Maria de la Q ueillerie
Raadsverslag Tholen
WAARIN OPGENOMEN DE THOOLSE COURANT
Het Parlementair Overzicht
COMMENTAAR.
Regering niet verontrust over werkloosheid
Verschillende maatregelen aangekondigd
CRITISCH
ZONDAGSDIENST
ARTSEN
Hulp aan behoeftige kleine zelfstandigen
Hoe gaat het eigenlijk met die A.V.O.-werkplaats
8e Jaargang No. 16
29 Februari 1952
Uitgevers Firma C. Dieleman en G. Heijboer
Redactie Kerkring A 473, St. Annaland - Telefoon 47
Administratie Oudelandsestraat 9, Tholen - Telef. 57 - Giro 124407
Abonnementen 1.20 per
kwartaal franco p.p. ƒ1.45
Prijs per nummer 10 cent
Advertentiën ƒ0.10 per millimeter -Minimum 2.00
Spierinkjes tot en met 20 woorden 1.00, elk woord meer 0.05
Advertenties worden tot uiterlijk Donderdagmiddag 1 u. aangenomen
De heren Stapelkamp (a.r.) en
Nederhorst (arb.) hebben de Rege
ring geïnterpelleerd over de werk
loosheid. Het was de hoogste tijd,
dat dit gebeurde, want het aantal
werklozen is momenteel tot 166.000
opgelopen. Eenieder, die het voor
oorlogse drama heeft meegemaakt,
slaat bij het lezen van dit cijfer de
schrik om het hart. De huidige
werkloosheid is echter van geheel
andere aard dan die van voor de
oorlog. Die was een uitvloeisel van
de internationale crises. Iemand die
brodeloos is, zal zich echter niet af
vragen aan welke economische ont
wikkeling hij dat te danken heeft,
neen, het feit alleen al vervult hem
met zorg. Daarom was het goed, dat
een a.r. en een socialist samen inter
pelleerden. Het gaat hier om een
nationale zaak. En terecht zeide
minister v. d. Brink, dat 166.000
paar ogen op het Parlement zijn ge
richt. Een ware volksvertegenwoor
diging leeft met het volk mee en
interpelleert de Regering over
vraagstukken, welke dat volk be
nauwen. Voorzitter Kortenhorst gaf
de beide interpellanten een compli
mentje omdat zij als goede parlemen
tariërs, ondanks alle geschillen, toch
gezamenlijk optraden. Zij hadden de
stof verdeeld, de heer Stapelkamp
behandelde de sociale aspecten en
de heer Nederhorst de economische.
Niet minder dan 24 vragen vuur
den zij op de Regering af. Achter
de Regeringstafel zaten de minis
ters Drees, v. d. Brink, Joekes, In
't Veld en Wemmers. Minister Lief-
tinck kon helaas niet aanwezig zijn.
Die zit momenteel in Lissabon, ter
wijl staatssecretaris v. Rhijn in
Hamburg vertoefde. De betogen
van de beide interpellanten zijn
eigenlijk in enkele zinnen samen te
vatten. Wat denkt de Regering van
de huidige werkloosheid Heeft zij
een plan om deze te bestrijden en
zo ja, wat gaat zij op korte termijn
doen Dat waren de vragen en zij
gaven het onbehagelijke gevoel dat
in ons volk leeft volkomen duidelijk
weer. Natuurlijk werden er zwaar
wichtige betogen geleverd over de
oorzaak van de werkloosheid, die
volgens de heer Nederhorst is te
.zoeken in het feit, dat Minister Lief-
tinck alleen maar let op het sluitend
maken van de betalingsbalans,
waardoor de werkgelegenheidspoli-
tiek in het gedrang is gekomen. Het
belangrijkste was echter te weten
of de Regering inderdaad plannen
had. We moeten direct zeggen, dat
de Kamer na dit debat vrij gerust
naar huis is gegaan.
