Maria de la Q ueillerie Raadsverslag Tholen WAARIN OPGENOMEN DE THOOLSE COURANT Het Parlementair Overzicht COMMENTAAR. Regering niet verontrust over werkloosheid Verschillende maatregelen aangekondigd CRITISCH ZONDAGSDIENST ARTSEN Hulp aan behoeftige kleine zelfstandigen Hoe gaat het eigenlijk met die A.V.O.-werkplaats 8e Jaargang No. 16 29 Februari 1952 Uitgevers Firma C. Dieleman en G. Heijboer Redactie Kerkring A 473, St. Annaland - Telefoon 47 Administratie Oudelandsestraat 9, Tholen - Telef. 57 - Giro 124407 Abonnementen 1.20 per kwartaal franco p.p. ƒ1.45 Prijs per nummer 10 cent Advertentiën ƒ0.10 per millimeter -Minimum 2.00 Spierinkjes tot en met 20 woorden 1.00, elk woord meer 0.05 Advertenties worden tot uiterlijk Donderdagmiddag 1 u. aangenomen De heren Stapelkamp (a.r.) en Nederhorst (arb.) hebben de Rege ring geïnterpelleerd over de werk loosheid. Het was de hoogste tijd, dat dit gebeurde, want het aantal werklozen is momenteel tot 166.000 opgelopen. Eenieder, die het voor oorlogse drama heeft meegemaakt, slaat bij het lezen van dit cijfer de schrik om het hart. De huidige werkloosheid is echter van geheel andere aard dan die van voor de oorlog. Die was een uitvloeisel van de internationale crises. Iemand die brodeloos is, zal zich echter niet af vragen aan welke economische ont wikkeling hij dat te danken heeft, neen, het feit alleen al vervult hem met zorg. Daarom was het goed, dat een a.r. en een socialist samen inter pelleerden. Het gaat hier om een nationale zaak. En terecht zeide minister v. d. Brink, dat 166.000 paar ogen op het Parlement zijn ge richt. Een ware volksvertegenwoor diging leeft met het volk mee en interpelleert de Regering over vraagstukken, welke dat volk be nauwen. Voorzitter Kortenhorst gaf de beide interpellanten een compli mentje omdat zij als goede parlemen tariërs, ondanks alle geschillen, toch gezamenlijk optraden. Zij hadden de stof verdeeld, de heer Stapelkamp behandelde de sociale aspecten en de heer Nederhorst de economische. Niet minder dan 24 vragen vuur den zij op de Regering af. Achter de Regeringstafel zaten de minis ters Drees, v. d. Brink, Joekes, In 't Veld en Wemmers. Minister Lief- tinck kon helaas niet aanwezig zijn. Die zit momenteel in Lissabon, ter wijl staatssecretaris v. Rhijn in Hamburg vertoefde. De betogen van de beide interpellanten zijn eigenlijk in enkele zinnen samen te vatten. Wat denkt de Regering van de huidige werkloosheid Heeft zij een plan om deze te bestrijden en zo ja, wat gaat zij op korte termijn doen Dat waren de vragen en zij gaven het onbehagelijke gevoel dat in ons volk leeft volkomen duidelijk weer. Natuurlijk werden er zwaar wichtige betogen geleverd over de oorzaak van de werkloosheid, die volgens de heer Nederhorst is te .zoeken in het feit, dat Minister Lief- tinck alleen maar let op het sluitend maken van de betalingsbalans, waardoor de werkgelegenheidspoli- tiek in het gedrang is gekomen. Het belangrijkste was echter te weten of de Regering inderdaad plannen had. We moeten direct zeggen, dat de Kamer na dit debat vrij gerust naar huis is gegaan. Allereerst was er de belangrijke mededeling van minister v. d. Brink, dat er in 1951 geen 1500 min is uitgetrokken voor de defensie, maar slechts 1150 min. Dit jaar wordt ongeveer 1650 min besteed. Dat is dus 500 min meer. Daarvan zullen 350 a 400 min worden be steed aan orders voor de industrie. Uiteraard heeft dit een gunstige in vloed op de werkgelegenheid. DE BOUWNIJVERHEID 42.000 arbeiders in de bouwvak ken en aanverwante industrieën zijn momenteel werkloos. Dat vindt zijn oorzaak in de investeringsbeper king en de bouwstop. Deze laatste is opgeheven en aan de investe ringsbeperking wordt in deze be drijfstak niet meer de hand gehou den zolang daarvan grote werkloos heid het