Wcekblad voor het Eiland Tholen en St. Filipsland jan oveReenkam's nieuwjaaRswens r 3e JAARGANG No. 8 31 DECEMBER 1946 Uitgevers Firma C. D.ELEMAN en G. HEIjBOER. Abonnementen 0.90 per Advertentiën f aI0 per milHmeter Minimum 2.00 Redactie A 494 St. Annaland, Telefoon 47. kwartaal franco p.p. 1.15 r Administratie Oudelandsestraat 9, Tholen, Telefoon 57. Prijs per nummer 8 cent Spierinkjes tot en met 20 woorden 1.00, elk woord meer f 0.05 Advertenties worden tot uiterlijk Donderdagmiddag 1 uur aangenomen ..Zie, Gij hebt mijne dagen als enige handbreedten gesteld, en mijn levensduur is als niet voor U. Ja, ieder mens staat daar, enkel een ademtochtPs. 39 6 OudejaarsavondEén woord, maar met veel, zeer veel inhoud. Ook nu Oudejaar. Wij horen weer van de vergankelijkheid der tijden en van de Eeuwigheid van den altijd Blij venden. Wij zien terugDe gedachten in ons vermenigvuldigen zich en dreigen ons 'mee te sleuren, en wij dreigen verzwolgen te worden in de vloed der vele herinneringen. Wij denken terug aan de moeilijke dagen van miskenning, moeite en verdriet. En op de laatste dag van het jaar moeten wij bekennen, dat wij meer scherven hebben achtergelaten, dan dat wij tropheëen hebben meegevoerd. Wij zien vooruit: Wacht ons nog erger leed, nieuwe zorg, nieuwe druk? Wij vragen, maar het antwoord blijft uit. De hemel lijkt als van koper. Eén ding echter weet ikDe Heere spreekt bij het wisselen der tijden tot mij. Hij doet dat bij het kruis van Zijn "Zoon. Hij houdt mij voor, dat hij mij - omdat Hij mij Zijn eigen Zoon schonk - ook met hem alle dingen schenken zal Wij staan een ogenblik stil: Maar morgen gaat de reis weer voort. Vandaag staan wij aan een tussenstation. Straks gaan wij weer verder. Reeds komt het eindstation in 't zicht. Zal de weg teruggaan? Zal zij vooruit gaan? Psalm 39 geeft daar het ant woord op, dat nl. alles in Gods hand berust. ,,Zie, Gij hebt mijn dagen als enige handbreedten gesteld." Ook de dichter staat een ogenblik stil en ziet achterwaarts: voorspoed voor de goddelozen, tegenslag voor Gods volk. Zijn hele leven - hoe lang het ook al duurt - is slechts met een paar handbreedten te vergelijken. De goddeloze geniet geluk, David lijdt. Waarom Dit probleem houdt hem dag en nacht bezig. Maar: hij zwijgt. Tot hij het niet meer verkroppen kan en het uitschreeuwt: Heere! maak mij be kend mijn einde. En dan komt het antwoord: Wij brengen onze jaren door als een gedachte! Een paar handbreedten maar. Wordt vervolgd op pagina 7) Jan: „Kijk Kees de klok het zal nog even duren En weer vervlogen tal van dagen, uren." Kees: „Ja vriend, nog vijf voor twaalf, het is dus zo gebeurd Het jaar is weer voorbij, de Kalender wordt verscheurd." Jan: „Het vliegt, 't'is waar en blikken weven t'rug, Op veel wat is gebeurd, heel kort en ook heel vlug Dan is het vaak nog zwart, maar dikwijls toch ook licht, Wat heel de wereld zag, soms kwam een Ster in 't zicht. Wat dachten we vhn d'UNO, toen die er eenmaal was Kees: „Dat wordt een „wassen neus", die brengt de oorlog pas!" Jan „Juist vriend en toch je las het laatst nog voor „Begin voor „vreê" gevonden, we zijn op 't goede spoor 1" Het gaat alles heel langzaam, de onrust is niet weg, Buiten een jaar geleden, 'k ben toch geruster zeg J" Kees: „Dit jaar bracht ook het einde aan hen, die wreed en slecht De wereld zwaar verwonden, men gaf 't zijn loop, het recht.' Jan „Het kon niet anders Kees, die beker was te vol „Schuldig", was de uitspraak, betaald werd reeds de tol, Zwijgen we erover, vergeten doen we 't niet, Blijve heel 'de wereld wakker, gezien wat is geschied." Kees „Het gebeurde ook heel dikwijls, in het afgelopen jaar, Dat vele,- vele mensen, in staking gingen maar." Jan „Ja, ik brulde soms van woede, als ik 't klein tabaksrantsoen Daardoor niet eens kon krijgen, daar 't men zonder fatsoen, Eenvoudigweg vertikte, jn d'allergrootste nood Eén vinger uit te steken, al gingen velen dood." Kees „Maar d'allerzwartste bladzij, voor 't eigen Vaderland, Was, dat ons Verre Oosten, verkocht werd uit de hand." Jan „Nee Kees, dat is te erg, zoals jij het daar nu zegt, De mensen die bevisten, hebben 't anders uitgelegd. Voor ons is 't ook wel erg, maar erger zijn de klachten Van onze jongens ginds, die iets anders wel verwachten, i Denken we daarom meer dan ooit, aan 'onze mannen, die toch nooit Daarvoor naar ginds vertrokken, en nu, met reden, mokken. Maar laten we, vooral dit uur, niet alles op gaan dreggen Als goede democraat, heb je je bij de meerderheid, toch ook maar neer te leggen. Blikken we lieVer even nog, de klok die staat niet stil, Op wat we zijn vooruitgegaan, men was van goede wil, Op Walcheren werd de dijk gedicht, het laatste gat hersteld," Kees„Dat was in Januari al en moet toch vast vermeld. Jan „De Tweede Kamer werd gekozen, de Raad werd ook benoemd, Kees: „En ieder kreeg een schoenenbon, de K.L.M., die zoemt Jan „En Churchill kwam in Nederland, de Moerdijk die werd gemaakt, „In Juli verdween de Rodesia, voor „Lister" werd gestaakt. Kees„Café's, die kregen suiker weer, melk, koffie en thee, Jan: „En ieder dronk z'n glaasje bier en borrels een of twee De tiende maand bracht 't grote nieuws, dat met een maand of vier" Kees „Op Soestdijk dooievaar weer komt, een eigenaardig dier." Jan: „En Engeland werd ingemaakt, door Wilkes, goal, bats, bom Kees: „Het werd acht twee, dat is gewis, maar 't was net andersom Jan „De boer, die zaaide, plantte, maaide, het regende soms hard Maar toen de oogst er eenmaal was, bekeek men het wéér zwart." Kees: „En er kwam een gulle overvloed, ondanks de zoute grond De bieten wogen meer dan ooit, mopper dus niet terstond." Jan „Kijk Kees de klok een laatste wenk, het jaar wordt afgesloten Stil nu bib, bam, de eerste slag, ik hoor revolverschoten, de twaalfde: DEN LEZER HEIL, ik wens je toe m'n vriend, Veel voorspoed op je levensweg, al heb je 't niet verdiend." Kees „Dat wens ik j' ook en nu gelijk, nu samen aan het wensen, Opdat wij weer de eerste zijn, van d'Eendrachtbode-mensen." Samen „Dat Neerlands volk in 't nieuwe jaar Voorspoedig zij, geen staakgevaar Dat Vorstenhuis ons mag regeren Zich telkens weer tot Hem mag keren. Dat onze jongens, ver van huis Dit jaar verwelkomd worden thuis. Dat de Ministers meer nog geven Maar minder naar beloften streven Dat Lister, Dobras en zo voort Verdwijnen mogen over boord. Dat een Prins in Februari kome Zodat ons volk een koning krone Al is ons „Mientje" nog zo goed Een vrouw is maar van melk en bloed Dat op ons eiland vele wegen Verbeterd worden, iemand tegen Dat Tholens brug, liefst frank en vrij, Maar desnoods met wat tol er bij Het water weer mag overspannen, De Fliplanders weer kunnen trammen. Dat boer, de visser, d'ambachtsman Maakt, wat men er van maken kan. Dat mosselen, uien, graan en vlas Verstevigen des burgers kas. Dat onze beste vroede vaderen, Besturen als gesmeerde raderen. Dat veel goed nieuws uit stad en land U mag bereiken uit deez' krant. Gaan we vol moed dan weer beginnen Door „eendracht" is veel meer te winnen Dan onderling gekijf, voorwaar WIJ WENSEN U 'N ZALIG NIEUWJAAR!

Krantenbank Zeeland

Eendrachtbode /Mededeelingenblad voor het eiland Tholen | 1946 | | pagina 1