Eendrachtbode
JAN YAN RIEBEECK
Raadsverslag St. Maartensdijk
Raadsverslag Scherpenisse.
Stichter van Zuid-Afrika
8e Jaargang No. 15 TWEEDE BLAD 22 Februari 1952
Jan van Riebeeck was een com
mandeur van de Verenigde Ge
octrooieerde Oost-Indische Com
pagnie. Als zodanig ontving hij in
November 1651 opdracht van de
bewindvoerders van de compagnie,
bekend als Heren XVII", om zich
gereed te maken voor vertrek naar
Cabo de Boa Esperance, zoals des
tijds onze vaderen de Kaap de Goe
de Hoop noemden, voor het aanleg
gen van een versterkings- en ver-
versingspost.
Jan van Riebeeck voerde de op
dracht uit. Hij kwam 6 April 1652
aan de Kaap, de plaats van zijn be
stemming aan.
Op 6 April 1952 zal deze gebeur
tenis van 300 jaar geleden, luisterijk
worden herdacht. In de stad Kaap
stad, die uit de eerste Nederzetting
is gegroeid, zullen grote feesten
worden gehouden en zal Jan van
Riebeeck worden geëerd als de
grondlegger van de blanke volks
planting, die is uitgegroeid tot een
moderne staat de huidige Unie
van Zuid-Afrika.
Ook in Nederland zal dit feit
worden herdacht. Het middelpunt
van de feestviering ligt in het
stadje Culemborg, waar Jan van
Riebeeck in April 1618 is geboren.
Van Riebeeck's vader was zoals
vele Nederlanders toen en nu, een
zeeman. Zijn moeder verloor hij al
vroeg en hij werd opgevoed door
zijn grootvader, wiens woonhuis in
Culemborg nog is aan te wijzen.
Vrij vroeg moest Jan van Riebeeck
al op eigen benen staan. Hij ontving
een z.g. chirurgijnsopleiding, waar
door hij een aanstelling als scheeps
dokter kreeg bij de Oost-Indische
Compagnie.
In Oost-Indië aangekomen viel hij
echter spoedig op als een ijverig
man, die meer voor de handel ge
schikt was. Hij werd naar een van
de buitenposten van de compagnie
gezonden en vertoefde daardoor
enige jaren in Tonkin, alsmede op
het eiland Desima. Hier heeft hij
goede jaren doorgebracht en zich
doen kennen als een goed koopman,
die op handige wijze de belangen
van de compagnie wist te bevorde
ren. Hij genoot het vertrouwen van
zijn superieuren; maakte voor zijn
jaren snel promotie.
Als gevolg van bijzondere om
standigheden werd hij echter naar
Batavia teruggeroepen en op ver
moeden van wat wij zouden noe
men „zwarte" handel, uit de com-
pagniedienst ontslagen. Op zichzelf
werd dit ontslag niet oneervol ge
acht, zodat hij in het vaderland te
ruggekeerd, al spoedig in dienst kon
treden bij een Groenlandse maat
schappij, die de walvisvaart uit
oefende. Op zijn reis naar patria
had vgn Riebeeck enige tijd aan de
Kaap vertoefd en was hij in de ge
legenheid geweest de Tafelbaai ter
dege op te nemen. Van een neder
zetting was in die dagen nog geen
sprake. Wel waren er reeds Engel
sen geweest die er de Union Jack
hadden geplant, doch deze daad
werd door de Engelse Koning niet
erkend. Zowel Engelse als Hol
landse schepen deden echter vrijwel
regelmatig de Kaap aan, lieten er
brieven achter op afgesproken
plaatsen, bijv. in rotsspleten. De
Portugezen meden de Kaap. Ze
hadden er vroeger onaangename
ervaringen opgedaan.
In 1647 deed een schip van de
Compagnie, de „Haerlem", de Kaap
aan, doch strandde er. De beman
ning wist zich in veiligheid te stel
len en een groot deel van de la
ding te bergen. Het schip was ech
ter verloren en zo moesten ze zich
geruime tijd in de Kaapvallei op
houden. Met de retourvloot van Ge-
leynsen in het vaderland terugge
keerd stelde de onderkoopman
Leendert Jansz. en Proot een ver
slag op en leverde dit in bij de He
ren XVII.
