Weekblad voor het Eiland Tholen en St. Filipsland Berechting Eiland bewoners. UIT EIGEN LAND ZONDAGSDIENST ARTSEN INDISCH HOEKJE 3e Jaargang No. 27 9 Mei 1947 Uitgevers Firma C. Dieleman en G. Heijboer Abonnementen 0.90 per Redactie A 494 St. Annaland Telefoon 47 kwartaal franco p.p. 1.15 Administratie Oudelandsestraat 9, Tholen Telefoon 57 P .)S per nummer 8 cent Advertenties worden tot uiterlijk Donderdagmiddag 1 uur aangenomen Advertentiën 0.10 per millimeter Minimum 2.00 Spierinkjes tot en met 20 woorden 1.00, elk woord meer 0.05 Het gevoel van na-oorlogse on behaaglijkheid, van onzekerheid, van twijfel aan de toekomst is niet een speciaal Nederlands verschijn sel. We la zen van iemand, die uit hoofde van zijn beroep in en bui ten Europa rondzwerft. Waar men ook kwam, schreef hij, waar men ook met de mensen sprak, overal was er een zoeken naar het oplossen van de problemen, die de afloop van de oorlog aan de mensen had gesteld. Na een afwezigheid van bijna tien jaar was schrijver in ons lage landje teruggekeerd. Hij had er rondgeneusd hij had de oude bekende plekjes opgezocht, die allemaal wel eens op ons vacantie- programma hebben gestaan al is het dan bij een programma-op- stelling gebleveU hij had de ge troffen gebieden gezien en hij had vernomen van de nota van Lief- tinck, die ons zou inlichten om trent onze huidige financiële posi tie en die misschien een eind zou maken aan de beklemmende en verwarring stichtende onzekerheid en de stuurloosheid, waaraan een groot gedeelte van ons volk labo reert. Natuurlijk is men nieuwsgierig naar het oordeel van iemand, die lang genoeg is weg geweest om een objectieve kijk op de zaak te hebben, maar die toch met hart en ziel Nederlander is. Zijn kijk op ons land was verrassend. Want in plaats van het te hebben over wederopbouw, over het economi sche herstel, de leningen, de belas tingen, de prijzen of de zwarte handel, begon hij over onze mo lens, onze polders, onze rivieren, onze heiden en onze steden. Dat was nu eens geen zakelijke uiteen zetting van onze moeilijkheden, een tegen elkaar afwegen van wat wél en wat niet kan, een specu leren op buitenlandse hulp. Het was een belijdenis een belijde nis in het geloof van de innerlijke kracht van het Nederlandse volk, er boven op te komen. Wat hij dan schreef? „Het kleine landje, dat eigen lijk meer door de bewoners is ge maakt dan door de natuur, is ge groeid, is weinig meer dan het aanspoelsel van een drietal rivie ren van Franse en van Duitse oorsprong. Tussen haar delta's vormen zich de moerassen, waaruit het land zou ontstaan. En wat voor een land! Met veel moeite, met opoffering van veel geld en veel werk, drooggelegd, de rivie ren, die eens op gezette tijden de oevers overstroomden, ingedamd tussen de statige, machtige dijken. De vette polders getuigen van de onverwoestbare groeikracht van de bodem; de schraalste gronden zien er nog zo verzorgd, zo wei- onderhouden uit, als men nergens in het, vooral op het platteland altijd een beetje rommelig aan doende buitenland aantreft. En op die schrale gronden groeien pro ducten, die alleen op de betere kleigronden buitenslands worden geteeld. Om dat vast te stellen, behoeft men waarlijk niet ver bui ten onze grenzen te gaan!. En dan de steden de grote die in hun grachten de praal van de zeeën beheersende macht der 17de eeuw weerspiegelen. Maar doen de provincieplaatsen iets voor hen onder Het leven is er niet afgestorven. Het is niet alleen maar de reminiscentie van