JAN OVEREENKAM Krammetje Flapoor en z'n Vrienden Neer lands Goodwill J het THUISFRONT verbolgen". Waarom gebruiken wij zo graag vreemde woorden? Is het mis schien een beetje opschepperij? Maar door de bank is een Neder lander toch geen opschepper. Wil len we ons er misschien op laten voorstaan, dat we zo belezen zijn en dat we zo vlot overweg kun nen met vreemde talen? Opschep pen met onze cultuur doen we ook heus niet te veel we mochten het zelfs wel een beetje méér doen -en de polyglotterigheid van ons nou ja Maar met dat al zitten we met een stelletje vreemde woorden waarvoor we eigenlijk evengoed een gangbaar Nederlands woord konden gebruiken. Een van die woorden prijkt als kop boven dit artikel. Wat wil het eigenlijk zeg gen? Een zaak heeft „goodwill" als het publiek er graag heen gaat om te kopen niet alleen omdat de spullen er goed zijn, het publiek weet, dat de naam van de zaak er borg voor staat, dat ze goed zijn, maar ook omdat de eigenaar een prettig iemand is, die de koper graag kleine diensten bewijst, die verkoopt om der wille van het ar tikel, die er geen trucjes en uit- vluchtjes op na houdt, die zijn leveranciers prompt betaalt wiens „Neen" nee is, wiens „Ja", ja. Zo'n zaak heeft een goeden naam zo'n zaak heeft goodwill! In zulk een goodwill, in zulk een goede naam kunnen niet al leen zaken zich verheugen, maar ook landen. En nog meer dan voor zaken is voor een natie een stuk goodwill de sympathie, die de vreemdeling het onderhavige land toedraagt - van onschatbare waarde. Holland was en is er de gelukkige bezitter van in de vreemde. Holland dan bedoeld als Nederland. Het mag de Fries en de Limburger wel eens steken, als hij in het buitenland klakkeloos bij de Westerlingen wordt gere kend hij moet het maar slikken. Hollandse boter heeft haar faam Friese boter is een vreemd product. En net zoals het met de persoonlijkheid van een particu liere eigenaar van een particuliere zaak gaat, zo gaat het ook met de persoonlijKneid van wat we nu maar gemaicshalve „de Hollander" zullen noemen. In het buitenland „mochten" ze de Hollanders wel. Vlot in aanpassingsvermogen en bereid zich in te denken in de situ atie van den ander. Als immigrant zao men de Hollanders naast de Scandinaviërs gaarne komen. In tegenstelling met de Slavische vol keren bij voorbeeld. Hoe staat het op het ogenblik met onze „goodwill"? We moeten er zuinig op zijn, als op alles te genwoordig. Kwade posten staan tegenover goede. Toen we 'in 1940 overvallen werden, hadden onze naaste geal lieerde buren net te druk met zich zelf om veel oog te nebben voor onze heldenstrijd. cviaar in Ameri ka bijvoorbeeld vloo~ onze good will omhoog. Later, toen het ver zet tegen de Duitser groeide, kon dit slechts onze goede naam ten goede komen. Maar de buitenlanders Konden ons uit de aard der zaak in die jaren slechts aan de buitenkant bezien. Veel nieuwe dingen, die er hier gebeurden, kwamen zij niet aan de weet. i\a de bevrijding had datzelfde buitenland echter gele genheid genoeg de andere kant van ons volkskarakter te bekijken. De schandalen rondom de HARK zijn we noa niet vergeten en een representant van onze bevrijders, die na de oorlog het oraf van zijn, mede voor onze vrijheid gevallen, zoon kwam bezoeken, werd prompt van een tas, waarin fami lieherinneringen beroofd. Prettig... De militaire missie in Duitsland heeft het zo bont gemaakt, dat de leden van andere buitenlandse missies er liever niet meer mee te maken wilden hebben. Incidentele gevallen? Goed maar men ge neraliseert gauw en een smet op een naam is niet gauw afgewas sen. Louter om te helpen, sturen wij deskundigen en materiaal naar Engeland om het bij te staan in een overstromingsramp, die een qraafschap van dat