Aangezien de politieke toestand
gespannen was en er oorlog tussen
de Verenigde Nederlanden en En
geland dreigde, werd het vestigen
van een sterkte aan de Kaap daar
door van actueel belang geacht. Al
lereerst werd Proot aangewezen,
doch deze wees de opdracht van de
hand. Van Riebeeck, die immers met
Geleynsen thuisgevaren was, greep
deze gelegenheid graag aan om zich
opnieuw voor de compagnie's dienst
te melden en uiteindelijk werd hem
het commando van de expeditie op
gedragen. Inmiddels was van Rie
beeck getrouwd en had zich in Am
sterdam gevestigd. Zij vrouw was
Maria de la Queillerie, in 1629 in
Rotterdam geboren. Zij kwam uit
een oud Hugenoten geslacht, dat
zich in Nederland had gevestigd,
werd in Leiden opgevoed en maakte
in Schiedam kennis met de jonkman
van Riebeeck. Hun woonhuis in
Amsterdam bestaat niet meer. Het
was gelegen aan de Egelantiers
gracht met een gevelsteen (daer de
Samaritaen in staat), die ook verlo
ren is gegaan.'Het vertrek van de
drie schepen: „Drommedaris", de
„Reijger" en „Hope", had plaats op
Donderdag 14 December 1651, des
namiddags 2 uur, onder „ongesta-
digh buiigh regenachtigh weder en
de wint westeik sijnde
Op Kerstavond vertrok de vloot
van de rede van Texel. De Holland
se kust verdween spoedig in de
duisternis. Van Riebeeck en Maria
zouden hem niet terugzien. De vloot
kwam zonder veel moeilijkheden op
6 April 1652 in de Tafelbaai aan.
Van de wederwaardigheden van
deze expeditie zijn wij nauwkeurig
op de hoogte door het dagregister,
dat eerst aan boord van de „Drom
medaris" en later aan land werd bij
gehouden. Wij kunnen daardoor als
het ware van dag tot dag de bele
venissen van de kolonie nagaan en
er uit zien hoe van Riebeeck, onmid
dellijk na aankomst, orde op zaken
stelde, de grondslagen legde voor
een aarden fort, dat de nederzetting
moest beschermen, niet alleen tegen
mogelijke wilde stammen, maar
ook en vooral tegen een mogelijke
aanval vanuit zee, want, enkele we
ken na aankomst van v. Riebeeck
brak de reeds lang verwachte oor
log met Engeland uit en de Portu
gezen waren altijd te vrezen. Van
Riebeeck en de zijnen hebben ech
ter hiervan nooit iets bemerkt. Pas
eeuwen later kon Engeland de Kaap
in zijn bezit nemen. Niet ver van het
oude fort is later het z.g. „Kasteel"
gebouwd met gemetselde wallen in
de vorm van een vijfhoek, dat nog
steeds bestaat en het begin is ge
weest van de stad Kaapstad.
Ten tijde van v. Riebeeck was de
omgeving van het tegenwoordige
Kaapstad een vrij verlaten streek.
Wel vertoonden zich enige rond
zwervende zwarten die Hottentotten
genoemd werden. Deze Hottentot
ten bezaten vee en van Riebeeck
hoopte dit door ruil in handen te
krijgen. Maar deze ruilhandel le
verde het gewenste resultaat niet
op. Het werd v. Riebeeck al spoedig
duidelijk dat hij zelf vee moest gaan
houden en landbouwgewassen
moest verbouwen. Het is deze om
standigheid geweest, die heeft ge
maakt, dat het doel van de „Heren
XVII" ver voorbij is gestreefd. In
stede van een eenvoudige verver-
singspost, legde van Riebeeck de
grondslag voor een volksplanting,
want nu kwamen er boeren, vrije
burgers, die voor eigen rekening
vee hielden en het land bebouwden.
Er ontstond een vrije gemeenschap
van kolonisten uit Nederland, die
zich reeds gedurende v. Riebeeck's
tijd, hij vertoefde van 7 April 1652
tot 7 Mei 1662 aan de Kaap, be
langrijk ontwikkelde.
Na enige jaren kon de kolonie
voldoende groenten, vruchten en
vers vlees beschikbaar stellen aan
de passerende schepen, was er ge
legenheid om de zieken te verplegen
en verversingen uit te reiken.
