Slechts een plicht* BRAMMETJE FLAPOOR EN Z'N VRIENDEN 4e:- W. Kurvink en H. M. Uijl, eerstgenoemde met 6 tegen 1 stem benoemd. B. en W. stellen voor de fraude-risico-ver. te ver nieuwen met ingang van 1 Jan. a.s. (premie 43.92), geen bezwaar. Een schrijven van Mej. Quist, schoonmaakster ge meentehuis om jaarweddeverhoging tot 300. (momenteel 240.B. en W. stellen voor dit toe te staan. Geen bezwaar. Daarna volgde een bespreking over verbouwing 2 schoollokalen tot 1 gymnastieklokaal. Kosten worden op 550.geschat. B. en W. worden machtiging ver leend de wijze waarop dit het beste kan geschieden te onderzoeken om daarna onderhands aan te besteden. Besloten wordt dan ook vergoeding te vragen aan Ver. die van het lokaal gebruik maken. Vaststelling rekening Wezen-Armbestuur '45. Ontv. J 6138.78; uitg. 3761.03. Goed slot 2377.74. Dhr. v. Ast stelde hierop enkele vragen. 1. Betreffende punt 3 een post ad 1404.03 achterstallige pacht 1945. De voorzitter antwoordde, dat al veel achterstallige is betaald en op rekening 1946 gebracht. 2. over punt 5 en 6, waarop een oninbare post van 6.voorkomt. De voorzitter geeft hierop de gewenste toelichting. 3. over punt 7 nog te ontvangen huur ad 209.41. De voorzitter zegt dat de raming hierop te hoog was en die post niet meer zal binnenkomen. 4. Vraagt dhr. v. Ast nog iets over een post die in onvoorziene uitgaven blijkt te zijn opgenomen. Daarna wordt de rekening als boven vastgesteld. Begr. Armbestuur 1947 ontv. en uitgaaf 9323.83 met een onvoorziene post ad 2640.71. De voorzitter zegt dat de post onvoorziene wel verminderd zal wor den wegens in '46 ontvangen pachtsommen. Daaren tegen zullen andere posten niet geind kunnen worden. Naar een post „kinderzorg" zal een onderzoek worden ingesteld. Vervolgens komt de gem. begroting 1947 in be handeling. Hierop komen enkele voorstellen van B. en W. Ie. presentiegeld raadsvergaderingen van 1.50 op 2.50 te brengen. Dhr. van Hout zegt hiermede niet te kunnen instemmen, daar men van alle kanten aan dringt op algemene bezuiniging en hoewel de praktijk der hoogste instanties dikwijls het tegendeel bewijst, is spr. van mening dat men hier het voorbeeld moet geven. Dhr. v. Ast sluit zich hierbij aan en merkt op, dat hij indertijd al tegen presentiegeld was, daar men dit werk vrijwillig en zonder vergoeding moet doen. Dhr. G. K. Krijger is ook tegen verhoging. Wethouder Krijger zegt, dat het motief niet direct was meer te krijgen, maar dat alles verhoogd is. Dhr. van Hout meent dat men van onderaf moet beginnen als men het van bovenaf niet doet. Na stemming wordt het voorstel met 4 tegen 3 stemmen verworpen; voor de beide wet houders en dhr. Vroegop. 2e. Voorstel verzekering gem. gelden te verhogen. Dhr. van Hout meent, afgezien van het feit, dat hij tegen alle verzekering is, dat het niet zal helpen de verzekeringsbedragen te verhogen. Dhr. v. Ast is het hiermede eens. De voorzitter noemt dan de posten die verhoogd zullen worden, zo bijv. het gemeentehuis van 14.500 op f 30.000, de inventaris van 3500.op 5000.