BRAMMETJE FLAPOOR EN Z'N VRIENDEN
Jan Oveveenkam
Slechts een plicht
zet scheve mutsen recht.
(Nadruk verboden) door G TH ROTMAN
Vlug gingen ze nu aan het werk. Menelik
klom, vlug als hij was. tot op de hoogste plan
ken en wierp het brood naar benedi n, dat door
de andere twee opgevangen weid. Vooral Biam
was daar handig in: hij ving de broden niet
alleen met zijn poten, maar ook met zijn slurf
op. Maar - o weel Wat was dat opeens?
Een, tweeboem! krak! Bram was in volle
vaart tegen de deur aangebonst, de deur be
zweek met g kraak en Bram rolde met de stuk
ken van de deur de winkel in, zodat alleen
nog maar zijn voetzolen te zien waren In een
wip waren ze nu alle drie binnen, ook Menelik,
die eigenlijk op de uitkijk had moeten staan,
maar zijn nieuwsgierigheid niet kon bedwingen.
Punt 11: vaststelling gem. begr. 1947: Een rapport
van de Commissie, die deze begr. heeft nagezien wordt
door den voorz. voorgelezen. Na toelichting door
laatstgenoemde adviseert de commissie de begroting
goed te keuren, waartoe z.h.st. wordt besloten.
De vastgestelde begr» 1947 luidt: Gew.d. in ontv.
en uitgaaf 83654.38 met een nadelig slot ad. 11.300,
en de kap.dienst in ontv. en uitg. ad 27086.86.
Een bedrag ad 806 per 1.1. vocjr de O.L.S. wordt
beschikbaar gesteld. (Totaal «geraamde onkosten
1780.85, aantal leerl. 221).
Bij de rondvraag informeert dhr. v. Beveren of de
brandschade-verz. hoger kan worden gesteld. De voor-
fitter zegt, dat dit reeds gebeurd is.
Dhr. Stoutjesdijk informeert, wanneer verbetering
Zandwegje plaats heeft en of op de hoek de boom
stronken kunnen worden weggenomen. De voorzitter
zegt, dat e. en a. door omstandigheden nog niet is
uitgevoerd. Wat de hoek betreft, dit zal nader worden
bekeken.
Dhr. Stoutjesdijk zegt, dat de Rattenbestrijding een
groot succes is gewerden en zag gaarne over een week
of 6 nogmaals zo'n actie. De voorzitter zal informeren
bij de Commissie tot Rattenbestrijding.
Dhr. Hage vraagt of het „pijltje" al is aangebracht.
Hij vindt dat dit lang duurt. De voorzitter zegt, dat
door vorst, enz. de werkzaamheden worden vertraagd.
Dhr. Hage hoopt ook, dan wanneer weer eens de
brandspuit geprobeerd wordt, de slangen niet zo lang
meer 'buiten hangen. Spoedige opruiming is gewenst.
Dhr. v. d. Slikke antwoordt, dat ze eerst droog moeten
De morgen, die ons deze week een minder welkome,
maar ontegenzeggelijk schitterende witte wereld liet
zien, trof ik Kees in minder goed humeur tegen de
schoorsteen geleund in z'n knusse huiskamertje. Z'n
muts stond, zo gezegd» scheef. En dat, vanwege het
feit, dat de muts van zijn vrouw niet helemaal recht
stond. Zo gezegd: ook scheef! De oorzaak van die
scheve mutsen waren de dure sigaretten van Volks
herstel, die tussen haakjes nog moeten komen.
