Weekblad voorliet Eiland Tholen en St. Filipsland UIT EIGEN LAND ST. MAARTENSDIJK de smalle stad ZONDAGSDIENST ARTSEN 6e Jaargang No. 11 27 Januari 1950 9" Uitgevers Firma C. Dieleman en G. Heijboer Abonnementen 1..per Redactie Kerkring A473, St. Annaland - Telefoon 47 kwartaal franco p.p. ƒ1.25 Administratie Oudelandsestraat 9, Tholen - Telef. 57 - Giro 124407 Prijs per nummer 8 cent Advertenties worden tot uiterlijk Donderdagmiddag 1 uur aangenomen Adverfentiën 0.10 per millimeter Spierinkjes tot en met 20 woorden Minimum 2. 1.00, elk woord 00 meer 0.05 a OPNIEUW TWEEDRACHT INZAKE INDONESIË? VERSNELDE REPATRIËRING. HET ERGSTE ACHTER DE RUG TAXI, MENEER? Het is in de eerste weken van het jaar 1950 voor velen een meevaller geweest, dat de situa tie in Indonesië zich zodanig ontwikkelde, dat er groter rust inplaats van groter chaos heerste dan vóór de souvereiniteitsover- dracht. Vooral in kringen van handel en industrie was men daarover zeer goed te spreken en dit optimisme vond zijn weer klank in de koersverhoudingen ter Amsterdamse beurs, waar de koersen voor Indonesische fond sen over de gehele linie een stij gende tendens vertoonden. Hier uit blijkt wel duidelijk, dat de Nederlandse zakenman geens zins van oordeel is, dat Indone sië economisch voor ons geheel verloren zou zijn. Wie immers investeert zijn geld in een fail liete boedel? Zeker geen Neder lander Maar deze week heeft dezelf de kapitein Westerling, die eer tijds onder generaal Spoor in vele gebieden te vuur en te zwaard het Nederlandse gezag bevestigde en daarmee de beurs koersen deed stijgen, een ferme reactie teweeggebracht. Zijn op treden vormt het gesprek van de dag en niet alleen in handelskrin gen, veel meer nog in die gezin nen en families, waarvan een va der of zoon nog in Indonesië ver toeft en wiens naaste toekomst uitermate onzeker is geworden door de geschapen situatie. In elk geval dringt deze gedachte bij de onrustigen en die on rust is begrijpelijk naar boven. Wat zal Nederland doen Er is in zoverre een definitief besluit genomen, dat zowel de burger lijke- als militaire, overheid zijn optreden ten scherpste afkeuren. De Hoge Commissaris, dr. H. M. Hirschfeld stelde zelfs een ulti matum. In hoeverre het Neder landse leger evenwel'nu of later bij de opgelaaide strijd zal wor den betrokken is nog een open vraag. Men kan het een typische, maar tevens een begrijpelijke re actie noemen, dat men zich juist in die kringen, die zich tevoren steeds tegen Nederlands militair optreden verzetten, thans de stel ling wordt geponeerd, dat wij verplicht zijn om Westerling's leger in de korst mogelijke tijd te liquideren. En de tweedracht komt weer om het hoekje kijken, omdat in het kamp der voorma lige oppositie veel meer wordt gevoeld om het Nederlandse le ger buiten iedere actie te hou den. De R.I.S. dient zelf zorg te dragen voor orde en rust en te vens voor een zodanige staats structuur, dat de bevolking daar mee accoord gaat. Zoals gezegd, hierdoor dreigt er in Nederland opnieuw tweedracht met Indo nesië als inzet. NAAR HUIS Niemand zal verwachten dat onze militairen in Indonesië op het ogenblik het populaire liedje „We gaan nog niet naar huis..." aanheffen. Integendeel, ieder van hen trappelt van ongeduld om zo spoedig mogelijk op een boot naar Nederland te komen. Ge lukkig heeft de minister van Oorlog daar een open oog voor en liet daarom nog enkele bui tenlandse schepen