—; toren en uurwerk op 80.000, enz. Op een vraag van den voorzitter of men hierover stemming wenst, antwoordt dhr. v. Ast bevestigend. Met 3 stemmen tegen wordt het voorstel aangenomen, tegen zijn: v. Ast, van Hout en Vroegop. De subsidie ad 25.voor Luchtbescherming blijft op de begroting. Daarna volgt een voorstel van B. en W.: aanschaf fing vloerbedekking secretarie. Onkosten zijn op 200 geschat. Dhr. v. Ast vraagt of het de bedoeling is de gehele vloer met linoleum te beleggen, waarop de voorz. bevestigend antwoord. Dhr. v. Ast vindt, dat gedeeltelijke bedekking voldoende zou zijn. De voor zitter zegt, dat dit toch geen bijzondere luxe genoemd mag worden. Na stemming wordt het voorstel met 5 tegen 2 stemmen aangenomen (v. Ast en v. Hout). Een post ad. 1000.staat op begroting voor ver Geschiedenis van de O.D. op het Eiland Tholen door G. H. 56. Vijf en twintig Duitsers over En onze mannen gevlucht Men kan het die getrouwde mannen ver wijten, dat ze te vroeg de benen hebben genomen, dat ze niet voor hun taak berekend waren, dat ze zich veel te schielijk hebben teruggetrokken, het helpt niet. Zeker, in zo'n toestand komen er gauw verwijten, later toen de Duitsers kilometers ver teruggetrok ken waren, spraken lasteraars anders nergens meer over, dan juist over die vlucht. Zijn alle verwijten gegrond Stellen we de vraag „Waar zat gij en wat zoudt gij gedaan hebben in zo'n positie Ook bij De Leeuw komen er verwijten op. Hij betreurt het diep, maar denkt daarbij ook, dat deze mannen vrijwillig gingen, getrouwd zijn, kinderen hebben, een gezin en och, het Geallieerde leger vluchtte in '40 ook wel tegen de overmacht. Toch jammer, dat de gevechtsploeg moest worden afgelost. Er is echter niet veel tijd voor verwijten of overwegingen. Een feit is nu eenmaal, dat er weer Duitsers op het eiland zitten, dat er groot gevaar dreigt, dat ook Tholen overrompeld zal worden en dan zal het allerellendigst worden. Nee, het is geen tijd om te zeuren. De kogelgaten in de leren jas van die ene man zijn een tastbaar bewijs van het grote gevaar, waarin ze hebben verkeerd. Maar wat nu te doen? Vele oudere mannen en betering riolering; in de eerste plaats de sloot bij Niemantsverdriet e.o. te dempen. Dhr. G. K. Krijger vraagt of al een plan is gemaakt. De voorzitter arit- woordt ontkennend. Dhr. Krijger zegt, dat goede rio lering noodzakelijk is, en vraagt of belanghebbenden hierin ook betalen. De voorzitter antwoordt dat de helft door belanghebbenden moet worden voldaan. Dhr. v. Ast vraagt, hoe men zich dat voorstelt als belanghebbenden niet meewerken. De voorzitter zegt, dat dit een uitzondering zal zijn en dat men het zeer op prijs zal stellen, wanneer die sloot gedempt wordt; de oude mestvaalt zal hier gedeeltelijk aan kunnen voldoen en overigens is zo'n sloot gauw genoeg dicht. Enkele andere gedeelten zullen door B. en W. worden onderzocht en plan voor bovenstaande opgemaakt. Nadat de voorzitter nog mededeelde, dat een post sollicitanten ad 100.is opgenomen wordt de be groting vastgesteld met als eindcijfer in ontv. en uit gaaf 60.417.19. Bij de Rondvraag zegt de heer G. K. Krijger dat 75 van de mensen hier een klap in het gezicht kreeg, toen bekend was, dat burgemeester toestemming had gegeven voor dansmuziek op 2e Kerstdag en hoopt, dat dit niet meer wordt toegestaan op dergelijke dagen. Dhr. van Houten en v. Ast zeggen er hun mening ook over. Beiden spijt het zeer, daar, zoals dhr. v. Ast opmerkte de voorzitter bij z'n intrede er anders over dacht. Spr. vraagt of voorzitter op ingeslagen weg wenst voor te gaan. Voorzitter antwoordt, dat dit af hangt van een zekere persoon, die hem in het openbaar ontzettend beledigde. Hij zegt ook, dat alles kalm ver