gevolg is. Dat zeide mi nister In 't Veld nadrukkelijk. Wat de toekomst betreft, was hij niet on gerust. In de periode van 1 October tot half Februari is de bouw van 27.000 woningen goedgekeurd, slechts 16 a 17.000 van dit aantal werden gebouwd. De aannemers bouwen namelijk niet graag in de winter. De ontbrekende 10.000 zul len echter spoedig worden uitge voerd. Ook dit is van betekenis voor de verruiming van de werkgelegen heid. Bovendien is er een extra toe wijzing van 1000 woningen voor de industriële centra. Deze huizen zijn bestemd voor arbeiders uit gebieden waar grote werkloosheid heerst, zo dat men hoopt, dat die streken een beetje ontvolkt worden. Voor 1953 voorspelde Minister In 't Veld 53.000 woningen. Het uitvoeren van grote werken is ook een middel om de werkloosheid te bestrijden. De Regering is daarom van plan om 36 min extra uit te ge ven voor publieke werken. Zo zal het project Amsterdam-Rijnkanaal worden versneld, terwijl 6 min zal worden besteed aan nieuwe cultuur technische werken. Van deze 36 min gaat ook 3 min naar de zgn. onontwikkelde ge bieden, vnl. in het Noorden van ons land. Daar is de werkloosheid het grootst. Er liggen reeds enige wets ontwerpen op behandeling te wach ten om deze gebieden „open te leg gen". Nu de plannen er zijn, wil de Regering deze versnellen. Ook de sigarenindustrie is in de maatregelen van de Regering betrokken. Er zal met België overleg worden gepleegd om tot verlaging van accijns te ko men. Hoe het zij: minister v. d. Brink zeide dat de Regering er naar zal streven het aantal werklozen nog voor 1 Mei met 40.000 te ver lagen; 2500 zullen omstreeks die datum wel als seizoenwerklozen zijn afgevloeid, zodat er ongeveer 90 a 100 duizend overblijven. Een werk loosheid van ongeveer 3 van de beroepsbevolking noemde de Minis ter normaal. HET HUURBELEID Na deze mededeling bleef er niet veel critiek over. Dat bleek wel uit het feit, dat er alleen maar een mo tie Stapelkamp kwam over de DUW, waarin wordt uitgesproken dat het gewenst is dat de werken die de overheid in het kader van de werkgelegenheidspolitiek laat uit voeren of subsidieert zoveel moge lijk als vrij werk dienen te worden uitgevoerd en zo min mogelijk in DÜW-verband. Deze motie werd door alle andere fracties onderte kend, behalve door de communis ten, zodat zij stellig zal worden aan genomen. Minister In 't Veld sprak de ver wachting uit, dat in de loop van dit jaar de huren nog wel zullen worden verhoogd. Verschillende Kamerleden hadden hierom ge vraagd, omdat paar hun -mening de grote werkloosheid in het bouw bedrijf te wijten is aan de geringe onderhoudswerken die worden uit gevoerd. Dit komt weer doordat de eigenaren daarvoor geen geld heb ben; de huren zijn dus te laag. Hoe minister In 't Veld deze voorspel ling kon doen, is echter een raadsel. Minister Drees zei verleden week nog in de Eerste Kamer dat er geen sprake is van een huurverhoging. Onze Minister-President heeft ge lijk. Zolang dit Kabinet er is tot eind Juni a.s. zullen de huren heus niet worden verhoogd. Dè be windsman van Wederopbouw weet dat best. Hij deelde dus reeds me de, wat het volgende Kabinet niemand weet hoe dat er zal uitzien gaat beslissen. Ook al is er aan een huurverhoging niet te ontkomen en ziet iedereen deze op de duur aankomen, de mededeling van mi nister In 't Veld was meer dan voor barig. Zij was formeel onjuist. (Nadruk verboden) ER GAAT IN KAAPSTAD EEN STANDBEELD OPGERICHT WORDEN. Een standbeeld van een Nederlandse vrouw, Maria van Riebeeck, Maria de la Queillerie, de echtgenote van Jan van Riebeeck, de stichter van blank Zuid Afrika. 