Allereerst was er de belangrijke
mededeling van minister v. d. Brink,
dat er in 1951 geen 1500 min is
uitgetrokken voor de defensie, maar
slechts 1150 min. Dit jaar wordt
ongeveer 1650 min besteed. Dat
is dus 500 min meer. Daarvan
zullen 350 a 400 min worden be
steed aan orders voor de industrie.
Uiteraard heeft dit een gunstige in
vloed op de werkgelegenheid.
DE BOUWNIJVERHEID
42.000 arbeiders in de bouwvak
ken en aanverwante industrieën zijn
momenteel werkloos. Dat vindt zijn
oorzaak in de investeringsbeper
king en de bouwstop. Deze laatste
is opgeheven en aan de investe
ringsbeperking wordt in deze be
drijfstak niet meer de hand gehou
den zolang daarvan grote werkloos
heid het gevolg is. Dat zeide mi
nister In 't Veld nadrukkelijk. Wat
de toekomst betreft, was hij niet on
gerust. In de periode van 1 October
tot half Februari is de bouw van
27.000 woningen goedgekeurd,
slechts 16 a 17.000 van dit aantal
werden gebouwd. De aannemers
bouwen namelijk niet graag in de
winter. De ontbrekende 10.000 zul
len echter spoedig worden uitge
voerd. Ook dit is van betekenis voor
de verruiming van de werkgelegen
heid. Bovendien is er een extra toe
wijzing van 1000 woningen voor de
industriële centra. Deze huizen zijn
bestemd voor arbeiders uit gebieden
waar grote werkloosheid heerst, zo
dat men hoopt, dat die streken een
beetje ontvolkt worden. Voor 1953
voorspelde Minister In 't Veld
53.000 woningen.
Het uitvoeren van grote werken is
ook een middel om de werkloosheid
te bestrijden. De Regering is daarom
van plan om 36 min extra uit te ge
ven voor publieke werken. Zo zal
het project Amsterdam-Rijnkanaal
worden versneld, terwijl 6 min zal
worden besteed aan nieuwe cultuur
technische werken.
Van deze 36 min gaat ook 3
min naar de zgn. onontwikkelde ge
bieden, vnl. in het Noorden van ons
land. Daar is de werkloosheid het
grootst. Er liggen reeds enige wets
ontwerpen op behandeling te wach
ten om deze gebieden „open te leg
gen". Nu de plannen er zijn, wil de
Regering deze versnellen. Ook de
sigarenindustrie is in de maatregelen
van de Regering betrokken. Er zal
met België overleg worden gepleegd
om tot verlaging van accijns te ko
men. Hoe het zij: minister v. d.
Brink zeide dat de Regering er naar
zal streven het aantal werklozen
nog voor 1 Mei met 40.000 te ver
lagen; 2500 zullen omstreeks die
datum wel als seizoenwerklozen zijn
afgevloeid, zodat er ongeveer 90 a
100 duizend overblijven. Een werk
loosheid van ongeveer 3 van de
beroepsbevolking noemde de Minis
ter normaal.
HET HUURBELEID
Na deze mededeling bleef er niet
veel critiek over. Dat bleek wel uit
het feit, dat er alleen maar een mo
tie Stapelkamp kwam over de
DUW, waarin wordt uitgesproken
dat het gewenst is dat de werken
die de overheid in het kader van de
werkgelegenheidspolitiek laat uit
voeren of subsidieert zoveel moge
lijk als vrij werk dienen te worden
uitgevoerd en zo min mogelijk in
DÜW-verband. Deze motie werd
door alle andere fracties onderte
kend, behalve door de communis
ten, zodat zij stellig zal worden aan
genomen.
Minister In 't Veld sprak de ver
wachting uit, dat in de loop van
dit jaar de huren nog wel zullen
worden verhoogd. Verschillende
Kamerleden hadden hierom ge
vraagd, omdat paar hun -mening
de grote werkloosheid in het bouw
bedrijf te wijten is aan de geringe
onderhoudswerken die worden uit
gevoerd. Dit komt weer doordat de
eigenaren daarvoor geen geld heb
ben; de huren zijn dus te laag. Hoe
minister In 't Veld deze voorspel
ling kon doen, is echter een raadsel.
