TWEEDE BLAD
Tanende Machten.
VJ
NAAR DE OOST
door „NEKKIE"
3
THOLEN
3e JAARGANG
20 DECEMBER 1946
Wij zijn maar al te zeer geneigd de oorlog
overal de schuld van te geven. Zeker, de
grote worsteling der beschaafde wereld, om te
ontkomen aan de geweldige greeD van het
nazi-beest, heeft in Europa wel de oude vrij
heid teruggebracht, doch zij heeft tevens de
sporen van morele en van materiele achter
uitgang nagelaten. Aan macht en prestige
heeft Europa ingeboet het tijdperk van een
Europeese wereldheerschappij van de 16de
tot de 19de eeuw, na de laatste oorlogen van
1914 en 1939 definitief afgesloten. Die oor
logen hebben het proces van uitschakeling der
Europeese macht slechts verhaast. Tientallen
jaren voor dien in de tijd van 1776 tot
1825had het grootste gedeelte der Nieuwe
Wereld de Britse, Spaanse en Portugeese heer„
schappij reeds afgeworpen. Aan de andere
kant echter wérd in de tijd van 1830 tot 1914
haast geheel Afrika onder de Europeese kolo
niale machten verdeeld en iets dergelijks geldt
voor het geweldige Aziatische werelddeel.
Waar er in Azië nog enkele landen, zoals:
Turkije, Perzië, Afghanistan. Siam en vooral
China nog konden voortbestaan, bleef hun
toch niet meer dan een schijn-zelfstandigheid.
In werkelijkheid stonden zij onder de collec
tieve voogdijschap van de „Groten" uit het
Avondland.
Wij kennen onze eigen moeilijkheden met
Indonesië te goed om daar verder over uit te
weiden. Reeds thans staat onomstotelijk vast,
dat de oude koloniale machtsverhouding er
nimmer zal terugkeren.
Doch niet alleen ons kleine land heeft
„last", ook Engeland ziet zich sinds 1919
in Indië, Egypte en Palestina voor grote
moeilijkheden geplaatst en wij kunnen consta
teren, dat de positie der Britten in genoemde
landen ten zeerste is geschokt en zij naar
andere methoden zoeken om hun invloed in
die gebieden te handhaven.
Wat Frankrijk betreft, kunnen we zonder
meer zeggen, dat het Syrië en de Libanon
reeds heeft verloren en dat het zich in Indo-
China en zelfs in zijn Afrikaanse provincie
Algerië tegen een krachtig streven naar on
afhankelijkheid moet schrap zetten.
Het verval van de koloniale imperia, zoals
die op het ogenblik gaande is, zal van lang
durige aard blijken te zijn.
Het tijdperk van de Europeese koloniale
heerschappij heeft vele positievoordeelen voor
de koloniën opgeleverd voordelen, die de
zelfstandig geworden koloniën nooit weer
zouden willen prijs geven. De Indische bevol
kingsgroepen zijn juist door de Britse opper
heerschappij tot een natie verenigd. Bovendien
streven de verstandige leiders der koloniale
volken niet dadelijk naar een volledige souve-
reiniteit.. Dit zou immers ook het verlies van
de militaire bescherming van het moederland
betekenen. Zo is ook een practische onafhan
kelijkheid van ons Indië over 2 jaar geen ver
standige zet, omdat dit vrijwel onmogelijk is,
dat Indonesië zich in die tijd een zelfstandig
heid waardig kan maken. Om echter op het
geheel terug te komen: Het koloniale vraag
stuk heeft vele kanten, waarvan de financiële
kant voor vele Europeanen helaas het belan-
rijkste is. De oude koloniale politiek heeft
afgedaan. Zij zal op een nieuwe leest ge
schoeid moeten worden gedragen door de
idee ener Unie, zonder echter van de 'dee der
opperheerschappij geheel af te zien.
Rusland heeft deze verhouding reeds in
practijk gebracht, door de republieken der
UDSSR in theorie zelfs een minister van
Buitenlandse Zaken en Oorlog te laten be
noemen. In practijk worden alle republieken
echter vanuit Moskou bestuurd.
