Slechts een plicht. letten op hetgeen tot stand gebracht is. Soms zelfs noodzakelijk, om degenen, die niet of onvoldoende met de feiten op de hoogte zijn, in te lichten over hetgeen in Indië, in een luttele spanne tijds tot stand is gebracht. Is er dan werkelijk nog iets tot stand gebracht Een oorlogsvrijwilliger schrijft me hierover: ,,Ik herinner me nog de dag dat we in Priok aan land stapten en kennis maakten met Java's bodem. Dat is nu acht maanden ge leden. In die korte tijd is gewerkt, hard, moei zaam en soms zonder directe resultaten. Ik sprak jongens van de 7 December-divisie, kersvers uit Holland. Ze hadden dagbladen gelezen over Indië, over gevechten, over on lusten, over rampokkers. Ze kwamen naar hier met de gedachte aan een Wild-West, toestand, aan een Batavia waar de dood om de hoeken loerde. Nu hebben ze kennis ge maakt met de stad en het omliggende land schap. Eén zei ,.Ik ben in Bandoeng geweest en heb daar de opbouw gezien. Ik heb er patrouilles meegemaakt en nu ik terug ben in Batavia kan ik niet anders, dan bewonde ring hebben voor de prestaties die door oorlogsvrijwilligers en civiel personeel zijn geleverd." De gedachten van m'n briefschrijver gingen terug naar de tijd, dat ze op Java arriveerden, zonder opzien, zonder rumoer, stil hun posten betrekkend. Toen zag hij Batavia met z'n slechte wegen, een stad, waar iedere militair gewapend liep, zonder handel, zonder vertier, waar men van de ene dag in de andere leefde. Het was een dood Batavia met er omheen de extremistische benden, kampongs waarin het verzet hoog oplaaide. Acht maan den later De Hollandse vlag wappert weer, de wegen zijn hersteld, gebouwen gerestau reerd, winkels geopend, tram- en busdiensten ingesteld. Dit alles, ondanks het grote gebrek aan grondstoffen, machines, enz. En het mooiste resultaat: de bevolking is vrij, loopt zonder vrees over straat en in de kampongs is de rust hersteld. De extremistische benden zijn kilometers teruggedrongen naar het Oos ten en over de verbindingsweg naar Buiten zorg en Bandoeng rollen dagelijks grote Geschiedenis van de O.D. op het Eiland Tholen door G» H, 51. De drie mannen aan de tafel zijn in druk gesprek. De gebeurtenissen van die dag, de genomen maat regelen worden in het kort nog even gememoreerd, terwijl men zich vervolgens verdiept in de orders en plannen voor de volgende dag. Opnieuw is een zeer zware taak op de schouders van de O.D. leiding gelegd. Een taak, waar ze zich moeilijk mee kan verenigen. De Geallieerde commandant heeft bevolen, dat er niemand van het eiland mag, zonder toe stemming van de O.D., die hiertoe een schriftelijk bewijs dient te geven. „Alle verdachten moeten in de gaten worden gehouden, N.S.B.ers., enz. liefst inter neren", had de Militair Commissaris gezegd, zeker huisarrest geven. En dan nog zwaarder: Niemand van buiten het eiland, ook al heeft hij er gewoond, mag binnenkomen. „Zie jij er kans voor geeuwt Hans uitgeput. „Ik niet, of we moesten er morgen minstens 100 man bij hebben. Dan nog moeten we in de eerste plaats het geval Vossemeer in de gaten houden." „Precies" beaamt de Districtscommandant, „dat gaat voor alles. Mijn plan is om morgen vroeg de Cana- deese commandant weer een bezoek te brengen en te vragen of hij onmiddellijk het eiland wil doen be zetten, al is het maar met een compagnie tirail leurs." (Dat de D.C. toen van tiralleurs sprak, behoeft geen verwondering te wekken, als we de bestaansvorm van het oude leger nagaan). „En dat bewijzen geven aan personen, die het eiland willen verlaten", laat hij er onmiddellijk op volgen, „zal een hoop drukte geven, en ook een hoop moeilijkheden. Bovendien hebben we te zorgen, dat morgen ook de eerste publicaties wor den aangeplakt; bekendmaking No. 1 en No. 4 moeten beslist morgenochtend aangeplakt zijn. We zullen een paar jongens nemen, die ordonnansdiensten kunnen verrichten. Noem er eens een paar De Leeuw Deze, in gedachten telkens tevergeefs naar z'n tabaksdoos grijpend, beantwoordt de laatste vraag van de D.C. niet direct, maar zegt resoluut: „Van dat interneren komt niks, maar dan ook niks morgen. We hebben eerst te zorgen voor Oud-Vossemeer, inder daad, en dat zal genoeg drukte geven als we daarbij niet vergeten, dat er ook nog andere belangrijke punten op het eiland zijn.. We weten dat we nog op een aantal mannen kunnen rekenen, groter factor is echter wapens. Daarom morgenochtend eerst die vijf Armenen convooien Zuidwaarts. De bevolking zag de rust en het vertrouwen, dat van de soldaten uitging. Ze zijn daarop teruggekeerd naar hun dessa's en dagelijks is de boer weer op z'n sawah. In z'n groet is blijheid en dankbaar heid aan hen, die deze rust brachten. Ondanks deze resultaten", aldus brief schrijver", mogen we niet tevreden zijn. Jaren liggen voor ons, die aller inspanning zullen