6 April a.s. zal het driehonderd jaar geleden zijn, dat Jan van Riebeeck aan de Kaap landde. Dit feit wordt in Zuid Afrika en in ons land luister rijk herdacht. Alle eer kan dan wor den gegeven aan „de stichter tegen wil en dank", die in tien jaar tijds uit een eenvoudige verversingspost de grondslag legde voor wat thans een vooruitstevende natie is, met een rijke toekomst: de Unie van Zuid Afrika. Het is een gelukkige gedachte, dat Nederland heeft ge meend om naast de commandeur, Ook zijn echtgenote te eren, want Maria de la Queillerie was een bij zondere vrouw, die niet geaarzeld heeft ondanks haar jeugdige leeftijd haar man te volgen naar wat toen Zeker een onherbergzaam oord Scheen. Zij heeft dit gedaan uit liefde en plichtsbesef tot haar man én haarzelf en vooral ook tegenover het werk dat hij daar zou onder riemen. Werk dat haar man moest rehabiliteren en moest voeren tot de betere positie die hij voor zich en de zijnen in Indië wenste. Het is een gemeenplaats om te zeggen, dat zij hem daarbij trouw heeft bijgestaan. Zij heeft meer dan dat gedaan en zij kan daardoor met recht worden genoemd de moeder van een volk. Zuid Afrika heeft sedertdien vele „stammoeders" gekend, maar nog altijd blijft Marie van Riebeeck, de Nederlandse vrouw, de eerste onder hen. Maria werd geboren op 20 Octo ber 1629 in Rotterdam. De familie was afkomstig uit het Walenland. Haar vader stierf in Rotterdam als Waals predikant, toen zij een jaar oud was. Haar meisjesjaren bracht zij door in Leiden en in 1649 woonde zij in Schiedam. Daar leerde zij in dat jaar Jan van Riebeeck kennen en 11 Maart werd het huwelijk vol trokken. Als van Riebeeck ooit in zijn leven geluk heeft gehad en dat waren maar zeldzame gebeurtenissen, dan is het geweest toen hij Maria leerde kennen. Een mooi donkerblond meisje, gezond, zacht van karakter en gelijkmatig van humeur, aldus spreekt Dr. E. G. Godée Molsbergen de biograaf van Van Riebeeck en een Franse bisschop, Nicolas Etienne, die in 1660 wegens een schipbreuk tien maanden aan de Kaap verblijf hield, verklaarde: „Zij is een der volmaakste vrouwen die ik ooit gezien heb en ieder mag haar gaarne. Nooit heb ik enige wispel turigheid in haar ontdekt. Bij alles wat soms gebeurde, wist ze zich te beheersen, zelfs in godsdienstige twistgesprekken stijfhoofdig is ze niet." Eigenlijk door een toeval werd van Riebeeck belast met het vestigen van de nederzetting en zo geschiedde het, dat Maria met haar man en de pasgeboren zoon Lambertus op Zon dag 24 December 1651 het lieve vaderland verliet. Langzaam, ver neveld onder de grauwe December avond-lucht verdween de vader landse kust. Zij hebben hun ge boortegrond niet meer teruggezien. In de tien jaar, dat Maria met haar man aan de Kaap vertoefde heeft zij niet alleen met haar man, maar met de gehele nederzetting lief en leed gedeeld. Kinderen werden haar geboden. Van drie moest zij ook weer afscheid nemen. Lamber tus en Abraham moesten, toen zij nog kinderen waren, naar Nederland ter school gezonden. Zij heeft ze niet weer gezien. Een andere kleine, een dochtertje, moest zij door de dood verliezen. Tegen haar afkomst in moest zij in de eerste jaren de kost „des gemeenen volcx" eten. Godée Molsbergen zegt verder van haar: „Juffrouw" van Riebeeck was zacht en meelijdend; meermalen was zij een voorspraak voor overtreders. Waar andere vrouwen aan de Kaap voor laster niet vrij waren, wist de grootste vijand van de Kommandeur niets ten nadele van zijn echtgenote te zeggen". Na tien jaar werd van Riebeeck naar Indië overgeplaatst. Hij kreeg een post op Malakka, waar hij 18 October 1662 met zijn gezin aan kwam. Ook hier kwam hij weer voor een zware taak te staan en hier leed hij het grote verlies van zijn leven, want Maria, ongetwijfeld ook als gevolg van de zware tijd aan de Kaap en de moeilijkheden die het gezin in Malakka ondervond, steirf er op 2 November 1664. Ze ligt daar be graven en een grafsteen getuigt: Wien Rotterdam het licht Leijden goe seden