Is het nu echter juist, voor dit streven naar
onafhankelijkheid der koloniale volken zonder
meer de laatste wereldoorlogen verantwoor
delijk te stellen In ieder geval kwam de
verscheuring van Europa, zoals zij zich van
1914 tot 1945 voltrok, de wil naar onafhanke
lijkheid van de koloniën ten goede, doch de
oorzaak van dit streven was zij niet. In werke
lijkheid wordt er slechts een proces door ver
haast, dat zich reeds langzaam maar zeker
ontwikkelde. En het is gemakkelijk te zeggen,
dat de emancipatie der koloniën niet zo'n groot
verlies betekend, maar als het zover komt,
valt het toch niet mee
f
VREDE!
In onze dagen zij het Vrede
Volmaakte vrede en stille rust
Het laatste twistvuur zij geblust
Het oorlogszwaard blijve in de scheede;
Ontzweef ons niet, begeef ons niet
O God, Gij die de vreê gebiedt
Het veld zij vol van zachte vlokken
Van witte sneeuw en krakend ijs
Maar blijde liedren in elk huis,
Het- heiligdom van dankbre psalmen
De burger, die het minst bezit,
Steke ook zijn stukje vlees aan 't spit
Tof Weerziens
Als een zilveren snoer ligt het Noordzee
kanaal tussen Neerlands groene polderlanden,
spiegelend in het licht der ondergaande
zomerzon. De natuur, als in dromen verzon
ken, ademt alom vrede, vrede door niets ver
stoord in haar mijmering van rust, dan door
het eentonig gestamp van de machines der
sleepboot, die de „Wilhelmina" zeewaarts
brengt.
De grote sluizen van IJmuiden komen in
het zicht. De groene lampen, als veiligheids
signalen aan weerszijden van de enorme
sluisdeuren aangebracht, seinen de officieren
op de brug, dat de toegang is vrijgemaakt,
zodat de „Wilhelmina" zonder vaart te min
deren doorgesleept kan worden.
Auto's en fietsers, die de hele tocht van
Amsterdam naar IJmuiden over land hebben
meegemaakt, door langs het kanaal mee te
rijden, staan nu op de sluis saamgepakt, om
straks, als de boot is gemeerd nog een laatste
woord met hun geliefden te wisselen.
Een schril gefluit op de vingers klinkt van
de wal, onmiddellijk gevolgd door eenzelfde
signaal van één der equipage-leden, die het
afgesproken sein heeft herkend, als van zijn
zoon, die vader nog even een goede reis komt
wensen.
De sleepboot vermindert vaart. Het af
blazen der stoom is het bewijs, dat ze huis
waarts gaat keren. De grote tros wordt los-
gesmeten, de sleepboot zwenkt stuurboord uit
en met steeds minder wordende vaart, drijft
de „Wilhelmina" één van Europa's meester
werken binnen.
De voor- en achtertros wordt uitgeworpen,
het sluispersoneel aan de wal gooit ze met
vereende kracht om de bolders en 5 minuten
later is de verbinding met de wal tor stand
gekomen in de vorm van een smalle brug.
De sluisdeur achter het schip wordt nu
dicht gedraaid, de andere, zich aan de zeekant
bevindende op een kier gezet, zodat het op
hoge niveau staande water geleidelijk kan bin
nen stromen.
„Oom breng ie een aopie mee klinkt een
kinderstem van de wal. De aangesprokene
knikt lachend: „Als ik er één kan vangen
zonder vlooien, stuur ik het direct over, daar
kun je van op aan
Een oud moedertje geeft een der equipage
leden, die zijn eerste reis gaat maken de
laatste verstandige raad, voorafgegaan door
duizend anderen. „Begeef je niet teveel onder
dat bruine volk in Indië, want het zijn men
seneters". Een zacht, onderdrukt gelach ont
staat onder de meer bevaren zeelui.
Dan verlaten een viertal heren van de
maatschappij het schip, de stoomfluit gaat, de
laatste verbinding met Nederland wordt ver
broken, de sluisdeuren staan nu wijd open.