Van Riebeeck was een ijverig
man. Aan zijn devies: „Die advan
cement soeckt sal geen naerstig-
heijd sparen", heeft hij zich geheel
gehouden. Hij deed alles om weer
geheel in de gunst van zijn heren en
meesters, zoals hij ze betitelde, te
komen, deed tal van voorstellen die
het heil van de kolonie beoogden,
maar verzocht ook bijna in elke
brief om spoedige overplaatsing
naar Batavia, want eigenlijk tegen
wil en dank was van Riebeeck aan
de Kaap verzeild geraakt. Hij wilde
weer tonen wat hij waard was en
in Oost-Indië promotie maken.
Pas na 10 lange jaren aan de
Kaap is hem dat gelukt. Tien jaren
van veel zwoegen, van vele verdrie
telijkheden én met zijn eigen volk,
dat vaak uit rauwe gasten bestond,
én met „de diefachtige, luie, stin
kende schepselen", zoals van Rie
beeck de Hottentotten betitelde. Met
engelachtig geduld verdroeg van
Riebeeck deze teleurstellingen, ver
bood zijn manschappen geweld te
gebruiken tegen de Hottentotten en
wist daardoor een toestand van ge
wapende vrede te handhaven, die
de nederzetting slechts voordeel
heeft gebracht. Op zijn voorstel
konden de compagnie-dienaren al
spoedig vrije burgers worden, kon
den ze eigen land bebouwen en een
eigen huis bezitten. Ook andere ne-
derzetters uit patria konden zich aan
de Kaap vestigen. Van Riebeeck's
betekenis voor de vestiging van de
blanke volksplanting in het Zuiden
van Afrika kan niet licht worden
overschat. Zijn geschiedschrijver
Dr. E. C. Godée Molsbergen ge
tuigt van hem aan het slot van zijn
gedegen biografie, pag. 179 laatste
alinea: „Zijn opgewekt humeur, op
timisme en Godsvertrouwen be
waarden hem er voor om bij de
pakken neer te zitten" „had hij
het vertrouwen dat na welvolbrach-
te arbeid beloning niet zou uitblij
ven. Zo kon hij wezen de Stichter
tegen wil en dank. De dank brengt
het nageslachten zolang Zuid-
Afrika zal bestaan zal Jan van Rie
beeck, de stichter, niet worden ver
geten.
Eindelijk kwam de verlossing. In
Juli 1662 kwam van Riebeeck met
zijn gezin in Indië aan. Enige maan
den later werd hem het gouverne
ment van Malakka opgedragen met
de titel van gouverneur-president.
Malakka was toen reeds een afge
schreven post, zodat van Riebeeck
daar niet vond wat hij zocht. Toch
slaagde hij er in de handel te doen
opleven, doch hij had er het ongeluk
zijn vrouw te verliezen. 2 November
1664 stierf zij, van wie haar graf
steen getuigt:
Wien Rotterdam het licht
Leijden goe seden Gaff
Wiens troudagh hielt Schiedam
Leijt hier nu in dit Graff.
Van Riebeeck bleef met de zorg
voor vier kleine dochterjes achter.
Zijn twee zoons waren reeds vroe
ger aan de Kaap onder geleide van
de zeeheld Douwe Aukes naar
Leiden gezonden.
Hij verlangde overplaatsing, hetzij
naar Holland, hetzij naar Batavia.
In 1665 werd hij van zijn post ont
heven, kwam in Batavia aan en
kreeg daar de functie van secretaris
van de Hoge Regering.
Tot Raad van Indië heeft hij het
niet gebracht. Zij hoogste wens
werd niet vervuld, maar wat de
vader vergeefs had begeerd is later
de zoon Abraham te beurt gevallen.
Hij werd zelfs gouverneur-generaal.
Twee jaar na het overlijden van
zijn vrouw hertrouwde Jan van Rie
beeck met een ander: Maria Isaacks
Scipio geheten, een weduwe uit
Alkmaar, die bereid was van Rie
beeck hulp en steun te verlenen bij
de opvoeding van de kleinen. In de
nu volgende 11 jaar begon van Rie
beeck's gezondheid slechter te wor
den. Een uitterende ziekte sloopte
het eens zo sterke gestel en na een
ziekbed van vijf maanden stierf hij
in de morgen van 18 Januari 1677.
Anderhalve eeuw, tot in het be
gin van de negentiende, toen de
Grote Kerk te Batavia werd afge
broken, dekte een grafsteen het
overschot van hem, die zoveel be
langrijks tot stand bracht. Het op
schrift luidde:
HIER ONDER LIGT BEGRAVEN DEN
E. HR. IOHAN VAN RIEBEECK
EERSTE STICHTER DER COLONIE
AAN CABO DE BOA ESPERANCE EN
OUD PRESIDENT VAN MALACCA,
JONGST SECRETARIS VAN DE
HOOGE REGERING VAN INDIA OBIIT
18en JANUARY Ao 1677 OUD 58
JAAREN.