Minister Drees zei verleden week
nog in de Eerste Kamer dat er geen
sprake is van een huurverhoging.
Onze Minister-President heeft ge
lijk. Zolang dit Kabinet er is tot
eind Juni a.s. zullen de huren
heus niet worden verhoogd. Dè be
windsman van Wederopbouw weet
dat best. Hij deelde dus reeds me
de, wat het volgende Kabinet
niemand weet hoe dat er zal uitzien
gaat beslissen. Ook al is er aan
een huurverhoging niet te ontkomen
en ziet iedereen deze op de duur
aankomen, de mededeling van mi
nister In 't Veld was meer dan voor
barig. Zij was formeel onjuist.
(Nadruk verboden)
ER GAAT IN KAAPSTAD EEN STANDBEELD
OPGERICHT WORDEN. Een standbeeld van een Nederlandse
vrouw, Maria van Riebeeck, Maria de la Queillerie, de echtgenote
van Jan van Riebeeck, de stichter van blank Zuid Afrika.
6 April a.s. zal het driehonderd jaar
geleden zijn, dat Jan van Riebeeck
aan de Kaap landde. Dit feit wordt
in Zuid Afrika en in ons land luister
rijk herdacht. Alle eer kan dan wor
den gegeven aan „de stichter tegen
wil en dank", die in tien jaar tijds
uit een eenvoudige verversingspost
de grondslag legde voor wat thans
een vooruitstevende natie is, met
een rijke toekomst: de Unie van
Zuid Afrika. Het is een gelukkige
gedachte, dat Nederland heeft ge
meend om naast de commandeur,
Ook zijn echtgenote te eren, want
Maria de la Queillerie was een bij
zondere vrouw, die niet geaarzeld
heeft ondanks haar jeugdige leeftijd
haar man te volgen naar wat toen
Zeker een onherbergzaam oord
Scheen. Zij heeft dit gedaan uit
liefde en plichtsbesef tot haar man
én haarzelf en vooral ook tegenover
het werk dat hij daar zou onder
riemen. Werk dat haar man moest
rehabiliteren en moest voeren tot de
betere positie die hij voor zich en de
zijnen in Indië wenste. Het is een
gemeenplaats om te zeggen, dat zij
hem daarbij trouw heeft bijgestaan.
Zij heeft meer dan dat gedaan en
zij kan daardoor met recht worden
genoemd de moeder van een volk.
Zuid Afrika heeft sedertdien vele
„stammoeders" gekend, maar nog
altijd blijft Marie van Riebeeck, de
Nederlandse vrouw, de eerste onder
hen.
Maria werd geboren op 20 Octo
ber 1629 in Rotterdam. De familie
was afkomstig uit het Walenland.
Haar vader stierf in Rotterdam als
Waals predikant, toen zij een jaar
oud was. Haar meisjesjaren bracht
zij door in Leiden en in 1649 woonde
zij in Schiedam. Daar leerde zij in
dat jaar Jan van Riebeeck kennen en
11 Maart werd het huwelijk vol
trokken.
Als van Riebeeck ooit in zijn leven
geluk heeft gehad en dat waren
maar zeldzame gebeurtenissen, dan
is het geweest toen hij Maria leerde
kennen. Een mooi donkerblond
meisje, gezond, zacht van karakter
en gelijkmatig van humeur, aldus
spreekt Dr. E. G. Godée Molsbergen
de biograaf van Van Riebeeck en
een Franse bisschop, Nicolas
Etienne, die in 1660 wegens een
schipbreuk tien maanden aan de
Kaap verblijf hield, verklaarde: „Zij
is een der volmaakste vrouwen die
ik ooit gezien heb en ieder mag haar
gaarne. Nooit heb ik enige wispel
turigheid in haar ontdekt. Bij alles
wat soms gebeurde, wist ze zich te
beheersen, zelfs in godsdienstige
twistgesprekken stijfhoofdig is ze
niet."