charteren om de vervoerscapaciteit op te voe ren. Zo zal weldra de „Pasteur" een Frans troepenschip dat op Indo-China vaart, worden inge schakeld. Hiermee kunnen 4000 man tegelijk repatriëren. Schout bij Nacht H. C. W. Moormans, die per vliegtuig naar Djakarta vertrok om daar over de organisatie van onze marine te praten, verklaarde dat er over zes maanden in ieder geval geen mariniers meer onder de palmbomen zullen rondstap pen. Wel blijven een kleine vijf duizend man ander marine-per soneel in de R.I.S. om assistentie te verlenen. GOEDKOPER Om nogal duistere redenen heeft de minister van Sociale Zaken de overtuiging gekregen dat werknemers, die de leeftijd van 23 jaar nog niet hebben be reikt, beter niet in aanmerking kunnen komen voor de 5 procent loonsverhoging. Of zij eventueel gehuwd zijn of kostwinner maakt zelfs geen verschil. Klaarblijkelijk huldigt men de opvatting, dat dergelijke jeugdi ge werknemers goedkoper door het leven kunnen komen dan oudere collega's Wellicht ook heeft de Stichting van de Arbeid die het betreffende advies heeft gegeven, de indruk dat de be trokken jeugd het geld toch los in de zak heeft zitten De mo tivering, dat het inrichten van afzonderlijke loonschalen een en ander niet wenselijk maken, lijkt nog al erg gezocht. Het heeft er rond die vijf pro cent nog even uitgezien, dat de taxichauffeurs iets waarmee we overigens hier weinig te ma ken hebben hun wagens voor lopig in de garages zouden hou den. De werkgevers hebben het zover niet laten komen en de ge vraagde twee gulden per week extra toegezegd. De rendabiliteit van deze bedrijven ligt door gaans te laag. Voor het publiek zijn de tarieven te hoog, voor de ondernemer de onkosten. In stilte hopen chauffeurs en ondernemers, dat de vorst, die nu over ons land is gevallen nog maar een tijdje aanhoudt en naar hun smaak mag het nog best een flink pak sneeuwen. Overigens geloven wij, dat slechts de schooljeugd deelt in deze hoop. Naar het volksgeloof zouden 17 en 20 Januari de koudste dagen zijn: „Op St. Antoon en St. Sebastiaan zal de winter het hardste gaan." Als dat zo is, hebben we het ergste dus al achter de rug... Dat heeft ook de Eerste Ka mer in zoverre het de wet op de Publiekrechterlijke Bedrijven aan gaat. Ze werd deze week door haar aangenomen. In een eerste artikel handelden we over het ontstaan van St. Maar tensdijk als de „smalle stad". De Van Overbordenen, de Van Borsselens e.a. zijn namen die daarmee nauw verband houden. In dit tweede artikel worden andere „Heren" genoemd, symbolen op graftombes, de tijden der gilden en die van de Watergeuzen en Spanjaarden. „Wilde zwijnen", waren toen niet eens in tel, maar „wolven" worden toch ook terloops genoemd in de analen van de „smalte stad." II. SYMBOLEN. In 1422 werd in deze plaats het vierde huwelijk van Jacoba van Beieren met Franck van Borsselen bevestigd. Eerstgenoemde naam is te St. Maar tensdijk beter bekend dan de laatste. Sommigen vermoeden dat Floris en Franck van Borsselen in de kerk te St. Maartensdijk zijn begraven. Gedenk tekenen worden er evenwel niet van aangetroffen. Dit is wel het geval met de derde Heer van St. Maartensdijk. Hiervoor is een tombe gebouwd in de zuid-weste lijke hoek van het kleine koor, waar tevens het H. Sacramentsaltaar heeft gestaan. Deze tombe is nog altijd aan wezig, hoewel zij zwaar beschadigd is. Het is een eenvoudig monument, be staande uit een hardstenen dekzerk