H. Bloem.
De Smerdiekse bevolking ternauwernood aan straatbelasting
ontkomenmaar krijgt ook geen nieuwe straten.
Duizend gulden voor kolentoeslag op begroting 1952.
Mijnheer de Commissarishelp ons
Smerdiek zit wat in de impasse met zijn bestrating. Ieder daar
bekende weet, dat er aan de bestrating niet weinig ontbreekt.
Maar hoe daarin te voorzien als er geen geld is.
Nu is men nog aan een straatbelasting ontsnapt, maar nü
komen er ook geen nieuwe straten. Zullen de inwoners vrij-
willig obligaties nemen, omdat ze misschien anders meer geld
kwijt zijn door een uiteindelijk misschien toch niet af wendbare
straatbelasting Wie weet een uitstekende remedie voor deze
straatkwaal? Velen zitten aan het belastingplafond
Dinsdag 19 Februari kwam de voltallige
St. Maartensdijkse raad in openbare verga
dering bijeen. De voorzitter wenst de leden
een voorspoedig 1952 toe en hoopt dat de
besprekingen weer in saamhorigheid zullen
verlopen. Inzonderheid dankt de voorzitter
vanaf deze plaats de Commissaris der Ko
ningin voor het gebrachte bezoek, waarbij
de Ambachtsschool ter sprake is gekomen.
De voorzitter is er van overtuigd, dat de
Commissaris in deze zijn volle medewerking
zal geven. En de bouw daarvan is zeker
van belang, als men nagaat, dat alleen van
Tholen en Oud-Vossemeer 4H van de
inwoners de ambachtsschool in Bergen op
Zoom bezoekt. Laten die leerlingen nu niet
allen deze kant komen. Er blijven dan nog
10.000 inwoners aan gene zijde van het
eiland waaruit zeker wel 45 leerlingen kun
nen komen. Het percentage in Zeeland, dat
naar de ambachtsschool gaat bedraagt 13
en daarnaar gerekend zouden we zelf op 130
leerlingen kunnen komen. Er kunnen ook
andere cursussen worden gegeven, waarvoor
menigeen dankbaar zou zijn.
Ook is industrialisatie besproken en men
kan aannemen, dat er aan ons eiland veel
aandacht wordt besteed. Gaandeweg worden
we beschouwd als noodgebied.
Dhr. Koopman wil hier niet veel van
zeggen, maar heeft toch weinig hoop op
industrie. Dat zou immers niet uitsluitend
voor de winter kunnen.
Daarna worden de notulen vastgesteld en
de ingekomen stukken behandeld:
Van Ged. Staten goedkeuring op het be
sluit betreffende besmettelijke ziekte-rege
ling. Idem ziekenkostenregeling. Idem extra
uitkering ƒ5,ineens over 1951. Goedkeu
ring huurvaststelling gemeentewoningen.
Idem benoeming huisvuil door dhr. Geluk.
Een mededeling van dhr. Hoek, Haven,
dat hij zijn benoeming als lid van het Cen
traal Bureau Wezen Armbestuur aanneemt.
Daarna een verzoek van de onderhoud
ster der school om een extra vergoeding van
45,voor de drie extra beurten, die ze
aan de school moest geven. Er is geen be
zwaar tegen.
D. Scherpenisse verzoekt ontheffing van
schoolgeld. Dit blijkt niet geoorloofd te zijn,
zodat hierop afwijzend wordt beschikt.
Geen bezwaar is er tegen de gratificatie-
regeling van secretaris en ontvanger.
Ingewilligd wordt het verzoek van dhr.
A. J. Quist, die om rijwielvergoeding vraagt
voor zijn dochtertje dat de U.L.O. bezoekt.
De circulaire „bescherming burgerbevol
king" zal bij de raadsleden circuleren.