de tijden, die voorbij zijn. Zie naar de buitenkant van de stad zie er de moderne, ruime frisse archi tectonisch schone arbeiderswonin gen, waaraan is gebouwd, tot het werk in 1940 afknapte. Zie hoe uit de Haarlemmermeer opnieuw het verwoeste Schiphol oprijst en nog vóór het is herbouwd, al meer dan de halve aarde in haar luchtnet omspant. Zou de geest van dit honderden jaren lang wroetende, ploeterende, werkende, scheppende volk in die paar bezettingsjaren ineens ge smoord zijn door een troep bloed dorstige gekken Ik geloof het niet En wij geloven het evenmin. Hoe groot de klap is, die Neder land door de oorlog heeft ge kregen hoe groot de klappen ook zullen zijn, die we nog te incasseren krijgen, door de ver anderde structuur van Europa en van de wereld, wij geloven niet, dat dit land zal wegzakken in wat zwarte handel, in wat gejaag naar relaties en wat smokkelarij van goederen en deviezen. Het mag waar zijn, dat we allen nog niet het vertrouwen hebben hervonden in de na-oorlogse weg, die moet worden ingeslagen, het mag waar zijn, dat we twee volle jaren na de bevrijding nog een toekomst zien, dat we jaren te leven hebben op de rand van de zwartste armoede even zeer is het waar, dat Nederland nü reeds heeft getoond, dat het vooraan kan gaan op die nieuwe weg en dat we ondanks, of mis schien juist dóór onze armoede er des te verbetener voor zullen vechten een gemeenschap te scheppen, waarin het goed wonen is voor allen. Verdriet en vreugde, verleden en heden kunnen niet worden saamgevoegd en toch doen wij er de laatste jaren pogingen toe. Wij hebben Zaterdag jl. de gevallen verzetslieden herdacht er zijn bedevaarttochten gehouden naar de, helaas talrijke herden kingsplaatsen wij hebben „hen die vielen, opdat wij in vrijheid zouden leven'' met elkaar in een twee minutenstilte plechtig her dacht er zijn redevoeringen ge houden, die de legale strijders van '40 en de illegale werkers van '40'45 de eer gaven, die hun toekwam. Een sombere erelijst. In vergelijking met Amerika en Engeland, die tijdens de oorlog resp. 400.000 en 500.000 mensen verloren, werd ons land wel heel zwaar getroffen met een verlies van 265.000 menselevens, d.i. 3 der totale bevolking. Ze werden herdacht en daarna gingen de vlaggen van halfstok verder de hoogte in. Wij zouden feest moeten vieren om onze bevrijding te herdenken. Er zijn inderdaad pogingen daartoe gedaan nee, niet zo zeer op ons eiland doch een vrolijk, uit bundig feest is de Nationale feestdag niet geworden. Verschei dene oorzaken zijn daarvoor aan te wijzen een der belangrijkste tipten wij hierboven reeds aan: de omschakeling van verdriet naar vreugde moest te abrupt geschie den, maar ook kan worden vast gesteld, dat de uitbundige vreugde over de bevrijding na twee jaar aanmerkelijk is bekoeld. Enerzijds zijn wij al weer aan de vrijheid ge wend en anderzijds vervaagt de tijd, dat wij nog niet vrij waren het verleden krijgt bij' sommigen zelfs een mooier glans. Het heden heeft zijn eigen zorgen en moei lijkheden die uit het verleden zijn wij vergeten. Toch is het goed, dat zulk een dag waardig en rustig wordt ge vierd niet in een carnavals stemming zonder „lol". Al heeft de bevrijding dan ook niet nog niet gebracht wat Wij er ons voor en na die grote dag van hadden voorgesteld, wij hebben toch de vrijheid weer Te wen sen blijft er altijd wat! Zo zouden wij wensen, dat het in Indonesië wat vlotter ging dat dit reservoir voor vetten en oliën, zoals het dezer dagen in Engeland