land trof'. Na tuurlijk was er een radio-reportage over het geval. Dezelfde reporter die met beroepstranen in de keel een bezoek aan een Engels oor logskerkhof verslaat, acht het oir- baar te vragen, wat we aan die hulp verdienen. Gelukkig dat de Engelsen niet zo veeltalerig zijn als wij. Tegenwoordig gaan veel meis jes naar Engeland en Zwitserland als hulp in de huishouding. Stuk voor stuk is net een teleurstelling voor de werKaeefsters. Het werk laten ze in de lap hangen con tractueel aangegane overeenkom sten worden aan het schoentje ge lapt ze zijn Holland uit en daar was het om begonnen. Maling aan afspraken aan goede trouw... Ach, de gulden zal niet devalu eren om zulke dingen en ons cre- diet zal er ook wel om blijven. Maar het is niet prettig buitenlan der tegen elkaar- te horen zeg gen: „Daar heb je weer zo'n Hol lander", zoals wij zeggen: „Daar -heb je weer zo'n „Mof" VOEDSELVOORZIENING, REGERING EN BOEREN De zomer staat voor de deur. Op het terrein van de voedsel voorziening heeft dit zijn conse quenties. Voor enkele voedings middelen zijn het gunstige, ten aanzien van het merendeel minder gunstige, ja zelfs min of meer som bere consequenties. Dit laatste echter wordt door het publiek slechts nauwelijks be seft. Men heeft meer oren voor de optimistische geluiden, welke hier en daar nog te beluisteren zijn Geruchten over een mogelijke op heffing van de distributie van melk en zuivelproducten ontlokken dan ook meestentijds weinig tegen spraak. Zoo meent men, dat het ook met de andere voedingsmid delen „niet zo'n vaart zal lopen". Aldus de verwachtingen. In werkelijkheid staan de zaken geheel anders. De vorst heeft ons van een flink deel van den aard- appelvoorraad beroofd. De graan- positie laat zich door tal van oor zaken niet gunstig aanzien. En de klemmende deviezennood dwingt de overheid een aanzienlijk ge deelte van de zuivelproductie voor export te bestemmen. De invoe ring van speciale bonkaarten voor grote bevolKingscentra is een dui delijk bewijs, dat de regering met een ongunstige ontwikkeling ern stig rekening houdt. De schaarste wil men door aanvulling met gort en havermout het hoofd bieden. Zo liggen de feiten. Merkwaardig is dan, dat de re gering op ander terrein niet die omzichtigheid in acht neemt. Het gevolgde systeem bij het inhalen van de graanoogst biedt, naar de mening van leidende landbouw- kringen niet voldoende waarbor gen, dat de gehele oogst in de nor male distributie kanalen afvloeit. Met klem is tegen de invoering van de z.g. dorschbriefjes gewaar schuwd. De boeren achten de con trole hierbij niet doeltreffend ge noeg om te voorkomen, dat een groot percentage van het graan men spreekt van 25% in handen van zwarthandelaren zal vallen. Laat de regering, zo zegt men, overgaan tot premiestelsel. Aan iedere boer, die boven zijn aanslag levert, zal dan een premie moeten worden uitgekeerd, waar door practisch geen graan meer voor de distributie verloren zal gaan. Ondanks herhaalde aandrang is de regering tot dusverre echter niet bereid gebleken aan de wen sen uit de landbouw tegemoet te komen. Moeten wij de boeren geloven (en er is niet veel reden om dat niet te doen), dan zou het aanbe volen systeem ten minste de graan positie belangrijk versterken. Dit zou voor de regering een zorg minder betekenen. Wellicht had zelfs de invoering van de speciale bonkaarten voor de grote steden achterwege kunnen blijven. Maar de regering bestaat nu eenmaal niet uit boeren DE NEDERLANDS BELGISCH-LUXEMBURGSE SAMENWERKING De Ministers van Landbouw van Nederlatid, België en Luxemburg, die 9 Mei jl. voor het voeren van besprekingen over de Belgisch- Nederlands-Luxemburgse samen werking, te Brussel bijeen waren, hebben na afloop van de