KOLENTOESLAG
De begrotingen 1951 en 1952 moeten om
verschillende redenen worden gewijzigd. Eén
daarvan is dat de post door verhoogde
subsidie aan de Wezen Armen voor kolen-
toeslag moet worden gewijzigd. Daarover
vraagt dhr. o. d. Brouw het woord. Hij zegt
dat de klachten over die uitkering niet
gering zijn. Hij vindt het niet goed, dat men
die behoeftigen naar de Wezen-Armen
stuurt. Hij heeft al eerder aangedrongen een
manier te vinden, dat de gemeente dit zelf
in handen neemt door middel van een dienst
Sociale Zorg. Hij vindt in elk geval, dat
men voor volgend seizoen een post op de
begroting moet zetten voor kolentoeslag en
die uitkering aan zichzelf houden. We
moeten een bedrag hebben om indien nodig
de behoeftigen te helpen. Aan het door de
gemeente verstrekte lijstje is door het Wezen
Armbestuur de hand niet gehouden. Daarom
ook vindt hij het beter, dat de gemeente
zulks doet.
De voorzitter is van mening, dat het niet
zo maar aangaat om die instantie aan de
kant te zetten. De kolentoeslag is naar
Armenzorg gedelegeerd omdat er anders
helemaal geen kans zou zijn geweest op tij
dige goedkeuring door Ged. Staten. Nu is
eenvoudig de subsidie daarvoor verhoogd.
Dhr. o. d. Brouw blijft er bij, de uit
werking van die kolentoeslag door het
Wezen Armbestuur niet zo schitterend te
vinden. In dit geval geen Armenzorg, maar
Sociale bijstand moest het geweest zijn. Hij
zou graag zien, dat er 1000,op de
Begroting kwam voor het komend seizoen,
het in eigen hand houden en indien nodig
gebruiken.
De voorzitter wijst er op, dat dit niet zal
gaan, zolang er een instantie is als het
Wezen Armbestuur.
Dhr. o. d. Brouw maakt er toch een voor
stel van.
Weth. Bout zegt dat hij vorige spreker wel
goed begrijpt, maar dit jaar kon dat niet.
Hij geeft toe, dat de W.A. zijn afgeweken
van het lijstje dat is opgemaakt. En de op
dat lijstje voorkomende waren beslist be
hoeftigen.
Hij steunt daarom het voorstel o. d.
Brouw, dat de gemeente de kolentoeslag
voortaan zelf uitkeert, omdat naar zijn
mening daar meer kennis van behoeftigen is
dan bij Armenzorg, bijv. wie van de nood
wet krijgen, enz.
Dhr. Koopman wijst er op, dat het nu
niet precies meevalt om te zeggen: die of
die moet het hebben en om zonder een fout
te maken te verdelen waar het werkelijk
het hardst nodig is. En uiteindelijk wat is
er nu voor verschil ip of ik als behoeftige
5 mud kolen krijg van Maatschappelijk Hulp
betoon of van Wezen Armen.
Weth. Hage voelt er ook niet voor om het
Wezen-Armen-werk te gaan overnemen.
Wij subsidiëren en dan zoeken zij het uit
naar billijkheid.
Dhr. Koopman herhaalt dat het niet mee
valt om het zonder fouten uit te zoeken.
Er zullen er zijn in de overbruggingssteun,
die kolentoeslag net zo min nodig hebben
als een geldschop en anderen hebben er
eigenlijk dubbel behoefte aan.
Daar gelooft weth. Bout niet veel van.
Mogelijk zijn er verschillen bij de uitvries-
regeling maar in de overbr. steun zal dat
zo'n vaart niet lopen.
Dhr. Geluk heeft van dhr. o. d. Brouw
al meermalen gehoord dat hij van die Wezen
Armen af wil, maar hij kan niet inzien, als
hij naar andere gemeenten kijkt, dat die
instantie hier zo duur werkt. Integendeel.
Dhr. Langejan vindt het ook beter dat er
één instantie is die dat uitzoekt.
Er wordt dan gestemd over het voorstel
van dhr. o.d. Brouw, ondersteund door dhr.
de Viet, om 1000,op de begroting 1952
te zetten voor kolentoeslag aan behoeftigen.
Voor zijn de heren Bout, de Viet, o. d.
Brouw en Langejan. Tegen Geluk, Koopman
en weth. Hage.
Met de overige begrotingswijzigingen gaat
men accoord.
GEEN NIEUWE STRAAT ZONDER
STRAATBELASTING
Aan de orde komt dan een voorstel van
B. en W. tot invoering van een straatbelas
ting, nl. 5 op de gebouwde eigendommen.
De voorzitter zegt, dat reeds op de be
groting 1951 een post is geplaatst voor ver
betering van het straatgedeelte Kaaistraat
via Markt tot de begraafplaats. Maar Ged.