Op het voorschip staan een zending nieuwe
Indische militairen, wier opleiding in Nij
megen is voltooid. Luid galmen ze het bekende
volksliedje: „Adieu, wij moeten," enz., afge
wisseld door Vaderlandse liederen.
Van de wal schreeuwen de toeschouwers
het vertrekkende schip een laatst vaarwel toe.
De zon neigt ter kimme, als er beweging in
het machtige gevaarte komt. Zacht glijdt de
„Wilhelmina" op eigen kracht de sluis uit
enzeewaarts, het Vaderland achter zich
latend in het gouden licht der ondergaande
zon, die schuin haar stralen over de duinenrij
werpt, een gouden gloed, die de steeds kleiner
wordende mensenmassa op de sluis verzwelgd
in een glans van purperrood. Vanuit de verte
klinkt nog de kinderstem om vooral aan de
beloofde aap te denken, maar het is zo zacht,
zo simpel teer hoorbaar, dat het voor de
meeste opvarende verloren gaat.
Een zachte deining neemt het machtige
schip op, wiegt het langs de Vaderlandse
kust, waaruit hier en daar een kerktorentje
slank en spits uitsteekt en zich aftekend tegen
de avondhemel.
Nekkie speurt door zijn ijker naar het weg
smeltende Vaderland. „Tot over 10 weekjes'
mompelt hij, terwijl hij zich omkeert en naar
zijn hut gaat om z'n koffers uit te pakken.
Hoe weinig kon hij vermoeden, dat de reis
naar Indië dit keer geen 10 weken zou duren.
Er zou heel wat gebeuren op deze 18e reis
naar de Oost, en de tijd zou hem leren, dat
het leven soms vol tegenslagen kan zijn.
Spoedig zou hij voelen, dat een lange schei
ding van het Vaderland zeer zwaar kan
wegen, dat het schrijnend is in het onzekere
te verkeren omtrent het meest dierbare. De
„Wilhelmina" snijdt met volle' kracht de
golven van het Kanaal.
(Einde van de proloog, welke voorafgaat
aan „Onze Oorlogsreis".
DIPLOMA-UITREIKING
LANDBOUWHUISHOUDSCHOOL
Woensdag jl. werd de eindles gehouden van de
1-jarige cursus der Landbouwhuishoudschool, alhier.
Mej. Boogerd riep alle aanwezigen een hartelijk
fvelkom toe. Daarna werden de diploma's uitgereikt
door Mevr. Klompe aan de volgende dames
A: 8 maandelijkse Kookcursus: Joh. en C. Boogert;
J. en C. Moeliker; M. Lindhöut; K. v. d. Jagt-Lindhout;
T. Riedijk: J. v. Driel; M. Janssen; C. jansen; J. van
As; C. en A. Burgers; L. Goedegebuure; C. Vink;
L. Moerdijk; M. v. d. Berge; M. Quist en L. de Heer,
allen te Tholen.
B: 1-jarige Landb.h.h.cursus: M. v. As en D. Geuze
te ,Scherpenisse; L. Stoel te Stavenisse; M. den Engels
man, J. v. d. Male, C. Weyler te St. Annaland; C.
Schot-Joppe en L. v. d. Berge te Tholen.
C: 1-jarige naaicursus: F. Bocjert te Tholen.
D: 2-jarige landb.h.hcursus: G. v. Dalsen en C,
Koeman te Stavenisse.
Vervolgens sprak Mej. Sikkens namens de Z.L.M.,
waarna de gediplomeerden de leraressen geschenken
aangeboden. In de pauze werd getracteerd en zelfge
maakte lekkernijen verloot.
Dit laatste door den secretaris der Kring Tholen van
de Z.L.M., die de aanwezigen eveneens toesprak en de
geslaagden gelukwenste.
Daarna werd een bont programa gegeven van zang
en declamatie door de scheidende leerlingen. Het was
voor alle aanwezigen een bijzonder geslaagde avond.
DE VODDENRAPER VAN PARIJS
Bovengenoemd toneelstuk werd Donderdagavond
12 Dec. jl. door de toneelgroep Anton Gerlach in de
zaal van Mej. Hoek met groot succes opgevoerd. Lang
niet alle bezoekers konden een plaats bemachtigen.