bespre kingen een verklaring uitgegeven waarin wordt gezegd, dat zij met het oog op het geleidelijk tot stand komen van de Economische Unie tussen Nederland, België en Lu xemburg, instemmen met het be ginsel van de preferentiële behan deling, die de deelnemende landen elkaar toezeggen. Eenstemmig wordt erkend, dat het voor elk van de landen noodzakelijk is zijn landbouwpolitiek te baseren op ge waarborgde minimumprijzen voor landbouwproducten, die behalve de kostprijs, een behoorlijke winst marge inhouden. De kostprijzen worden vasrge- V Als U denkt, lezers, dat Kees met een of andere daverende cri- tiek komt, hebt U het glansrijk mis Kees is om zo te zeggen, „in z'n nopjes." Wellicht herinnert U zich nog, hoe hij mistroostig tegen de schoorsteen stond geleund en treurig de onbedwingbare, steeds voorkruipende bloemen op de rui ten gadesloeg. Toen was Kees wèl uit z'n humeur, maar dat was omstreeks half Maart. Nu is het anders. Kees zag het toen hope loos in, nu gloeit ie van werklust. Z'n vruchten staan boven elke verwachting, het onkruid ook Met ingehouden energie heeft hij er toch nog een rustige Pinksteren van gemaakt, in tegenstelling met enkele uitspattende medebroeders van hem, aan wié zwoegende po litie ambtenaren hun handen vol hadden, die zelf de binnenkant van een minder of beter ingerichte cel te aanschouwen kregen, of in tegenstelling met medebroeders, die slagaderen in volle werking wilden zien. Nee, wat Kees be treft geen critiek, geen zorgen, en kel werklust. Op het ogenblik is het zijn „thuisfront", begrijpe lijker: „z'n vrouw", die vol sar casme is. „Of ik al eens opbouw-sinj^urs in m'n huis had", vroeg zè me met een stem, die me nog aan half Maart herinnerde. „Nee", liet ze er achter volgen, „niet van die lui, die eens komen opnemen, controle ren en later nog eens komen kij ken of ér werkelijk schade is. Die „schoonheidscommissie" ken ik al voldoende. „Ik bedoel", ging ze met stemverheffing verder „ik be doel de werkelijke opbouwers, lui die na genoemde „schoonheids commissie" je huis komen repare ren, er practisch beslag op leggen? „Hm.zei ik vragend. "En het „thuisfront" van Kees vervolgde: „Het gaat er mee als met een in vasie, je verlangt er naar, dat ze komen, maar als ze er eenmaal zijn, zeg je: „Waar heb ik naar verlangd." In 't begin gaat het uitstekend. Je haalt ze met gejuich binnen en zijn ze een paar dagen bezig, dan constateer je dat het nog wel meevalt met de rommel. De eigenlijke ellende komt echter nog voor de eerste groep klaar is. Er volgen n.l. enkele dagen onder breking. Je kunt er niets van zeg gen, want die opbouwers hebben het nu eenmaal druk. Afijn, die eerste groep komt met, een klein „gortje en een klein stootje" klaar. Maar nu begint het. De tweede groep kondigt zich aan maar laat op zich wachten. Je hele huis staat ondersteboven er ge beurt niets. Na een week, ga je er op los, zonder resultaat, maar je herhaalt je bezoek, net zo lang tot ze komen. De chaos binnens huis wordt steeds groter, je sjouwt je meubels van de ene kamer naar de andere, slaapt beurtelings in de pronkkamer, de overloop, de bijkeuken en in de bergplaats. Het scheerapparaat ligt op zolder, m'n zondagse japon blijkt in de keuken onder de kachel een plaatsje ont dekt te hebben. Maar je geeft de moed nog niet op: „Het moet eerst erger worden, wil het beter ko men", hou je jezelf voor en op 't laatst, wordt je werkelijk handig in het nalopen van metselaar, tim merman, schilder, behanger. Soms komt de schilder uit zichzelf zeg gen, dat 't glas is aangekomen en morgen gezet wordt. Je haalt je mica of broeiraam uit de sponnin gen en de volgende dag mag je het er weer inzetten, omdat het glas niet is gearriveerd. Het her haalt zich nog