Staten heeft hierop geen goedkeuring, tenzij
een gaatje gevonden is om die onkosten te
dekken. Zo kwam deze post in 1951 niet
in aanmerking voor goedkeuring en moet
naar 1952 overgeschreven worden, maar zal
dan ook niet worden goedgekeurd, tenzij er
wat tegenoverstaat. En dat kan niet worden
goedgemaakt met enkel een geldlening.
Berekend is daarom, dat de onkosten voor
die straatverbetering op een 30.000,
zou komen, dat men die over 20 jaar kan
verdelen en dan jaarlijks circa 1500.
aflossen plus 1200,rente, zodat men een
kleine 3000,— nodig heeft om dit „lek
te stoppen".
En daartoe moet er is geen andere
weg een nieuwe bron worden aange
boord. Zonder een nieuwe bron krijgen
we geen toestemming die straten te ver
beteren, aldus de voorzitter. Vandaar dat
we hoewel node U het volgende voor
stel doen, nl. om 5 straatbelasting te
heffen van de gebouwde eigendommen naar
de belastbare opbrengst ten bate van nieuwe
straten. Het kost ieder slechts enkele guldens
per jaar, waartegenover een grote ver
betering staat tot gemak van de inwoners.
Dhr. Koopman zegt maar meteen dat hij
hier absoluut tegen is. Trouwens tegen ver
hoging van welke belasting dan ook. De
polderlasten zijn al verhoogd en nu deze
belasting er weer boven op, die niet op de
huurders maar op de eigenaren van de
woningen drukt, hij begint er niet aan.
De voorzitter wijst er op dat men juist
wil voorkomen, dat het op de eigenaren
drukt, maar op de bewoners van de huizen.
Weth. Bout merkt op, dat de klachten
over de bestrating legio zijn en terecht. Maar
om iets te verbeteren moet er geld komen,
moeten offers gebracht worden.
De voorzitter geeft op een aanmerking
van dhr. Koopman toe, dat de lasten voor
bepaalde categoriën tegenwoordig zeer groot
zijn, maar hier moet iets gedaan worden.
Ook dhr. Geluk verklaart zich tegen deze
straatbelasting.
Weth. Hage zegt het altijd in de richting
te hebben gestuurd om geen belasting te
krijgen op eigendommen. De Polder is
echter voorgegaan in deze en in deze kwestie
zijn er ook weer veel mensen, die er gemak
van hebben. Laten we de inwoners de keus,
dan zullen er velen zeggen: straatbelasting,
maar dan nieuwe straten. Anderen zullen het
tegendeel wensen, in elk geval geen straat
belasting. Hij weet het drommels goed, dat
sommige huiseigenaren voor een last van
30.per woning zullen komen te staan
met de heffing van de Polder erbij. En de
druk is zwaar, ja zeer zwaar voor som
migen. Hij zit met deze kwestie daarom zeer
moeilijk.
Dhr. Koopman vraagt zich af, wat men
zal zeggen: „zojuist 1000.op de be
groting gezet voor kolentoeslag en nu weer
maar belasting gaan heffen. Ged. Staten zet
hier een stok achter de deur". Een geld
lening wil ze niet goedkeuren. Er moet maar
belasting worden geheven. Doe het op een
andere manier. Zet die post op de begroting
en tracht het gedaan te krijgen.
Ja maar, zegt weth. Bout hier weer op,
er moet toch een dekkingspost zijn.
Dhr. o. d. Brouw zou wel iets meer willen
weten over de uitvoering van die nieuwe
straat.
De voorzitter antwoordt dat het in de be
doeling ligt dan de Markt te verbeteren van
boompjes tot stoepen, de grootst mogelijke
breedte over de gehele lengte van dit stuk
(286 meter) aan te houden. Aan het eind
van de Markt naar het postkantoor over te
gaan tot één brede straat.
Dhr. o. d. Brouw vindt het uitstekend
dat die straat er komt, maar wil toch
ernstig waarschuwen om het niet te luxe te
doen en bijvoorbeeld ook te kijken naar de
Vest. Laat men niet vergeten, dat er jaren
roofbouw op de straten is gepleegd. De een
of andere keer zullen we daarvoor moeten
betalen. Hij zou daarom nog eerder willen
voorstellen de straatbelasting enige procen
ten hoger te stellen, zodat ook andere ge
deelten verbeterd kunnen worden, maar
daartegenover de uitbouw op het eind van
de Markt niet. Laten we in het oog houden,
dat we door een en ander kapitalen op ons
nakomelingschap leggen, waarvan wij
ook de grotere huiseigenaren jaren heliben
geprofiteerd door roofbouw. Hij zou het
agrarisch vervoer (bietenkoppen, mest, enz.)
voortaan liever over de Vest leiden dan
dat men over de mooie Markt ging.
