TWEEDE BLAD
Onze Industrie.
Nederlandse troepen
gaan naar Indonesië.
THOLEN
2e JAARGANG
8 NOVEMBER 1946
EENDRACHT-BODE
Het is een levensbelang voor ons volk de productie
op te voeren in de eerste plaats voor de export.
De resultaten van dit jaar zijn tot dusver niet zo, dat
we tevreden kunnen zijn, maar we gaan vooruit
Hoewel het een vereiste is, de hoeveelheid der te
exporteren goederen op te voeren, moet men daar
mede voorzichtig zijn, indien niet gelijk alle aandacht
wordt besteed aan de kwaliteit.
Het is bekend genoeg, dat er in het verleden in
deze zeer is gezondigd, waardoor de Nederlandse naam
heeft geleden. Dat moet thans zeker worden vermeden,
daar de concurrentie in menig opzicht zeer ernstig is.
Het is de grote verdienste van de vereniging ..Neder
lands Fabrikaat'' geweest, dat" zij het kwaliteitsbewust
zijn in ons land heeft versterkt. Onlangs heeft zij in
beginsel besloten tot instelling van een kwaliteitsmerk
over te gaan. Dit is zo maar niet dadelijk in orde.
In afwachting daarvan gaat zij voort met het ver
lenen van het in 1915 ingestelde nationaliteitsmerk,
dat zoals bekend, wordt toegekend, wanneer de
nationale herkomst der producten, waarvoor het wordt
gevraagd, in voldoende mate vaststaat. Tot zover was
daarbij de kwaliteit der onderzochte producten nimmer
maatstaf. Nu thans voor een aantal exportproducten
wellicht de kwaliteit voorop staat, mag aan dit
initiatief van „Nederlands Fabrikaat"' wel worden ge
dacht. Meer dan ooit komt het er op aan, goede waar
aan het buitenland te leveren, ook al kunnen we het
zelf nog goed aan.
Dit betekent betere vakopleiding, betere scholing
van de technische voormannen in de bedrijven en toe
passing van het beste organisatievermogen. Aan de
inkoop van grondstoffen moet de grootste zorg worden
besteed.
Dit alles is natuurlijk ook van belang voor "de afzet
in het eigen land zelf. Nu de deviezenkwestie zo zwaar
weegt, moeten wij alles doen om de eigen bedrijvigheid
te bevorderen. We zijn al aardig bezig om nieuwe
industrieën te vestigen voor de vervaardiging van
allerlei producten, die vroeger uit het buitenland wer
den betrokken. De steeds toenemende groei der be
volking eist dat eveneens. Ook al merken we daar op
ons eiland niet veel van, er moet nog meer industri
alisatie komen, welke beter moet worden gedragen en
opgebouwd dan ooit te voren. Zij moet zich een naam
vestigen, die in de wereld een goede klank heeft, zodat
de Nederlandse producten worden verlangd. Vaak zal
weerstand moeten worden geboden aan de aandrang
van importeurs uit het buitenland om snel en minder
degelijk aan de vraag te voldoen. Met export van
ondeugdelijke artikelen krijgt Nederland wel deviezen,
doch tevens een slechte naam. Jaarbeurzen, econo
mische vakbladen, ook dag- en weekbladen moeten
voortdurend het kwaliteitsbewustzijn bij de producenten
versterken en dus de nieuwe actie van de vereniging
„Nederlands Fabrikaat". Dat moet al vroeg beginnen,
op scholen. Middenstandscursussen, enz. In alle open
bare gebouwen kan reclame worden gemaakt voor de
leuze: Naar betere, naar beste kwaliteitOnze
industrie beschikt over een rijk geoutilleerd apparaat,
al heeft zij ook zeer geleden in de oorlog. Zij beschikt
over tal vari bekwame leiders en technici, mannen met
durf en vooruitziend vermogen. Dc mogelijkheden voor
nieuwe bedrijvigheid moeten alle worden aangepakt.