waarvan de rand schuin is afgewerkt en gepolijst. Op de dekzerk ligt het overblijfsel van een mannelijk beeld, het hoofd, de armen en de benen zijn o.m. verwijderd. Op de rand van de zerk is nog het volgende te ontcijferen: „In 't jaar ons Heeren MCCCC ende XXII op ten dertiensten dach in Fe bruari doe stierf Heer Florens van Borssel, Heer van Sulen ende van Sinte Maertensdijck. In 't jaar ons Heeren MCCCC ende XX op ten XXIIIsten daoh van Oegstmaent doe starf vrou Oede van Berghen, vrou van Sulen ende van Sinte Martensdyck. Bid voer de zielen." In de muur boven de dekzerk is een halfcirkelvormige nis, waarin acht go tische kapelletjes in zandsteen en pleis terwerk zijn aangebracht. Vermoede lijk stonden hier vroeger beeldjes in. In de glorietijd van het monument werd jaarlijks door de rentmeester van het ambacht een bijdrage verstrekt tot voorziening in het onderhoud en voor het dagelijks branden van „die Lampe voor die tombe." Buiten laatstgenoemde zerk worden er nog oude zerken aangetroffen, die blijkbaar eerst op een andere plaats ge legen hebben, daar zij niet volgens de traditionele wijze van begraven, naar het oosten zijn gericht. Op verschillende van deze zerken komen op de hoeken de symbolen voor van de Evangelisten, nl. een engel of mensenfiguur, symbool van Matheus; een gevleugelde leeuw, symbool van Marcus, een gevleugelde os, symbool BEZOEK VAN Z.K.H. i^KliNS BEKinmaku ivitij. rint' SMALDEEL AAN CURACAO In Willemstad maakte de Prins met verschillende bevolkingsgroepen kennis, en is op de foto in gesprek met Mevrouw Schoorl van het Nederlandse Pad- vindsters Gilde te Curasao. var. Lucas en een adelaar, symbool van Johannes. Volgens sommigen hebben de Evan gelisten deze symbolen verkregen naar aanleiding van hun evangeliën, waarop min of meer deze symbolen naar Eze- chiël 15 kunnen worden toegepast. Deze symbolen komen reeds in de aanvang van het Christendom voor. Als symbool zijn ze echter veel ouder, want ze worden reeds vermeld in de geschriften van de Rabbi-Bem-Esra, die mededeelt, dat de Joden, toen zij uit Egypte trokken naar het beloofde land, deze als krijgstekenen in hun vanen voerden. Maar ook nabij de nederzettingen van de Joden in het beloofde land, werden deze figuren als bijzondere onderschei dingstekenen gebruikt. Judea dat b.v. over de stammen heerste, voerde in zijn vanen de leeuw, Samaria dat rijk aan weilanden was, de os, het over- jordaanse land de engel of mensen figuur en Galilea, dat de verlosser ver wachtte, de arend. Deze symbolen komen veel voor op priesterzerken, meestal op de hoeken waarbij in het centrum dan de miskelk wordt geplaatst. Ook zijn er zerken bij, die met koper ingelegd waren. Vermoedelijk is dit ko per in de Patriottentijd verwijderd. GILDEN EN WATERGEUZEN. De „smalle stad" is ook verschillende gilden rijk geweest. De oudst bekende gilde-ordonnantie is die van de schoen makers van 1578. Verder was er het St. Annagilde (17061796), het schip persgilde, het Kloveniersgilde, het St. Jacobsgilde, enz. Het St. Jacobsgilde stamde reeds uit de middeleeuwen en was in aanvang een kerkelijk gilde. Het is in 1754 op geheven en de bezittingen zijn gekomen aan de stad St. Maartensdijk. Hiervan is o.m. afkomstig de gedre ven en gegraveerden zilveren beker (1595) met inscriptie en beeldje van St. Jacob op het deksel en op de kelk een vergulde banderol. Deze beker bevindt zich nu in het museum te Middelburg. Bij