Eigenlijk door een toeval werd
van Riebeeck belast met het vestigen
van de nederzetting en zo geschiedde
het, dat Maria met haar man en de
pasgeboren zoon Lambertus op Zon
dag 24 December 1651 het lieve
vaderland verliet. Langzaam, ver
neveld onder de grauwe December
avond-lucht verdween de vader
landse kust. Zij hebben hun ge
boortegrond niet meer teruggezien.
In de tien jaar, dat Maria met
haar man aan de Kaap vertoefde
heeft zij niet alleen met haar man,
maar met de gehele nederzetting lief
en leed gedeeld. Kinderen werden
haar geboden. Van drie moest zij
ook weer afscheid nemen. Lamber
tus en Abraham moesten, toen zij
nog kinderen waren, naar Nederland
ter school gezonden. Zij heeft ze
niet weer gezien. Een andere kleine,
een dochtertje, moest zij door de
dood verliezen. Tegen haar afkomst
in moest zij in de eerste jaren de
kost „des gemeenen volcx" eten.
Godée Molsbergen zegt verder van
haar: „Juffrouw" van Riebeeck was
zacht en meelijdend; meermalen was
zij een voorspraak voor overtreders.
Waar andere vrouwen aan de Kaap
voor laster niet vrij waren, wist de
grootste vijand van de Kommandeur
niets ten nadele van zijn echtgenote
te zeggen".
Na tien jaar werd van Riebeeck
naar Indië overgeplaatst. Hij kreeg
een post op Malakka, waar hij 18
October 1662 met zijn gezin aan
kwam.
Ook hier kwam hij weer voor een
zware taak te staan en hier leed hij
het grote verlies van zijn leven, want
Maria, ongetwijfeld ook als gevolg
van de zware tijd aan de Kaap en
de moeilijkheden die het gezin in
Malakka ondervond, steirf er op
2 November 1664. Ze ligt daar be
graven en een grafsteen getuigt:
Wien Rotterdam het licht
Leijden goe seden Gaff
Wiens troudagh hielt Schiedam
Leijt hier nu in dit Graff.
Zoals zo vele Nederlanders, man
nen en vrouwen, is zij ver van haar
vaderland overleden, daar waar de
palmen ruisen en de branding van
de zee breekt op de kust, een beeld
van eeuwigheid en tevens van ver
gankelijkheid. Maar haar naam leeft
voort en het staat thans aan ons Ne
derlanders, en in de eerste plaats
aan de Nederlandse vrouwen, om
die te eren en te zorgen dat aan de
Kaap, haar beeld verrijst op de plek
waar zij 300 jaar geleden voet aan
wal zette, en er toe mede te werken
dat haar standbeeld komt tegenover
dat van haar man, zoals zij 300 jaar
geleden in lief en leed een „hulpe
tegenover hem" geweest is.
H. Bloem.
Mijnheer de Redacteur,
Alhoewel in beginsel geen voorstander
zijnde van „Ingezonden stukken" kan ik dit
maal niet nalaten commentaar te leveren op
Uw Commentaar van 22 Februari jl.
Het door U gepubliceerde is namelijk der
mate in strijd met de werkelijkheid, dat het
noodzakelijk is hier nadere inlichtingen te
verstrekken.
1. Met betrekking tot de schooltandver-
zorging werd door de Vereniging van
b.s. en o. slechts een ontwerp-regeling
overgelegd. Deze ontwerpregeling werd
in een vergadering van alle colleges
van Burgemeesters en Wethouders
(dus: van de gemeentebesturen) met
grote meerderheid aanvaard. Uiteinde
lijk hadden de gemeenteraden de be
slissing. Vanzelfsprekend is het altijd
bezwaarlijk om aan ieders wensen te
gemoet te komen. Indien in de praktijk
blijkt, dat de amendementen van Poort
vliet en Oud-Vossemeer alsnog aan
vaard dienen te worden, dan zal zulks
ongetwijfeld geschieden.