Steeds meer arbeid moet er zijn voor de vervaardiging
van steeds meer en betere producten, die in het buiten
land aftrek vinden. Van baten uit Indië zullen we
voorlopig toch wel niet kunnen spreken. Des te méér
moet de industrie op de voorgrond komen. De harde
realiteit, welke de afloop van de oorlog ons heeft
geleerd, moet moedig worden erkend en onder de ogen
gezien. Om begrijpelijke redenen willen de onder
nemers niet te snel van wal steken: er' zijn nog te
veel onzekere factoren, maar wat kan, moet aan
gepakt. Nederland kan immers veel van Duitsland over
nemen. Dit land produceert veel van hetgeen Nederland
voor zijn eigen industrie nodig heeft. Nederland kan
veel méér maken en dat is zijn belang. Wij moeten
niet versagen, hoe zwaar de oorlog ons ook heeft ge
troffen. Wij moeten geen werkloosheid meer willen
daarom alle hens aan dek
„Daar er vele van onze lezers zijn, wier
zoons reeds in Indië vertoeven, vele andere,
die hun zoons straks voor de dienstplicht moe
ten afstaan, waardoor ook zij grote kans heb
ben „de grote tocht" eens mee te maken èn
voor die jongens zelf, verzochten we aan
sergeant A. H. P. voor hij naar Indië vertrok
ons zo mogelijk eens een artikeltje te doen
toekomen over het verloop van de ongetwij
feld interessante reis. Sergeant A.H.P. is dit
niet vergeten, zodat we hier zijn beschrijving
kunnen laten volgen red."
Dinsdagmiddag 8 October aan de Java-kade in
Amsterdam. Op de kade staan honderden mensen te
turen naar een schip dat gereed ligt om te vertrekken.
Op de dekken van de „Bloemfontein" honderden
soldaten die met hun ogen de kade afzoeken om hun
familie te ontdekken. Vijf uur. Drie maal weerklinkt
de stoomfluit, er komt beweging in het schip en lang
zaam komt het. terwijl een militair muziekcorps op de
kade het Wilhelmus speelt, los van de kade. Honder
den halzen rekken zich uit om een laatste blik op te
vangen van familieleden of bekenden, honderden
armen zwaaien de vertrekkenden een laatst vaarwel
toe. Dan vaart de machtige oceaanstomer met zijn
bijna twee duizend man troepen aan boord, het Noord
zeekanaal in, uitgeleide gedaan door tientallen kleinere
vaartuigjes, waaronder we al spoedig een bootje
ontdekken, waarop zich Prins Bernhard bevindt. Ook
dit bootje vaart een eind met ons schip mee en de
Prins staat rechtop naar ons te zwaaien. Herhaaldelijk
horen we Hem roepen „Goeie reis
Natuurlijk is de soldatenmoeder, Mevrouw Hiddink,
die reeds zo veel voor onze jongens gedaan heeft, ook
aan boord. Zij vaart mee naar IJmuiden en wanneer
zij van boord gaat, terwijl de „Bloemfontein" in de
sluis ligt neemt zij honderden in de haast geschreven
krabbeltjes van de jongens, een laatste groet naar
huis, met zich mee.
Tien uur. We zijn al in volle zee, maar liggen weer
stil, want de man van de scheepsinspectie, die de toe
stand aan boord heeft gecontroleerd, is nog aan boord
en moet naar IJmuiden terug. De sloepenrol, anders
een kwestie van een ogenblik is, zoals algemeen be
weerd wordt „in de soep gelopen" en moet nog eens
worden overgedaan. Het is laat, wanneer eindelijk
allen in de kooien liggen, de eerste nacht aan boord
van het schip dat hen binnen een maand naar Indië
zal brengen. Woensdagmorgen zitten we al in het
Kanaal en blijven met het oog op het mijnengevaar
dicht onder de Engelse kust. Tegen de avond zijn
we juist het eiland Wight gepasseerd. Donderdag is
het nu en we varen in de Golf van Biskaye. De jongens
zijn een beetje thuis geraakt op het schip, weten de
weg te vinden in de doolhof van gangen. Zij vermaken
zich met lezen, dammen, schaken, kaarten en
voeren zo nu en dan de vissen. Inderdaad, want hoe
wel het mooi weer is, is de golfslag in de Golf van
Biskaye, het beruchte „Zeemansgraf" van die aard,
dat onze landrotten-magen er niet op ingesteld zijn en
hevig protesteren. Zo nu en dan passeren we een
schip, meestal echter op zo n afstand dat de naam
of nationaliteit niet te zien is en we gaan nu al beseffen
dat het leven aan boord van een schip op den duur
erg eentonig moet worden. Voorlopig hebben we daar
echter nog geen last van, want op alle mogelijke
manieren worden de jongens bezig gehouden. De
scheepsbibliotheek wordt bestormd en al spoedig blijkt,
dat het aantal van 400 boeken, dat aanwezig is, veel
en veel te klein is om aan alle aanvragen te voldoen.