lopen is, wat dhr. de Graaf bevestigd. Dhr. v. Ast meent dat dit geen vergoelijking kan zijn en dat hij hiertegen volgens beginsel moet opkomen, ook „al zijn wij geen heilige boontjes." Onze roeping is hierop te wijzen. Dhr. G. K. Krijger zegt, dat de voorzitter voor de persoonlijke kwestie toch al toestemming had gegeven. De voorzitter zegt het de heren niet kwalijk te nemen, dat ze hun opini hieromtrent uitten, maar 75 vanxde bevolking zegt ook dat een dergelijke belediging absurd is. Raadslid Vroegop hoopt evenals de vorige sprekers dat zoiets niet meer gebeurd, „daar er sinds mensenheugenis geen muziek voor de dans werd toe gestaan op deze en soortgelijke Chr. feestdagen." Dhr. Krijger zegt, dat het ook eigenlijk geen besloten bal was, want men liep van de een naar de ander. De voorzitter zegt dat dit niet voor zijn rekening is. De politie wist, welke vergunning gegeven was. Daarna sluit de voorzitter het debat hierover. Dhr. van Hout merkt nog op, dat er nog steeds veel aan de verlichting ontbreekt en vraagt of hierin nog iets kan worden gedaan. De voorzitter zegt nog maals met de P.Z.E.M. in contact te zullen treden, maar meent dat het resultaat niet groot zal zijn. Raads lid Vroegop vraagt de watergang bij de Paasdijk ge deeltelijk te dempen en om te leggen, daar het voor j de bewoners daar een geweldige vuile rommel is. Dhr. v. d. Slikke apht het het beste dit in een Polderbestuus- verg. voor te stellen. Dhr. v. Ast vindt het ook een urgente kwestie en meent dat een adhaesie of voorstel van de Raad hieraan vooraf moet gaan daarna kan het door de Polder worden bekeken. Uiteindelijk wordt besloten dat een der Raadsleden, tevens lid van het Polderbestuur, dit te berde zal brengen. Dhr. van Hout dankt tenslotte Burgemeester en ambtenaren voor de vele werkzaamheden, die dit jaar zijn verricht. Het doet hem genoegen, dat dit jaar nog een batig saldo verkregen is, wat bij talloze gemeenten niet het geval mocht zijn. De toekomst is nog donker, maar spr. hoopt, dat de gemeente het zo kan houden, om het „noodlijdend zijn" te voorkomen. De voorzitter dankt dhr. van Hout en tevens alle raadsleden, in verband met de laatste openbare verg. van dit jaar. Spr. hoopt, dat dezelfde goede samen werking mag blijven en wenst hun allen het beste toe voor 1947. Daarna sluiting met ambtsgebed. (Nadruk verboden) door G. TH. ROTMAN i Toen ze echter aan de rand van het park kwa men en de geweldige drukte en al de mensen in de straten zagen, zei Bram: „We kunnen ons daar nu njet wagen, we zullen wachten, tot het nacht isZe zochten een schuilplaats en vonden spoedig een schuurtje in het park, waar allerlei tuingereedschappen opgeborgen waren. Ze slopen naar binnen, legden zich te slapen en snurkten, dat de hele schuur er van dreunde. Toen het nacht was, werden ze wakker. Ze stonden op, liepen de stad in en kwamen aan een bakkerswinkel. Onder de half neergelaten gordijnen door kon je het lekkere brood zien liggen. Maar hoe er in te^komen „Wacht maai 1" zei Bram, dan zul je wat zien?Dat doe ik op mijn olifantenmanier!" En hij boog zich voor over, met zijn rug naar de winkeldeur, en liep toen, op handen en voeten, met volle kracht achteruit. ook wel jongere zijn al weggegaan, de O.D. band in de zak frommelend, geen wapen meer in de hand, stil weggeslopen. De kern schaart zich rondom de Leeuw en de D.C. Wat nu te doen is de