Gaff Wiens troudagh hielt Schiedam Leijt hier nu in dit Graff. Zoals zo vele Nederlanders, man nen en vrouwen, is zij ver van haar vaderland overleden, daar waar de palmen ruisen en de branding van de zee breekt op de kust, een beeld van eeuwigheid en tevens van ver gankelijkheid. Maar haar naam leeft voort en het staat thans aan ons Ne derlanders, en in de eerste plaats aan de Nederlandse vrouwen, om die te eren en te zorgen dat aan de Kaap, haar beeld verrijst op de plek waar zij 300 jaar geleden voet aan wal zette, en er toe mede te werken dat haar standbeeld komt tegenover dat van haar man, zoals zij 300 jaar geleden in lief en leed een „hulpe tegenover hem" geweest is. H. Bloem. Mijnheer de Redacteur, Alhoewel in beginsel geen voorstander zijnde van „Ingezonden stukken" kan ik dit maal niet nalaten commentaar te leveren op Uw Commentaar van 22 Februari jl. Het door U gepubliceerde is namelijk der mate in strijd met de werkelijkheid, dat het noodzakelijk is hier nadere inlichtingen te verstrekken. 1. Met betrekking tot de schooltandver- zorging werd door de Vereniging van b.s. en o. slechts een ontwerp-regeling overgelegd. Deze ontwerpregeling werd in een vergadering van alle colleges van Burgemeesters en Wethouders (dus: van de gemeentebesturen) met grote meerderheid aanvaard. Uiteinde lijk hadden de gemeenteraden de be slissing. Vanzelfsprekend is het altijd bezwaarlijk om aan ieders wensen te gemoet te komen. Indien in de praktijk blijkt, dat de amendementen van Poort vliet en Oud-Vossemeer alsnog aan vaard dienen te worden, dan zal zulks ongetwijfeld geschieden. 2. Met betrekking tot het aanbrengen van wijzigingen in het schooljaar voor het lager onderwijs is door bovengenoemde vereniging bij geen enkele instantie een voorstel ingediend. Deze materie werd op een vergadering besproken, terwijl aan de heer Inspecteur ï.o. ad vies werd gevraagd. De gemeente besturen, c.q. de colleges van Burge meester en Wethouders, zullen uit eindelijk over de aangelegenheid een beslissing moeten nemen. Zij zullen ongetwijfeld het „voor en tegen" over wegen, nadat de mening van het hoofd der school zal zijn ingewonnen. Van een opleggen van bovenaf, waarover U schrijft, is dus in geen enkel opzicht sprake. Ik betreur het intussen, dat wederom ten onrechte de Vereniging van b.s. en o. in een kwade reuk werd gebracht. Mijnheer de Redacteur: wees wat voorzichtiger met Uw commentaar. Wee het kwaad gerucht I Een volgende keer beter, wil ik hopen. Stavenisse, 23 Februari 1952. L. A. VERBURG, voorzitter ver. van b.s. en o. eiland Tholen Naschrift redactie: Aan het slot van ons „commentaar" in vorig nummer merkte we op vatbaar te zijn voor een andere mening, wanneer men ons van meerdere voordelen zou kunnen over tuigen. Door inzending van bovenstaande worden we evenwel niet in het minst overtuigd. Daar wordt feitelijk niet eens over de kern van de zaak gesproken en slechts de nadruk gelegd op de „blaam", die „wederom" op de ver. van b.s. en o. zou zijn gelegd. Dit nu ontkennen we ten sterkste. Integendeel, het moet inzender wel bekend zijn, dat het de eerste maal is, dat een buitenstaander openlijk erkend, dat er goed werk gedaan is door b.s. en o. t.o.v. een tweetal regelingen. Ons bezwaar tegen de wijze waarop die activiteit zich ontplooide wordt in boven staande slechts weerlegt met wat we een „woordspeling" zouden kunnen noemen. Zeker, de gemeenteraden hadden uiteinde lijk over het ontwerp schooltandregeling te beslissen. Een ontwerp dat door b.s. en o. vergeet dus niet, ook door burgemeesters was ingediend. Maar toen er bezwaren kwamen tegen dat ontwerp, kon er niets meer veranderen. Immers, het merendeel der raden had al ja geknikt, (had evengoed ja geknikt, wanneer aan de bezwaren van Poortvliet en Oud-Vossemeer tegemoet