermet, Nieuw-Vossemeer,
tel. 10.
OPNEMING VAN WEGEN,
VOETPADEN EN KUNSTWERKEN
Burgemeester en Wethouders van Tholen
brengen ter openbare kennis, dat, te be-..-0
ginnnen op Dinsdag, 15 April a.s., vanwege in Zeeland, het Reglement voor de polder
de gemeente een algemene opneming zal
worden gehouden van de wegen en voet
paden met de daarin gelegen kunstwerken in
die gemeente.
Tholen, 8 April 1952.
Burgemeester en Wethouders voornoemd.
BEKENDMAKING
Burgemeester en Wethouders van Tholen
brengen ter openbare kennis, dat ter vol
doening aan artikel 13 der Waterstaatswet
1900 vanaf heden tot 6 Mei 1952 ter ge
meente-secretarie ter inzage zijn gelegd
voorstellen tot wijziging van het Algemeen
reglement voor de polders of waterschappen