publicatie van het Uitvoerend Be wind der Bataafse Republiek d.d. 5 October 1798, zijn ingevolge art. 53 der Staatsregeling van 1798, alle gilden opgeheven. De Spaanse tijd ging ook aan Smer- diek niet onopgemerkt voorbij. Men had niet steeds te doen met principiële sol daten. Dat blijkt o.m. wel uit het feit dat in 1572 door de Geuzen 600 gevan gen Spanjaarden met behoud van hun standaarden en wapens in het slot wer den ondergebracht en dat deze allen naar de Prins „overgingen." Evenals het gehele eiland, was St. Maartensdijk afwisselend in de handen der Spanjaarden en in die der Staatse benden. Enorme lasten moesten hierdoor worden opgebracht. 25 April 1572 kreeg de stad Tholen een vast garnizoen onder het opperbevel van de Spaanse overste Mondragon, terwijl er in Scherpenisse en St. Maartensdijk om deze tijd 2 ven dels knechten waren gelegerd onder be vel van de kapiteins Brunemont en Arnandes. De wethouders moesten de „heren" van wijn voorzien. En de ven dels plunderen maar raak. Het Thoolse land werd doodarm. Dr. P. J. Duinker te Tholen, tel. 40. Dr. J. Vermet te Nieuw-Vos- semeer, tel. 10. „PALEN ZETTEN". Waar er toen nog geen vliegtuigen waren, werden de mensen weliswaar niet gevorderd tot het zetten van de bekende palen, maar toch was er ook in die tijd al „arbeidsinzet." De inwo ners werden gedwongen sterke bolwer ken te maken en munitie over te bren gen. En waren het de Spanjaarden niet, dan waren het de Watergeuzen, die er voor zorgen, dat het Thoolse land geen gouden eeuw kreeg. Als je toen „fout zat" was je ook niet gelukkig. Daar wist Jan Claes van mee te praten, die een keer werd gekielhaald en toen naakt het land ingejaagd. De soldaten, die te St. Annaland waren gelegerd, hadden alle inwoners verjaagd. „Geen drie dorpsluiden waren blijven wonen", zeg gen de aantekeningen. Het was toen heus geen beste tijd, ook voor „de smalle stad" niet. Deze had trouwens al eerder in de twist gezeten. Het werd in 1489 bij „schuring" over erfopvolging tussen Frederik van Egmorid en Jasper van Cuylenburg grotendeels geplunderd en verwoest. FREDERIK HENDRIK, HEER v. ST. MAARTENSDIJK. In de vijftiende eeuw was er te St. Maartensdijk reeds een boekdrukkerij gevestigd van de ondernemer Pieter Werrcoren. In 1602 is er een wolvenjacht op het eiland Tholen gehouden. De wolven waren blijkbaar uit Brabant hierheen gekomen. Aan deze jacht hebben ook inwoners uit deze plaats deelgenomen, want in de dorpsrekening van Scherpe nisse over het jaar 1603 komt o.m. voor: betaald aan Mr. Gabriël, van enen wolf die, die van Sinte Mertensdyk gevangen hebben bij accoord de somma van 14 schell. 7 gr. En nu het verloop van de Heerlijk heid, de overgang op de Nassau's. Van de Van Borsselens ging deze heerlijkheid over op de Van Burens en van deze op de Prinsen van Oranje uit de Nassause Bloede. In de voorgevel van het Gemeentehuis komt o.m. een gevelsteen voor waarvan het (verkort) opschrift als volgt luidt: Onder het Bestuur der Republiek door Frederik Hendrik, Prins van Oranje, Heer van St. Maartensdijk en Cornelis Liens, rentmeester (en) Cornelis Elants en Adriaan Michiels, burgemeesters, is dit huis gebouwd in het jaar 1628. Een der titels die onze Koningin draagt is „Vrouwe van St. Maartensdijk." Uit het bovengenoemde is dus de afstam ming te volgen. (Wordt vervolgd)

Krantenbank Zeeland

Eendrachtbode /Mededeelingenblad voor het eiland Tholen | 1950 | | pagina 1