2. Met betrekking tot het aanbrengen van
wijzigingen in het schooljaar voor het
lager onderwijs is door bovengenoemde
vereniging bij geen enkele instantie
een voorstel ingediend. Deze materie
werd op een vergadering besproken,
terwijl aan de heer Inspecteur ï.o. ad
vies werd gevraagd. De gemeente
besturen, c.q. de colleges van Burge
meester en Wethouders, zullen uit
eindelijk over de aangelegenheid een
beslissing moeten nemen. Zij zullen
ongetwijfeld het „voor en tegen" over
wegen, nadat de mening van het hoofd
der school zal zijn ingewonnen. Van
een opleggen van bovenaf, waarover
U schrijft, is dus in geen enkel opzicht
sprake.
Ik betreur het intussen, dat wederom ten
onrechte de Vereniging van b.s. en o. in
een kwade reuk werd gebracht. Mijnheer de
Redacteur: wees wat voorzichtiger met Uw
commentaar. Wee het kwaad gerucht I
Een volgende keer beter, wil ik hopen.
Stavenisse, 23 Februari 1952.
L. A. VERBURG, voorzitter ver.
van b.s. en o. eiland Tholen
Naschrift redactie:
Aan het slot van ons „commentaar" in
vorig nummer merkte we op vatbaar te zijn
voor een andere mening, wanneer men ons
van meerdere voordelen zou kunnen over
tuigen.
Door inzending van bovenstaande worden
we evenwel niet in het minst overtuigd.
Daar wordt feitelijk niet eens over de kern
van de zaak gesproken en slechts de nadruk
gelegd op de „blaam", die „wederom" op
de ver. van b.s. en o. zou zijn gelegd. Dit
nu ontkennen we ten sterkste. Integendeel,
het moet inzender wel bekend zijn, dat het
de eerste maal is, dat een buitenstaander
openlijk erkend, dat er goed werk gedaan is
door b.s. en o. t.o.v. een tweetal regelingen.
Ons bezwaar tegen de wijze waarop die
activiteit zich ontplooide wordt in boven
staande slechts weerlegt met wat we een
„woordspeling" zouden kunnen noemen.
Zeker, de gemeenteraden hadden uiteinde
lijk over het ontwerp schooltandregeling te
beslissen. Een ontwerp dat door b.s. en o.
vergeet dus niet, ook door burgemeesters
was ingediend. Maar toen er bezwaren
kwamen tegen dat ontwerp, kon er niets
meer veranderen. Immers, het merendeel der
raden had al ja geknikt, (had evengoed ja
geknikt, wanneer aan de bezwaren van
Poortvliet en Oud-Vossemeer tegemoet was
gekomen) dus waren de amendemten van
geen belang meer om toch tot die regeling
te komen.
„Indien in de practijk blijkt, dat de amen
dementen van Poortvliet en Oud-Vossemeer
alsnog aanvaard dienen te worden, dan zal
zulks ongetwijfeld geschieden", schrijft in
zender. Nu is het echter niet zo, dat men
amendementen op een regeling indient, op
dat ze misschien in de toekomst nog wel
eens een keer zullen worden opgenomen.
Inzender weet evengoed als wij, dat die
worden ingediend, eer een ontwerp een
definitieve regeling wordt. Die „woord
speling" komt ook in het onder 2 geargu
menteerde naar voren.
Er zit een onnodig wegschuilen in van
b.s. en o. Aangevoerd wordt dat „die mate
rie slechts besproken is en advies gevraagd
aan de Inspecteur."