De voorzitter wijst er op, dat men toch
niet moet vergeten, dat men in een agra
rische gemeente zit, waar men niet alles
kan gaan verbieden. Er wordt nog over ge
discussieerd tot de voorzitter het genoeg
acht en het voorstel tot invoering straat
belasting in stemming brengt. Voor blijken
te zijn de heren de Viet, Bout en o. d.
Brouw. Tegen weth. Hage, Langejan, Ge
luk en Koopman, zodat het voorstel is ver
worpen.
Hiermee vervalt punt 5: een voorstel tot
aanleg van een nieuwe straat van de Kaai
straat tot de begraafplaats.
Een voorstel van B. en W. om toe te
treden tot de steunregeling voor kleine
zelfstandigen, waaraan nog wordt toege
voegd voor hoofdarbeiders, ontmoet geen
bezwaar. Het rijk betaalt in die regeling
50% voor kleine zelfstandigee, de gemeente
50 voor kleine zelfstandigen, de gemeente
bedragen resp. 75% en 25% (of door an
dere instanties).
RONDVRAAG
Dhr. O. d. Brouw vraagt hoe het gaat
met het huis van de familie Bras, dat als
schuur wordt gebruikt. De voorzitter licht
dit nader toe. Hij vraagt ook of de voor
zitter weet, dat men begin Julianastraat met
een auto niet kan draaien en dat er daarom
al een wagen is weggezakt. En zodoende
komt men toch weer op de straten, al heeft
weth. Bout na het afstemmen van bovenge
noemd voorstel tot invoering straatbelasting
gewaarschuwd, dat men nu maar niet meer
over de „putten" moet klagen. En daarom
vraagt de voorzitter wat de raad nu wil met
de onderhoudspost bestrating. Of daarvan
enkel putten lichten of ieder jaar daarvoor
een eindje nieuwe straat maken. En
dan volgt vanzelf opnieuw discussie. Uitein
delijk weet men het ook niet goed, hoe te
doen. Alle putten kunnen niet blijven lig
gen en zonder jaarlijks een eindje nieuwe
straat komt men er zeker nooit onder uit.
Zelfs als de voorzitter geantwoord heeft
op een vraag van dhr. o. d. Brouw om de
gemeentewoningen van binnen te schilderen,
waarvoor nog geen geld is, komt men weer
ongemerkt op de bestrating.
Dhr. o. d. Brouw verwijst nl. nog eens
naar de komst van de Commissaris der Ko
ningin, t.w. het laatste officieel bezoek. Hij
meent, dat de Commissaris toch niet iets
zal zeggen, waar niets van terecht komt.
En bij het weggaan had dhr. o. d. Brouw
behoorlijk moed gekregen, dat er nog wel
iets tot stand zou worden gebracht. Maar
hij hoort daar niets meer van.
„Dacht U", antwoordt de voorzitter, „dat
de Commissaris, zodra hij thuis gekomen is,
direct Smerdieks noden bij Ged. Staten heeft
voorgelegd en gezorgd dat ze worden uit
gevoerd 7"
We hebben die noden voorgelegd en de
Commissaris kreeg hierdoor een verhelde
rend inzicht, niet wetend, dat de gemeente
zo levendig was, maar toch moeten we nu
afwachten. Zeker is, dat hij meeleeft en
dan verwacht ik ook inderdaad zijn mede
werking, anders zouden we er niet veel aan
hebben. Hij verklaarde zich een groot voor
stander van het Tehuis voor Ouden van
Dagen en daarover is ook direct nader ge
confereerd. Maar wanneer ambtelijk die le
ning voor de straten is geschrapt, kan hij
daar ook niets aan doen. Het Dag. Bestuur
heeft zijn uiterste best gedaan het voor el
kaar te krijgen en werkelijk, de belangstel
ling voor St. Maartensdijk is groot, maar
als men in Den Haag zegt: St. Maartensdijk
krijgt niet meer, dan is ook de Commissaris
klaar.
Aangedrongen wordt tenslotte nog om een
deputatie naar Ged. Staten te zenden om
die bestratingslening nog voor elkaar te
krijgen. De voorzitter herhaalt dat het zijn
aandacht zal hebben, waarna sluiting volgt.