eens, als het een week later de juiste maat niet blijkt te zijn. Eindelijk, eindelijk komt aan de lange lijdensweg een einde. De schoonheidscommissie, hierbo ven vóórnoemd houdt nacontrole. Het was lezers of haar stem bij de laatste zin iets warmer klonk. Juist wou ik een verdedigings- speech afsteken voor onze timmer lui, metselaars, behangers, schil ders, die het nu eenmaal razend druk hadden, toen mevrouw Kees, toen het „thuisfront" met fluis~ terend toekrijste dat kunnen alleen thuisfronters „nou meneer Overeenkam (wat een spottend sarcasme) ik zat goed en wel in m'n opgeknapte huis, toen er een meneer aanbelde, een meneer, die ontdekt had, dat er nog net één kamer over was om een gezin op te nemen. Een meneer???, die zien de blind is voor de „grote eenper- soonsbezitters de herenhuizen m'n kamer werd gevorderd, van daag komen ze. Ja, die heren, die heren van de verhuurcommissie werken vlot in ons land, akelig vlot." Dreigend kwam Kees vrouw een paar stappen naar me toe, de vinger uitgestrekt „akelig vlot" striemde ze nogmaals. Ik knikte angstig, zit 'm daar de knoop dafht ik een schuifelde de deur uit. steld volgens een uniform schema en zullen het onderwerp uitmaken van voorafgaande besprekingen. De vaststelling ervan wordt over gelaten aan elk van de drie lan den. Om een minimumprijs aan de landbouwer te kunnen garande ren, is ieder van de drie landen gemachtigd alle economische maat regelen te nemen ten, aanzien van de prijsbepaling binnen zijn eigen grenzen, en zijn binnen'andse (Nadruk verboden) door G. TH. ROTMAN In de keuken vlak onder de lantaren stond juf frouw Krispijn juist de grote was te doen. Naast haar op het fornuis stond een grote pan zuur kool met spek te dampen. Brammetje waterslag- tandde ervan. Als juffrouw Krispijn nu maar eens n poosje de keuken uitging, dan konden ze er misschien bijkomen. Nadat Brammetje en Menelik tien minuten geduldig gewacht hadden, ging de juffrouw werkelijk de keuken uit; misschien had ze geen zeep genoeg in huis. In 'n wip was Menelik beneden; hij pakte een waslijn van de grond en bond die aan de pan vast. Met het vrije eind van de waslijn in z'n hand klom Menelik nu weer naar boven. Bram wond het touw een paar keer om zijn slurf en wilde juist de pan omhoogtrekken, toen ze juffrouw Krispijn hoorden aankomen. „Gauw! Gauw!'" zei Bram, en hij trok met een ruk de pan van 't fornuis. Maar o jammer, Mennelik had een fout begaan; daar was hij nu eenmaal een aap voor! markt te beschermen niet alleen ten opzichte van derde landen maar cok ten opzichte van de Tol- uniepartners. Eik van de drie lan 'en zal in de ;.e. ste plaats zijn importen kun nen regelen met een steisel van in- voervt rgunningen, zelfs indien de marl tprijzen hoger zijn dan de mi nimumprijzen, met dien verstande, dat het stelsel van de preferentiële behandeling hier toepassing vindt, en dat de grondslagen waarop de invoervergunningen zijn geba seerd, geen belemmeringen zullen vormen voor de transactie. Als de markt overvoerd raakt, waarnoor de minimum-prijs in ge vaar komt, en dit verschijnsel zich algemeen voordoet, h<.efi elk der drie landen het recht de noodzake lijke maatregelen te nemen voer bescherming van de minimum prijzen. De commissie voor Landbouw, Voedselvoorziening en Visserij is de zorg opgedragen bovengenoem de aanwijzingen uit te voeren en op de hoogte te blijven van de ontwikkeling van alle vraagstuk ken, die verband houden met land bouwkundige problemen, van be lang voor de drie landen. Met de bestudering van alle vraagstukken, die betrekking hebben op Land bouwprijzen, zal een permanente Sub-Commissie worden belast.

Krantenbank Zeeland

Eendrachtbode /Mededeelingenblad voor het eiland Tholen | 1947 | | pagina 3