Er wordt begonnen met Maleise les en spoedig kunnen
we in het Maleis tellen en kennen enkele eenvoudige
woordjes, zodat we ons, als we eenmaal op Java zijn,
tenminste met enkele dingen kunnen behelpen.
Vrijdag is het nu en we varen langs de Spaanse
kust, die aan stuurboord, o nee, bakboord is immers
links te zien is. Enkele meeuwen komen aangevlogen
en houden ons een eind weegs gezelschap, zwaaien dan
weer af in de richting van de kust. De avonden,
uiteraard het eentonigst, omdat er dan niets te zien is,
worden gezellig gemaakt door een bandje, dat al gauw
uit de jongens gevormd is. Een paar humoristen zorgen
voor de rest en mocht de animo bij die jongens ont
breken, dan is er nog altijd de filmoperateur, die zich
in het zweet werkt om zijn apparaat in orde te krijgen
en een film te vertonen. De zeezieken komen weer aan
dek en, al zien ze nog wat witjes, het ergste leed is
geleden en ze kijken het leven weer wat vrolijker aan
dan gisteren.
Zaterdagmorgen. We zijn nog maar net wakker en
staan aan dek te genieten van het schitterende weer,
als Kaap St. Vincent, aan de Zuidwestpunt van Spanje,
in zicht komt. We varen er vlak langs en zien duidelijk
het klooster en de vuurtoren, die op de uiterste punt
gebouwd zijn. Verder varen we weer en het wordt
steeds warmer. We kunnen ons nu al niet meer in
denken, dat jullie, in Holland met jassen aan, loopt en
soms rilt van de kou, dat jullie 's avonds bij de kachel
gaat zitten. In de loop van de middag komt een
belangrijk ogenblik: het eerste stukje land, wat geen
aanspraak, op de naam „Europa" kan maken, komt in
zicht, de eerste vooruitstekende punt van Afrika, met
de stad Tanger. We varen er op grote afstand langs
en kunnen de stad niet zien liggen. De Golf van Cadiz
varen we door en om zes uur 's avonds komt Gibraltar
in zicht, dat machtige Engelse steunpunt, de „Sleutel
van het Britse Imperium". Een krachtig gezicht
vormt deze recht, uit het water oprijzende rots met
zijn machtige versterkingen en het is duidelijk te zien,
dat dit punt vanuit de zeezijde werkelijk onneembaar
is. Een typisch gezicht vormt ook de grote helling
van beton, die aan de Oostzijde van de Rots is aan
gebracht en die dient om het schaarse regenwater (het
regent hier maar enkele dagen per jaar) op te vangen
en te verzamelen. Uit de rotsen steken enkele geschuts-
lopen naar buiten en vormen een levend bewijs van
Engelands kracht op deze plaats. Dan is ook dit weer
voorbij en stomen we pal Oostwaarts, de Middellandse
j Zee in. Een aardige herinnering vormt ook het feit, dat
juist, terwijl We Gibraltar passeren, een „tegenligger"
ons voorbijstoomt en dat dit ook een Hollands
schip is. Er wordt geseind en wederzijds wordt elkaar
„Goed reis" toegewenst.
Tussen de bedrijven door hebben we de eerste dol
fijnen gezien die vlak bij het schip naar de oppervlakte
kwamen, even een vin boven water uitstaken, wat lucht
hapten en weer in de diepte verdwenen, terwijl slechts
een schuimplek bewees, dat zojuist een vis zich ver
wonderd had over het feit, dat zo'n grote broer van
hem zich in zijn viswater vertoonde.