Er is zómaar geen nieuwe school. - Bouwgrond
Benoeming onderwijzer. - Beplanting Wilhelminastraat, enz.
(van een medewerker)
Dinsdagmiddag 19 Februari werd een
spoedeisende raadsvergadering gehouden,
waarbij weth. v. d. Werff wegens ziekte
was verhinderd. De voorzitter dankte de
leden voor de nieuwjaarswensen, ook na
mens zijn vrouw en sprak de wens uit, dat
dit jaar weer in liefde mocht worden sa
mengewerkt. Hij wierp een korte terugblik
op het afgelopen jaar en verwees inzonder
heid naar de plannen tot het bouwen van
een nieuwe school, waarop de hogere in
stanties alsnog afwijzend beschikken, wat
toch zeer jammer is, als men de veel te
volle lokalen bekijkt, zodat ook het gym
nastieklokaal gebruikt moet worden. Wij
hebben gedaan wat mogelijk is, aldus de
voorzitter en zullen het er nog niet bij la
ten. Wanneer het bijzondere schoolbestuur
komt en een school van twee lokalen
vraagt, staan ze in hun recht en moeten wij
voor het geld zorgen, zelfs wanneer andere
dingen moeten worden uitgesteld. Zolang
dit echter nog niet is gevraagd, zullen we
trachten een 6 lokalenschool te bouwen.
Na de notulen volgt benoeming van een
onderwijzer aan de O. L. school. Op de
voordracht zijn geplaatst: J. J. v. d. Berg
uit Dordrecht en M. C. J. Quist uit Wol-
ph aartsdijk, beiden ongehuwd en geboren in
1930. Benoemd wordt dhr. v. d. Berg, zulks
met ingang van 1 April a.s.
INGEKOMEN STUKKEN
De tijd. ziekenkostenregeling wordt in
overeenstemming gebracht met die voor
Rijksambtenaren, ook geldend voor secreta
ris en ontvanger tot een maximum van
50,-.
De loods M. Quaak vraagt voor het te
plaatsen van bakens in de vaargeul Scher
penisseSt. Maartensdijk een vergoeding
van 5,Dhr. Bijnagte zou hem 10,—
willen geven, maar dan moet hij er ook
verder voor zorgen. Daartoe wordt besloten.
Een schrijven van Ged. Staten in ver
band met de begroting 1951 om de post
voor schoolbouw in te trekken. Dhr. v. d.
Jagt vraagt wat hiervan de bedoeling is.
De voorzitter antwoordt, dat er niets op
de begroting mag komen, wat niet op een
of andere manier gedekt is.
Tot wijziging en intrekking wordt be
sloten.
Een schrijven van de Centrale Dienst
Noord Zeeland met verslag 1952.
Een administratieve wijziging verordening
legesgelden ontmoet evenmin bezwaar.
De circulaire bescherming burgerbevol
king is ook hier ingekomen en de leden
kunnen deze bestuderen. Men zal hiervoor
74,52 moeten uittrekken en getracht zal
worden bij deze dienst ook het Rode Kruis
in te schakelen.
Notaris v. d. Velde heeft een concept
toegezonden inzake erfpacht van wijlen J.
Quaak. Het geld van de grond komt aan
de gemeente en dat van de woning is voor
de familie.
Het jaarverslag 1951 van de ver. van
Ned. Gemeenten wordt voor kennisgeving
aangenomen.
BOUWGROND
B. en W. hebben aan opzichter Blaas op
gedragen de eventuele kosten na te gaan
van een terrein aan de Wilhelminastraat
waarop 8 woningen gebouwd zouden kun
nen worden. Door het kopen van deze
grond zou de gemeente bouwterrein heb
ben, wat aan particulieren die willen bou
wen beschikbaar kan worden gesteld. An
ders zal men moeten overgaan tot vorde
ren van woningen of inwoning. Kosten
voor het dempen van de sloot aldaar
(65 m) zal men zand en afrastering op
2335,— komen.
Dhr. Bijnagte vraagt naar de mogelijk
heid van huurkoop. De voorzitter zegt, dat
hieraan risico's zitten.
Ook wordt door B. en W. voorgesteld
een beplanting aan te brengen in de Wil
helminastraat. Twee firma's hebben prijs
opgegeven aan de opzichte. Dhr. L. v. d.
Werf zegt niet tegen beplanting te zijn,