Kees vertoont namelijk neigingen om in de liefdadig
heid wpg te zinken. Noch aan winterhulp, noch aan
enige andere collecte onmiddellijk of wat later na de
bevrijding heeft hij ooit zoveel gegeven, als hij nu
aan Volksherstel wil schenken: Hij vloeit over van
warmte voor z'n medemens. Een hartstochtelijk plei
dooi hield ie tegen z'n vrouw om straks enige pakjes
dure sigaretten te kopen. Desgpods wil hij er het spaar
bankboekje Voor aanspreken. In z'n rede kwam het
woord „sigaretten" echter niet voor. Het was één
woordenstroom van opoffering en „wat kunnen missen,
wat over hebben voor een ander." Zienderogen zakte
de muts van „vrouw Kees" schever. Het kopje, dat
ze aan het afdrogen was, kraakte in haar ijverige
handen. Haar stem sloeg over, toen ze hem toesnauw
de. „Liefdadigheid, medemens, 't mocht wat, roken wil
je, een eerlijke zwarthandelaar uitkafferen en zelf zwart
kopen maar-je krijgt geen cent tussen je vingers,
philantroop!"
Dit alles hoorde ik iri de gang, terwijl ik bezig
was, de sneeuw van m'n schoenen af te kloppen. Daar
om ook verwonderde ik me niets, twee scheve mutsen
te ontdekken, toen ik Kees' huiskamertje binnenkwam.
Ik voelde meteen nattigheid figuurlijk in de huis
kamer, letterlijk in m'n Amerikaanse schoenen vanwege
de smeltende sneeuw. Ik zocht naar iets om de beklem
de sfeer te verruimen en viel dan ook letterlijk met de
zijn en dan moet dhr. Hage maar droog weer bestellen.
De voorzitter zegt, dat het inderdaad beter is, da.
de slangen niet te lang buiten te drogen hangen.
Dhr. Tazelaar vraagt of de Raad nog iets moet
doen, inzake het ontslag van Mej. Gaakcer-Sakko. Dc
voorzitter antwoordt, dat B. 6 W. hiervoor zorgt.
Dhr. Tazelaar vraagt of de voorzitter al iets hoorde
over de riolering van de Voorstraat. De voorzittei
antwoordt dat dhr. Jasperse dit met dhr. Tazelaar zou
bespreken. Dit is ook gebeurd, later heeft hij er niets
meer van gehoord.
Dhr. Tazelaar vraagt ook of het Burg. Armbestuu
nooit meer moet aftreden. Dhr. de Wilde zegt, da'
de voorzitter per 1 Juli 1947 aftredend is, en de heren
.Petappel en Nortier eind 1947. Dhr. Tazelaar zegt, dat
dit 2 jaar geleden had moeten gebeuren. Hij zou gaarne
zien, dat bij de eerstvolgend^ verg. her- of benoeming
zou plaats hebben. Dhr. v. d. Slikke zegt met alle
plezier z'n mandaat beschikbaar te willen stellen, maai
dan stelt hij zich ook niet meer herkiesbaar. Dhr. Taze
laar zegt het hier niet gaat om één der personen ui;
het Bestuur maar om de wettelijke bepalingen, die dco:
een derg. instantie zeker gehandhaafd moeten worden.
Besloten wordt in een volgende vergadering te her
benoemen.
Dhr. v. Beveren merkt nog op, dat hij graag dc
trap gemaakPzou zien, zeker nu de wegen zo glar'
zijn. De voorzitter zegt, dat ook al door de vorst
deze werkzaamheden vertraagd zijn.
Daarna sluiting.
deur in huis: ,.A) gehoord Kees, dat de Thoolse brug
vrij is?" Het was een ongelukkige vraag op dat
ogenblik. Kees is n.l. volbloed Tholenaar en houdt
met hand en tand vast aan z'n brugrecht. Z'n muts
viel dan ook bijna van z'n hoofd, toer ik die vraag
stelde. Ik moest hem geen kans geven iets te zeggen
en ratelde er dan ook vliegensvlug achter: „Het is nog
niet zover, ouwe jongen, maar als het komt is het
in je eigen voordeel. Zeker, even uitrekenen voor je?
Laten we zeggen, dat jou brug 9000.winst maakt
per jaar meer mag toch officieel niet? laten we
het op 2.50 per inwoner houden. Je betaald dus
2.50 minder straat- of andere gemeentebelasting,
omdat ik zo vriendelijk ben telkens een dubbeltje te
betalen, als ik over jou brug ga. Maar zelf zoals je
verklaarde ga je minstens 20 keer per jaar naar de
overkant. Je kunt evenveel keren weer terug en betaalt
dus 4.aan den bruggeman. Met andere woorden
de winst die jou brug maakt, betaal je zelfDe on
kosten betalen wij Krijgen we dus straks een Rijks
brug, dan betaalt Jan,' Kees, Piet en Klaas laten we
zeggen 2.aan het rijk meer dan nu, maar allen
betalen wc evenredig aan de brug".