stille, ook angstige vraag, die in hun ogen ligt. En de Leeuw handelt, zoals altijd, doortastend, welbewust. Snel worden een paar ordonnansen weggestuurd om Noorman, om Men- nik, om Jan Mast en om Van Schaik op te kloppen. Hen zal geen verdiende rust worden gegund. Van Schaik komt er al aan. En De Leeuw zegt, juist als hij binnenkomt, hard, vastberaden: „Ik ga naar Vosse- meer vrijwilligers voor!" „Dag lui", klinkt opeens een frisse stem in het O.D. vertrek. Allen kijken op In de deuropening staat Bou Kooijman, een sten (toen nog vrijwel onbekend voor de O.D.ers) in de hand, een nachtkijker aan een koord om z'n hals, een Canadeese broek aan. Hans stormt op hem af, vol vreugde drukt hij z'n dorpsgenoot de hand. Schielik volgen enige vragen en antwoorden. Kort en goed wordt Bou duidelijk gemaakt, hoe de situatie er voor staat. „Nee, de beloofde twintig man heb ik niet meegebracht, antwoordt hij, „ze komen morgen eerst maar ik kon niet wachten, toen ik hoorde, hoe benauwd jullie er voor stonden." Dat doet de O.D. mannen goed. En Hans die de kleinste antipathie van vroeger tegenover Bou voelt weg smelten, is trots, dat hij komt helpen. Bou, in weinige dagen volbloed soldaat geworden. Dat ligt er dik bovenop, als men hem zo in de deuropening ziet staan. Zwijgend drukt Hans hem opnieuw de hand. Dit alles speelt zich in enkele ogenblikken af. Even is het hachelijk moment vergeten, maar men wordt er onmiddellijk aan herinnerd als de Leeuw opnieuw vraagt: „Vrijwilligers voor „Present, pre sent, present, antwoorden achtereenvolgens Hans, Bou, Martijn Jr., Van Schaik, nog een Tholenaar en een O.D.er afkomstig uit Oud-Vossemeer. „Present klinkt ook een schuchtere stem achter de mannen. De vrijwilligers horen het, zien het ook en van binnen welt een onderdrukte snik in hun kelen op. Maar ze kijken bars, nors naar een 16-jarige jongen, die daar het „present" uitroept. Verbeten kijken de haast zwarte ogen De Leeuw aan, vastberaden met iets smekends erin. Ja, het hokt werkelijk even bij die mannen, zo heel diep daar van binnen, ze moeten werkelijk even slikken, ze zijn inwendig nog wat beschaamd over hun eigen angst, ondanks hun „present" geroep, als ze die knaap zien staan. O, dat gevoel van eensgezindheid in die tijd, van waarachtige zelfopoffering. De Leeuw voelt het zelfde als de anderen, maar afwerend schudt ie z'n hoofd. „Nee, beste jongen, dat kan niet. Die verantwoordelijkheid kan ik niet nemen. Er is het grootste gevaar aan verbonden. Tegen 25 Duitsers Wie weet, komt er een van ons terug". Grote hartelijkheid klinkt in z'n stem, zacht wringt hij het wapen uit de handen van dien knaap. En die Tranen springen 'hem in de ogen; hartstochte lijk schreeuwt hij het uit: „Waarom ik niet, waarom jullie wel, bah, te jong, te jong voor dit rotmoffen, om die schoeljes te lijf te gaan. Geheel overstuur snikt hij: Laat me toch meegaan Dat is eigenlijk te veel voor die andere mannen. Ze beginnen opeens druk te spre ken, ja barsten in een zenuwachtig lachen uit, ze duwen hem de deur uit en zeggen: „Ga jij, nu maar gauw naar je moeder, naar bed." Ja, ze weten het, dat ze met dit gezegde hem nog meer kwetsen, maar ze moeten iets doen, iets zeggen, om die ontroering van binnen meester te worden, om dat te overstemmen. (Wordt vervolgd)

Krantenbank Zeeland

Eendrachtbode /Mededeelingenblad voor het eiland Tholen | 1947 | | pagina 4