Zondag 13 October. Kerkdiensten worden gehouden
en verder wordt de dag doorgebracht met het nemen
van zonnebaden en het lezen van boeken. Zo nu en
dan is een stukje Afrikaanse kust te zien en dat wordt
dan met behulp van kijkers nauwkeurig afgezocht naar
enig teken van leven. Zo nu en dan is een stadje te-
zien aan de kust, maar de afstand is te groot om
enige beweging te kunnen waarnemen. Zo var en we
door, terwijl het steeds warmer wordt, de afstand tus
sen ons en onze dierbaren steeds groter. Toch is de
stemming onder de jongens uitstekend. Wij allen weten,
dat het noodzakelijk is, dat zij deze reis maken, dat
er soldaten naar Indië gezonden moeten worden en dat
zij, als dienstplichtigen, een verplichting hebben af te
lossen tegenover onze oorlogsvrijwilligers, die ook
liever bij moeders pappot zaten. Zij allen weten dat
zij allen zijn bovendien jong en hun bekoort ook het
avontuurlijke, het grootse van deze reis en zij beseffen
ten volle het mooie van de taak, die hen in Indië
wacht. Wij weten het allen, zij waren liever in Hol
land gebleven, maar nu het noodzakelijk is, zijn er ook
heel weinigen, die zich niet van hun plicht bewust zijn,
van hun plicht tegenover onze Regering, tegenover de
Indonesiërs, tegenover ons gehele volk.
Het is Maandag nu. Nog warmer is het geworden
en wij allen lopen nu in de luchtige tropenkleding en
slapen slechts onder één deken, die soms nog te zwaar
lijkt. De morgen werd weer gevuld met Maleise les
en sport (dit laatste slechts voor de liefhebbers) en
vanmiddag zijn allen weer bezig met het schrijven van
brieven, het bijhouden van dagboeken, of hangen over
de verschansing in de verte te turen. Zojuist zijn we
Bizerta gepasseerd, dat ons allen nog bekend is uit
de oorlog. Bizerta, dat eerst door de Amerikanen werd
veroverd, daarna door de Duitsers werd terug genomen
om ten slotte voor goed in Amerikaanse handen te
vallen, moet zwaar gehavend zijn. Hiervan is echter
vanaf onze boot weinig te zien, al varen we ook dicht
langs de kust. Enkele kilometers van de stad ligt een
gezonken oorlogsbodem vlak bij de kust, een laatste
overblijfsel van de hevige strijd die hier heeft gewoed.
Straks zullen we Kaap Bon passeren, wat letterlijk
betekent „De Goede Kaap" en dit is het ook geweest
want hier was het dat de resten van Rommels be
roemde Afrika-korps samengedrongen werden en ten
slotte vernietigd. Vannacht passeren we dan nog het
eiland Pantellaria, één van de eilanden die de brug
vormden voor het Engelse 8e leger om vanuit Afrika
naar Italië te komen en dan gaan we rechtuit rechtaan
naar Port Said, aan de ingang van het beroemde
Suezkanaal, waar we a.s. Donderdagavond aan zullen
komen.
BURGERLIJKE STAND
over de maand October
Geboren: Marguerita, dochter van M. v. d.
Linden en M. L. Bout Arendje Jannetje,
dochter van L. Jansen en M. P. van Driel
Pieter Jan, zoon van A. J. Mosselman en
D. A. Jeroense Catharina Willemina, dt.
van H. Donken en C. Verkerke Dina
Cornelia, dochter van M. Braai en N. M.
Schot Maria Leentje, dochter van P. Potter
en J. M. Gebraad Hans Rudolf, zoon van
A. Cornelissen en M. A. Davidse Dirk,
zoon van M. van Vossen en A. Hage
Cornelia Pieternella, dochter van G. van der
Dussen en H. I. van Noort Elisabeth
Maria, dochter van C. van Oeffelen en E. C.
Elzakkers Martje Halbe, dochter van G.
A. Kieft en P. J. van der Spek.
Overleden A. E. Harms, oud 61 jr., echt
genote van J. B. Dooms.
Huwelijken: G. C. Heijboer, 20 jr. -land
bouwer en J. B. Jeroense, 20 jr. zonder be
roep A. van der Jagt, 29 jr. marinier en
K. L. M. Lindhout, 27 jr. zonder beroep
P. K. Kot, 27 jr., kantoorbediende en L. de
Jonge, 34 jr. zonder beroep G. C. van der
Sande, 29 jr. schilder en S. Moeliker, zonder
beroep M. Overbeeke, 27 jr. commission-
nair en A. Schot, 22 jr., zonder beroep.