De muts van Kees zakte nog schever en hij snauwde
me toe. „Ik ben niet tegen een Rijksbrug, maar het
Rijk moet billijke vergoeding voor overgave geven."
En daar heeft onze Kees ongetwijfeld gelijk in. Het gaat
nu niet aan, om zonder meer te onteigenen, of wat dan
ook. Dat zou een heel onfatsoenlijke behandeling zijn
van het Rijk. Zo denk ik er over, zo zeg ik mijn
mening roduit. En tegen Kees zei ik: „Maar jij hebt er
dus voordeel van en kunt op dat vooruitzicht nu wel
iets aan Volksherstel geven. Toen zag ik de muts
van „vrouw Kees" weer schever zakken, zodat ik er
onmiddellijk achter liet volgen: „En je vrouw een
nieuwe zomermantel." Terwijl ik goedendag zei, zag
ik beider gezichten opklaren, de mutsen kwamen recht.
Ik stapte de deur uit en kreeg een sneeuwbal in m'n
nek, maar dat kon de warmte van binnen niet ver
koelen, omdat ik twee ouwe kennissen zonder scheve
mutsen had achtergelaten Aan de overkant van de
straat stopte de postbode een vermogensaanwas-aan-
gifte biljet in de bus.zou dat ook weer tempera
tuurdaling geven in menige woning
Geschiedenis van de O.D. op het
Eiland Tholen door G. H.
„Opschieten nu", beslist de Leeuw. „Ook jij gaat
niet, maar zorgt voor de boel hier, je hebt nooit in
dienst gestaan." Dit zegt hij tegen Martijn Jr. Dan zijn
ze klaar. Allen een geweer, helmen op. de beschikbare
handgranaten verdeeld en tussen koppelriemen of jas
gestoken. Een laatste blik op het Ó.D.bureau, dan
staan de O.D.ers op straat. Het is .vrij donker buiten.
De lucht is geheel bedekt. Ze huiveren even, al is
er weinig wind. Een enkele Tholenaar snelt nog haas
tig over straat, anderen staan in deurgat met vragende
blikken, met de angst of hardheid in hun ogen. Zelfs
buiten is de spanning merkbaar. Toen niet zoals later
let wel later de volksmond zei: „En kinderen
liepen met wapens." Zeker, dat is gebeurd, in de ver
warde situatie heeft men dit niet kunnen voorkomen
en juist die jongens wilden zo graag mee. Maar hu
worden nog geen verwijten gemaakt.
IntegendeelEén uit de groep vrijwilligers praat
nog over het uitdoen van de O.D.band, maar de lust
vergaat hem onmiddellijk, als De Leeuw snauwt: „Dat
nooit, wie mee wil, houdt de band om, we gaan als
soldaten, niet als wegkruipers 1" En ze houden de
band om. Ze lopen naar het veer, de D.C. voorop. Die
zal naar de overkant gaan om hulp bij de Canadezen
te krijgen, directe hulp. Bij het Veer worden nog even
plannen gemaakt. Moeten we het van de overkant
proberen, patrouille naar Glymus om eerst te ver
kennen, of ze daar ook bezig zijn over te komen Een
roeiboot ligt al gereed „Nee," beslist de Leeuw, „we
gaan langs de zeedijk naar Vossemeer." Dan begint de
tocht Achter hen loopt de roeiboot vol: Er zitten
al mensen in, er komen er nog meer bij. Autoriteiten
/an Tholen. Ze gaan allemaal versterking halen,
zeker Dicht bij het veer, staan ook een paar mannen,
die diezelfde dag hun O.D.band om hadden. Nu is ze
niet meer te zien. Ze staan dicht bij het Veer, ver
dacht dichtbij. Gaan ook zij er tussenuit
Dat alles zien de vrijwilligers, het kleine troepje van
7 man, daar Menning en Noorman er op het veer zijn
bijgekomen. Ze zien het, maar gaan toch door... de
Duitsers tegemoet. Ze hebben geen afscheid genomen
•can vrouwen, kinderen of andere familie. Ze volgen
hun commandant, zonder een woord te spreken
zeker met de grootste spanning, maar gaan doen ze
Aan de Bergse kant stappen de D.C. en de andere
autoriteiten uit. Is het wonder, dat het kleine troepje
denkt met een wat bittere ironie: „Die zijn veilig
In 1 holen wordt op veel plaatsen in grote ongerustheid
het verdere van de nacht doorgebracht.