werd genoemd wat vlugger open zou gaan. De grote bazen minister-president Beel en minister Jonkman zijn er nu zelf. Het was zelfs een dag zo, dat ons Staatsschip slechts door een bemanning van vijf koppen was bezet voorwaar geen sterke be manning voor zon beschadigd schip. De hierboven genoemde heren zullen drie weken in Indonesië blijven. Men zou zo zeggen: de heren zijn er met de neus in de boter gevallen; in het Oost-Indo nesische parlement waren juist hevige debatten ontketend over het ontstaan van de Oost-Indonesische staat en te Bandoeng was, na een demonstratie de onafhanke lijke staat SOENDA uitge roepen. Die twaalf millioen Soendane- zen voelen er niets voor, zich door de Javanen te laten regeren. Geef ze eens ongelijk. De Soenda- nezen zullen nu een volksstem ming uitschrijven. Dat zulks vóór de onafhankelijkheidsverklaring, had moeten geschieden, is blijk baar van minder belang. Men wil er in federatief ver band ook met Nederland samen werken. De aanhangers der Republiek zijn niet bijzonder content over deze Soendanese plannen. De Republikeinse minister van voor lichting verklaarde t'en minste al, dat deze separatistische beweging een bron van wanorde zou vormen. De klachten der West-Javanen zouden door de Republiek ernstig worden onderzocht. Wij hebben zo de idee, dat de heren daar een tikkeltje te laat mee zijn. Datzelfde geldt voor de mede deling der Nederlandse regering ten aanzien der padvinders. Mis schien kent u het jamboree-liedje nog van vroeger: „In negentien drie zeven, dan kan je wat beleven dan komt de jamboree in Ne derland" In dat jaar 1937 heeft de Nederlandse padvinderij in de omgeving van Haarlem hoogtij dagen beleefd, toen zij de gast- vrouwe was van 30.000 verken ners uit alle landen der wereld. Nu wordt de wereld jamboree in Frankrijk gehouden en aanvanke lijk zouden 1000 jonge mensen worden afgevaardigd. Edoch hier* ook de deviezen die er niet zijn kijken eventjes om het hoekje. De regering heeft ten minste doen weten, dat zij slechts voor 650 man deviezen beschik baar wil stellen. Wij meenden, dat die padvinders het met hun eigen gekookte potje altijd nog al sober aanlegden. Dit dus geen prettig bericht voor de jeugd en daarom laten wij er maar onmiddellijk op volgen, dat de ministers van België, Luxemburg en Nederland wél tevreden zijn over de econo mische besprekingen, die zij te Brussel hielden. Het gehele com plex problemen de Unie en ook de waterwegen en hóndelsaccoor- den hebben de heren doorge nomen. UITSPRAKEN TRIBUNAAL ZIERIKZEE L. J. van Nieuwenhuijzen te St. Filipsland: 1ste zaak, beschuldi ging vervallen verklaard. C. L.Verstrate te Anna-Jdcoba- polder had in de jaren 1942 en 1944 vrijwillig met zijn paarden en wagens, grint, zand en cement vervoerd ten behoeve van door de Duitsers aan te leggen verdedi gingswerken. Door hem waren ook levensmiddelen verkocht aan leden van de Duitse Weermacht tegen hoge prijzen. Verdachte was niet uit het veld geslagen en had praats voor drie. Hij betoogde, dat hij evenals andere boeren „gewoon gevor derd" was. Naast landbouwer was hij evenwel ook vervoerder en daarom legden de Duitsers telkens beslag op hem. Hij ontkende ten sterkste zwarte handel met Duitse soldaten te hebben gedreven. De verdediger, Mr. v. Hasselt, toonde aan dat vele getuigen ver klaringen elke grond van waar heid missen, terwijl ook de pro- cessenverbaal al te positief zijn gekleurd. Hij was er van overtuigd dat zijn cliënt helemaal niet graag voor de Duitsers