Dat gaat op een spelletje lijken. B.s. en o.
praat over iets, later wordt het een voorstel
van b. en w„ meen dan niet mensen, dat het
van b.s. en o. afkomstig is. Dat vinden we
onnodig wegschuilen. Kom gerust met die
voorstellen voor de dag. Laat U niet weer
houden omdat de vereniging bij de „man in
de straat" veelal ten onrechte en onredelijk
in een kwaad daglicht staat.
Bij het lezen van de toevoeging door
inzender „wee het kwaad gerucht" dachten
we aan het volledig spreekwoord: „wee de
Dokter P. J. Duinker te Tholen,
tel. 40.
Dokter H. Menger te St. Filips-
land, tel. 20.
wolf, die in een kwaad gerucht staat".
Maar dan moet de inzender toch wel weten,
dat wij er geen wolf van gemaakt hebben
en die noch minder in een kwaad gerucht
plaatsten.
Dit balletje was heus niet zo groot ge
worden, wanneer er een briefje van b.s. en
o. aan de hoofden der scholen was gezonden
om te vragen hoe die over een gewijzigd
schooljaar dachten.
Zoals echter opgemerkt, is door inzender
geen critiek geleverd op de kwestie zelf.
Die kwam wel via de telefoon. De meneer
voor zijn toestel wees er op, dat
practisch alleen het eiland Tholen nog een
April-overgang heeft en het in soortgelijke
gebieden als Schouwen en Zuid-Beveland
toch ook geen bezwaar schijnt te zijn. Bo
venal, en dat argument vinden wij steek
houdend, is zijn grootste bezwaar, dat er
zodoende geen uniformiteit is in ons land.
Daar zit werkelijk wat in.
Tenslotte wees deze criticus er op, dat
het niet geheel de 90% is (aannemende dat
er 10% verder studeert), die er op achter
uitgaat, omdat er een deel daarvan toch ook
nog eerder van school af kan. Het lijkt ons
na dit argument gewenst de betreffende
passages uit de leerplichtwet onder de aan
dacht te brengen. Wanneer men die gaat
uitpluizen is het inderdaad minder dan 90
Toch blijft voor een groot deel het door
ons aangevoerde bezwaar van kracht. De
betreffende passages luiden:
„De leerplichtwet eindigt:
1. aan het einde van het leerjaar, na af
loop waarvan het kind tenminste 8 jaar leer
ling is geweest van één of meer scholen in
de zin der wet;
2e. bij het bereiken van de leeftijd van
veertien jaar, wanneer het kind op dat tijd
stip het zesde leerjaar van de lag. school
niet heeft bereikt;
3e. bij het bereiken van de leeftijd van
vijftien jaar."
Uitteraard was deze criticus het met ons
eens, evenals met enkele andere in ons
„commentaar" naar voren gebracht (hier
niet ter zake doende) punten, dat het nuttig
is, wanneer aan verder studerende enige
voorbereidende lessen kunnen worden ge
geven.
Inmiddels kwam ons ter ore, dat de hoofd
onderwijzers, aan wie deze kwestie door
b. en w. is voorgelegd over het algemeen
afwijzend staan tegenover verandering
schooljaar.
Hun mening hierover zouden we gaarne
eens in het openbaar horen.
22 Februari kwam de voltallige Thoolse
raad in openbare vergadering bijeen onder
leiding van mr. A. J. v. d. Hoeven. Secre
taris dhr. V. Laban.
Allereerst wordt het nieuwe raadslid dhr.
v. d. Sande beëedigd. Na aflegging van de
vereiste eeden feliciteert de voorzitter hem
en zegt, dat dhr. v. d. S. geen vreemde in
de Raad is. Hij hoopt dat er dezelfde pret
tige samenwerking mag zijn als dat de eer
ste keer het geval was.
Dhr. v. d. S. dankt voor de felicitatie en
merkt op, dat niet ieder lid even vlot
spreekt. Hij hoopt daarom, dat de voorzitter
niet al te vlug de hamer zal laten neer
komen, wat voorheen nogal eens het geval
was. De voorzitter antwoordt hierop, dat
dit weer tot zijn bevoegdheden behoort.