Het is nu ongeveer 11 uur. Op de zedijk, even voor
de werf van Duivendijk splitst de Leeuw de kleine
groep. 4 man zullen over de hoofdweg gaan, onder
leiding van Noorman, 3 man onder De Leeuw langs de
zeedijk. Bij de Karnemelkspot zullen ze onvoorziene
omstandigheden voorbehouden weer bij elkaar
komen, daar zal verder beraadslaagd worden. De
scheiding is maar voor even, zo'n luttel eindje naar de
Karnemelkspot, maar toch kijken de mannen eikhar
aan, brengen elkaar een zwijgende groet, want ze ver
geter, het niet, dat er Moffen op het eiland zitten.
De Leeuw, Hans en de andere Thoolse O.D.er
nemen de zeedijk. Heel voorzichtig gaan ze vooruit,
eik ogenblik gereed om te schieten, elk ogenblik een
aanval verwachtend, elk moment kunnen ze op de
Duitsers stuiten. Ze weten immers niet anders, dan
dat 25 Duitsers op Vossemeer zaten. Aan de kop loopt
De Leeuw een geweer in de hand, handgranaten tussen
z'n jas, daarachter Hans met dezelfde uitrusting plus
Distool, de Tholenaar als De Leeuw.
De helmband is wat strakker getrokken en voetje voor
voetje sluipen ze voort. De zeedijk is glibberig en om
de vijf meter moeten ze om beurten naar boven, gluren
heel voorzichtig over de kruin naar het water en de
overkant. Vooraj dat gaat heel langzaam. Telkens
als er een yan de drie naar boven gaat, wachten de
anderen beneden, in angstige spanning, voortduiend
met het gevoel, dat degene, die nu naar boven gaat,
ontdekt zal worden of zelf de- vijand zal ontdekken.
Vele gedachten verdringen zich. Tegen 25 moffen,
als er nog niet meer zijn en ze zijn zo bij Glymus.
Naarmate ze vorderen, begrijpen ze het geweldige van
deze patrouille en fluisterend raadt De Leeuw de
Thoolse O.D.er aan terug te gaan. Z'n vrouw is
immers in positie en verwacht elk uur de baby En
de man zit in levensgevaar De Leeuw dringt echter
tevergeefs aan. „Ik ga mee," fluistert de O.D.er hard
nekkig terug, „ik voel het als m'n plicht. Wat zal er
van ons overblijven als de Mof de kans krijgt Tholen
opnieuw te bezetten
De Leeuw dringt niet verder aan. Hans gaat vóór
de derde maal naar boven, heel voorzichtig weer, z'n
ene hand aan het gras om zich op te trekken en niet
uit te glijder;, in z'n andere hand het pistool. Hij is nu
ongeveer recht voor het haventje van Glymus en ter
wijl ie juist met z'n hoofd boven de dijk komt, wordt
de nachtelijke stilte verscheurd door het afschieten van
een granaat. Schielijk laat hij zich vallen. Fluitend
snerpt de granaat over de dijk sssst, ssssssst raast
ze over, ontploft ja waar precies? Verbluft zien
de mannen het schijnsel van de ontploffing. Is het op
de Thoolse dijk Vlakbij de mannen Of toch nog in
de polder Ze weten het niet
(Woedt vervolgd)