reed. Hij had dikwijls anderen met z'n paard en wagen geholpen. Ook de beschul digingen van zwarte handel, achtte pleiter niet bewezen. Verdediger vroeg het tribunaal geen verdere maatregelen te nemen. Uitspraak 14 Mei. Woensdag 8 Mei jl. J. Ampt te Oud-Vossemeer, veroordeeld tot doorgebrachte in- terneringstijd (ontslagen 23 April jl.) en ontzetting rechten. XV. Keur te St. Annaland, inter nering 2 jaar en 6 maanden, met aftrek van 8 Mei 1945 (dus tot 8 November 1947), verbeurdver klaringvan ƒ4000.radio-toestel en ontzetting rechten. Jan Quist te St. Annaland, in ternering 5 jaar met aftrek vanaf 8 Mei 1945 (dus tot 8 Mei 1950), verbeurdverklaring radiotoestel en pistool, ontzetting rechten. Mevr. Dr. Lindenbergh-Klooster Oud-Vossemeer Dr. Bruijnze'el te St. Filipsland BIJ DE ZEEUWEN IN PADANG Hieronder volgt het laatste van een serie van 4 artikelen, over het Zeeuwse Bataljon. We ontvingen deze van den administrateur van het Bat. Zeeland. De vier artikelen in zijn geheel te plaatsen heeft thans weinig zin, daar ten zeerste de omstandigheden zich wellicht imhiddels weer wat gewijzigd hebben en ten tweede de eerste drie misschien onderstaand artikel ook wel, al in een dagblad zijn gepubliceerd. „Het leger in Padang is thans geen vechtend leger meer. Trou wens, het leger in Indië is nimmer een leger geweest, dat met de op zet om te vechten naar Indië is gekomen. Slechts wanneer het zich genoodzaakt zag te strijden, wer den klappen gegeven en ook zeer harde slagen. De grote taak, die dit leger was opgelegd, was te zorgen, dat orde en rust, maar vooral de veiligheid hersteld werden. Er moest vooral rust komen, opdat de bevolking 't dagelijkse leven zou kunnen her vatten. Teveel was verwaarloosd onder de terreur van den Japanner en daarna onder vexatie der ex tremisten. Te lang hadden de sa- wahs leeg gestaan met het nood lottig gevolg, dat armoede en hon gersnood intrede deden. Wanneer men de dessabevolking gezien had in de dagen, dat de Nederlandse troepen enige rust en orde in de door hun bevrijde gebieden had den hersteld, dan zou men zich een idee kunnen vormen van de werkelijke ellende door haar gele den. Zij liep rond in vodden en veelal staken de ribben door het bruine vel. V ertrouwen moest gewonnen worden; een vertrouwen dat kapot geslagen was door de legers van Nippon en daarna door de ram- pokkende benden en wie zou het deze mensen kwalijk nemen, dat weer een ander leger met wan trouwen ontvangen werd. Het was een zware taak, doch de Neder landse soldaat heeft zich van deze taak uitstekend gekweten. Het vertrouwen is gewonnen, niet al leen op Java, waar de bevolking thans reeds langer dan een jaar den Nederlandsen soldaat als zijn beschermer heeft leren waarderen doch ook op Sumatra waar o.a. de mannen van de U-Brigade met hun ervaring, opgedaan in West- Java, rust en orde kwamen her stellen. Dit is nu geschied. Ik heb een ritje gemaakt door het gebied dat door de Zeeuwen gepacificeerd wordt. Zeker er vallen nog wel eens schoten, maar dat zijn scho ten van sluipschutters. Het is vooral de streek, waar de posten zeer dicht bij de demarcatielijn zijn gelegen. Dit is noodzakelijk omdat hier enkele wegen bijeenkomen, die voor de bevolking van belang zijn en daarom beheerst moeten worden. Er zijn namelijk enkele bruggen over het bandjirkanaal, dat deze gebieden van water moet voorzien en in de regentijd het

Krantenbank Zeeland

Eendrachtbode /Mededeelingenblad voor het eiland Tholen | 1947 | | pagina 1