was gekomen) dus waren de amendemten van geen belang meer om toch tot die regeling te komen. „Indien in de practijk blijkt, dat de amen dementen van Poortvliet en Oud-Vossemeer alsnog aanvaard dienen te worden, dan zal zulks ongetwijfeld geschieden", schrijft in zender. Nu is het echter niet zo, dat men amendementen op een regeling indient, op dat ze misschien in de toekomst nog wel eens een keer zullen worden opgenomen. Inzender weet evengoed als wij, dat die worden ingediend, eer een ontwerp een definitieve regeling wordt. Die „woord speling" komt ook in het onder 2 geargu menteerde naar voren. Er zit een onnodig wegschuilen in van b.s. en o. Aangevoerd wordt dat „die mate rie slechts besproken is en advies gevraagd aan de Inspecteur." Dat gaat op een spelletje lijken. B.s. en o. praat over iets, later wordt het een voorstel van b. en w„ meen dan niet mensen, dat het van b.s. en o. afkomstig is. Dat vinden we onnodig wegschuilen. Kom gerust met die voorstellen voor de dag. Laat U niet weer houden omdat de vereniging bij de „man in de straat" veelal ten onrechte en onredelijk in een kwaad daglicht staat. Bij het lezen van de toevoeging door inzender „wee het kwaad gerucht" dachten we aan het volledig spreekwoord: „wee de Dokter P. J. Duinker te Tholen, tel. 40. Dokter H. Menger te St. Filips- land, tel. 20. wolf, die in een kwaad gerucht staat". Maar dan moet de inzender toch wel weten, dat wij er geen wolf van gemaakt hebben en die noch minder in een kwaad gerucht plaatsten. Dit balletje was heus niet zo groot ge worden, wanneer er een briefje van b.s. en o. aan de hoofden der scholen was gezonden om te vragen hoe die over een gewijzigd schooljaar dachten. Zoals echter opgemerkt, is door inzender geen critiek geleverd op de kwestie zelf. Die kwam wel via de telefoon. De meneer voor zijn toestel wees er op, dat practisch alleen het eiland Tholen nog een April-overgang heeft en het in soortgelijke gebieden als Schouwen en Zuid-Beveland toch ook geen bezwaar schijnt te zijn. Bo venal, en dat argument vinden wij steek houdend, is zijn grootste bezwaar, dat er zodoende geen uniformiteit is in ons land. Daar zit werkelijk wat in. Tenslotte wees deze criticus er op, dat het niet geheel de 90% is (aannemende dat er 10% verder studeert), die er op achter uitgaat, omdat er een deel daarvan toch ook nog eerder van school af kan. Het lijkt ons na dit argument gewenst de betreffende passages uit de leerplichtwet onder de aan dacht te brengen. Wanneer men die gaat uitpluizen is het inderdaad minder dan 90 Toch blijft voor een groot deel het door ons aangevoerde bezwaar van kracht. De betreffende passages luiden: „De leerplichtwet eindigt: 1. aan het einde van het leerjaar, na af loop waarvan het kind tenminste 8 jaar leer ling is geweest van één of meer scholen in de zin der wet; 2e. bij het bereiken van de leeftijd van veertien jaar, wanneer het kind op dat tijd stip het zesde leerjaar van de lag. school niet heeft bereikt; 3e. bij het bereiken van de leeftijd van vijftien jaar." Uitteraard was deze criticus het met ons eens, evenals met enkele andere in ons „commentaar" naar voren gebracht (hier niet ter zake doende) punten, dat het nuttig is, wanneer aan verder studerende enige voorbereidende lessen kunnen worden ge geven. Inmiddels kwam ons ter ore, dat de hoofd onderwijzers, aan wie deze kwestie door b. en w. is voorgelegd over het algemeen afwijzend staan tegenover verandering schooljaar. Hun mening hierover zouden we gaarne eens in het openbaar horen. 