Na vaststelling der notulen worden ver
schillende goedgekeurde raadsbesluiten en
mededelingen voor kennisgeving aangeno
men of goedgekeurd, nl. het voornemen
van Ged. Staten om het toelagebesluit 1951
van toepassing te verklaren op secr. ontv.
en ambt. burg. stand, een goedgekeurde re-
kening-courant-overeenkomst, idem conti
nuering erfpacht van een stukje grond hoek
Doelweg-Verbr. straat en pacht visrecht
van Tholen en Schakerloo met het Wa
terschap „De Vrije Polders" onder Tholen,
idem pacht visrecht van de Broek- en Roo-
landpolder met C. P. Timmermans. Goed
gekeurd is ook de heffing van besmett.
ziektegelden en geen bedenking is er tegen
verlenging van de tijd. ziektekostenregeling.
Een proces-verbaal van kasopname was in
orde, evenals een proces-verbaal van over
dracht van de kas en boeken van de nieuw
benoemde boekhouder en controle op de ad
ministratie van het Gasbedrijf over het 4e
kwartaal 1951.
De heer M. M. Oerlemans protesteert
tegen enkele voorwaarden uit het besluit
van B. en W. tot uitgifte van grond aan het
vml. Slachtveld, waarop adressant zijn be
drijf uitoefent. De voorzitter geeft hierom
trent een uiteenzetting en zegt dat het zó is,
dat in dit verzoek een zekere dwang van
onze kant wordt geïnsinueerd tot onder
tekening van bedoeld contract. En dat is
vanzelfsprekend onjuist. Een overeenkomst
onder dwang is ondenkbaar. Zoiets gaat
men toch vrijwillig aan. In de tweede plaats
ontken ik, aldus de voorzitter, dat er een
afspraak is gemaakt van een 20-jarige duur
van dit contract. Was dat wel het geval ge
weest, dan had Oerlemans het toch ook
in het contract laten opnemen en wij even
eens.
In 1946 zou dat volgens O. zijn afgespro
ken, maar eerst in 1948 heeft hij zijn loods
overgeplaatst en kon die grond krijgen on
der dezelfde voorwaarden als bij andere
dergelijke overeenkomsten. Hij is dus in geen
geval in een nadelige positie gebracht. In
de derde plaats moet hij zelf eerst de over
eenkomst maar eens goed nakomen door
bijv. tijdig de huurpenningen te voldoen. De
voorzitter zegt tenslotte, dat dit verzoek in
feite tot de competentie van het Dag. Be
stuur behoort, maar om de legendevorming
tegen te gaan wenste hij dit naar voren te
brengen. Laat O. niet vergeten, dat er altijd
soepel is gehandeld en dat het ook thans
heus niet de bedoeling is, ook al is het per
jaar verhuurd, hem dat te ontnemen. Zelfs
wanneer er een ander College komt, lijkt
dat zeer onwaarschijnlijk. Hij stelt tenslotte
voor dit stuk voor kennisgeving aan te ne
men. Dhr. Verduit meent dat adressant veel
te ver is gegaan.
Dhr. Janssens kan het ook niet begrijpen,
wanneer er niets aan de hand is, waardoor
hem die grond zou worden afgenomen. En
dat is er niet, verklaart de voorzitter.
Een schrijven van de Stichting Raad van
Bestuur Bouwbedrijf inzake de uitvoering
van D.U.W.-objecten wordt voor kennisge
ving aangenomen, evenals de mededeling,
dat de gratificatieregeling 1951 ook van toe
passing kan worden verklaard op de jaar
wedden van secretarissen en ontvangers in
Zeeland. Men vindt zulks goed.
Dhr. Jos. Overbeeke verzoekt het houtge
was voor de deur van zijn woning op te
ruimen, aangezien dit zijn uitzicht belem
mert. B. en W. stellen voor daarop afwij
zend te beschikken, daar het beplantings-