22 Februari kwam de voltallige Thoolse raad in openbare vergadering bijeen onder leiding van mr. A. J. v. d. Hoeven. Secre taris dhr. V. Laban. Allereerst wordt het nieuwe raadslid dhr. v. d. Sande beëedigd. Na aflegging van de vereiste eeden feliciteert de voorzitter hem en zegt, dat dhr. v. d. S. geen vreemde in de Raad is. Hij hoopt dat er dezelfde pret tige samenwerking mag zijn als dat de eer ste keer het geval was. Dhr. v. d. S. dankt voor de felicitatie en merkt op, dat niet ieder lid even vlot spreekt. Hij hoopt daarom, dat de voorzitter niet al te vlug de hamer zal laten neer komen, wat voorheen nogal eens het geval was. De voorzitter antwoordt hierop, dat dit weer tot zijn bevoegdheden behoort. Na vaststelling der notulen worden ver schillende goedgekeurde raadsbesluiten en mededelingen voor kennisgeving aangeno men of goedgekeurd, nl. het voornemen van Ged. Staten om het toelagebesluit 1951 van toepassing te verklaren op secr. ontv. en ambt. burg. stand, een goedgekeurde re- kening-courant-overeenkomst, idem conti nuering erfpacht van een stukje grond hoek Doelweg-Verbr. straat en pacht visrecht van Tholen en Schakerloo met het Wa terschap „De Vrije Polders" onder Tholen, idem pacht visrecht van de Broek- en Roo- landpolder met C. P. Timmermans. Goed gekeurd is ook de heffing van besmett. ziektegelden en geen bedenking is er tegen verlenging van de tijd. ziektekostenregeling. Een proces-verbaal van kasopname was in orde, evenals een proces-verbaal van over dracht van de kas en boeken van de nieuw benoemde boekhouder en controle op de ad ministratie van het Gasbedrijf over het 4e kwartaal 1951. De heer M. M. Oerlemans protesteert tegen enkele voorwaarden uit het besluit van B. en W. tot uitgifte van grond aan het vml. Slachtveld, waarop adressant zijn be drijf uitoefent. De voorzitter geeft hierom trent een uiteenzetting en zegt dat het zó is, dat in dit verzoek een zekere dwang van onze kant wordt geïnsinueerd tot onder tekening van bedoeld contract. En dat is vanzelfsprekend onjuist. Een overeenkomst onder dwang is ondenkbaar. Zoiets gaat men toch vrijwillig aan. In de tweede plaats ontken ik, aldus de voorzitter, dat er een afspraak is gemaakt van een 20-jarige duur van dit contract. Was dat wel het geval ge weest, dan had Oerlemans het toch ook in het contract laten opnemen en wij even eens. In 1946 zou dat volgens O. zijn afgespro ken, maar eerst in 1948 heeft hij zijn loods overgeplaatst en kon die grond krijgen on der dezelfde voorwaarden als bij andere dergelijke overeenkomsten. Hij is dus in geen geval in een nadelige positie gebracht. In de derde plaats moet hij zelf eerst de over eenkomst maar eens goed nakomen door bijv. tijdig de huurpenningen te voldoen. De voorzitter zegt tenslotte, dat dit verzoek in feite tot de competentie van het Dag. Be stuur behoort, maar om de legendevorming tegen te gaan wenste hij dit naar voren te brengen. Laat O. niet vergeten, dat er altijd soepel is gehandeld en dat het ook thans heus niet de bedoeling is, ook al is het per jaar verhuurd, hem dat te ontnemen. Zelfs wanneer er een ander College komt, lijkt dat zeer onwaarschijnlijk. Hij stelt tenslotte voor dit stuk voor kennisgeving aan te ne men. Dhr. Verduit meent dat adressant veel te ver is gegaan. Dhr. Janssens kan het ook niet begrijpen, wanneer er niets aan de hand is, waardoor hem die grond zou worden afgenomen. En dat is er niet, verklaart de voorzitter. Een schrijven van de Stichting Raad van Bestuur Bouwbedrijf inzake de uitvoering van D.U.W.-objecten wordt voor kennisge ving aangenomen, evenals de mededeling, dat de gratificatieregeling 1951 ook van toe passing kan worden verklaard op de jaar wedden van secretarissen en ontvangers in Zeeland. Men vindt zulks goed. Dhr. Jos. Overbeeke verzoekt het houtge was voor de deur van zijn woning op te ruimen, aangezien dit zijn uitzicht belem mert. B. en W. stellen voor daarop afwij zend te beschikken, daar het beplantings-

Krantenbank Zeeland

Eendrachtbode /Mededeelingenblad voor het eiland Tholen | 1952 | | pagina 1