vereisen, die de bloem van Nederlands jeugd een tijdlang nodig zal hebben, jaren, die ongekende moeilijkheden zullen brengen voor Nederlands beste zonen: de opbouw van deze gordel van smaragd." Zij, die voorop gingen om deze opbouw voor te bereiden, geheel vrijwillig offers brachten, zij hebben de achting en dankbaar heid van iedere rechtgeaarde Nederlander. Over hun werk kunnen we tevreden zijn! Zorge men, dat het niet tevergeefs is ONS SPORTHOEKJE DE VOETBALCOMPETITIE Het lijkt wel of alle voetballers op ons eiland zijn ingeslapen, zo weinig nieuws is er eigenlijk de laatste tijd over deze sport te melden. Na de nederlaagwedstrijden te Tho len en Oud-Vossemeer is behalve te Oud- Vossemeer dan een stilstand gekomen, die eigenlijk al te lang duurt. De grootste oorzaak hiervan is zeker wel het uitblijven der winter competitie. Terwijl ik deze regels schrijf is er nog steeds niets officieels bekendgemaakt, althans niet via de gebruikelijke weg: ,,De Mededelingen van de Bond". Tevergeefs vlogen we deze week nog gauw e^en de „Mededelingen" door bij den secretaris. Geen enkel bericht over de Thoolse competitie. En dat, terwijl we al in de slachtmaand zitten. Officieus is er wel iets van bekend. Zo hoorde ik o.m. dat de competitie 23 Nov. zou beginnen, waaraan behalve onze eiland- ploegen: Tholen, St. Maartensdijk, St. Anna- land en Vossemeer 2, evenals naar gewoonte Vrederust, ook Willemstad, Dinteloord en De Klundert zullen meedoen. Moch dit inder- daar zo uitkomen, dan kunnen we eigenlijk al spreken gezien we- gewend waren van inrekenen." (Vijf Armenen zaten reeds enkele weken in de omgeving van Stavenisse practisch als onder duikers). „Dat kan een behoorlijke buit aan wapens geven, dan zien we weer verder. We moeten zorgen dat er eten komt bij de mannen in Oud-Vossemeer, we moeten op alle plaatsen posten hebben van de O.D. in het eiland en daarom de nodige instructies opgeven. Of er dan nog mannen en tijd over zullen blijven om de orders van den Militair Commissaris hoe graag ook uit te voeren, is iets met drie vraagtekens." Drie uur de motorordonnans rekt zich uit, staat op en vraagt of er nog een boodschap mee te geven is naar Vossemeer. Als het antwoord ontkennend luidt, trekt hij-z'n das vaster om z'n hals, slaat z'n kraag op, pakt de motor en ronkt even later weg. Tot diep in de morgen duurt het overleggen, het plannen maken, het orders opstellen van de drie man in het bureau van de O.D. Het petroleumlampje moet een keer bijgevuld worden, de kaars is opgebrand en geen nieuwe voorradig, de motorordonnans rijds op z'n gestelde uren en komt gelukkig telkens terug met het bericht: Geen bijzonderheden. In Vossemeer is er alleen kou, nattigheid en modder die nacht, evenals op Stavenisse, waar een vijftal mannen van de plaatselijke O.D. de nacht eveneens aan de zeedijk doorbrengen om na te gaan wat er op zee gebeurt. Op het Distributiekantoor zit de gevangenwacht. Twee Duitsers de officier en de obergefreiter liggen op de grond. De eerste slaapt rustig, de ander wentelt en is de gehele nacht onrustig. De bewakers roken een laatste Bels, staan af en toe eens op om de stijve ledematen uit te rekken, de nacht gaat voorbij een druilerige donkere natte nacht. En huiverig, maar verheugd begroetten de posten in Vossemeer, Stavenisse de O.D. leiding op het bureau in Tholen, de gevangenwacht op het Distributiekantoor het eerste ochtendgloren van de 31ste October één dag na de bevrijding. „Ich fühle mir sehr schmutzig", begroet de Duitse officier de binnenkomende Hans, die om een uur of zeven een kijkje neemt op hetJDistributiekantoor. „Ik wil bitte een handdoek, water en zeep". Aldus warempel die gevangen Moffenofficier. Hans kijkt even vreemd op. Nog niets geleerd, denkt hij en zegt zo sarcastisch mogelijk: „Ook goeiemorgen. Weet je misschien niet, dat wij over geen handdoek beschikken, laat staan over zeep Daar zorgen jullie wel voor. Man, je kunt water krijgen en als je nog een zakdoek hebt, droog je het daar maar mee af, heb je die niet, mij ook geen zorg." Is dat effe wat, gromt ie dan naar de bewakers, die sinjeur doet net, of hij alles nog te zeggen heeft, wil waarachtig warm en koud stromend water. Mannen, je geeft hem een emmer water, laat een veelbelovende competitie, al zal deze ook veel belovende onkosten meebrengen. Vooral met dit laatste hebben vanzelfsprekend onze eiland-clubs te kampen. We kunnen nl. van tevoren al uitrekenen, dat we er nooit uitkomen, wat de financiën betreft, daar het al buitengewoon goed weer zou moeten zijn, willen we er bijv. bij een thuiswedstrijd de reiskosten naar Willemstad uithalen. In elk geval kunnen de ploegen dit ook weer niet afslaan, indien het ook maar enigszins moge lijk is, daar we verruiming van clubs hard nodig hebben. In dit verband wil ik ook even opmerken, dat het me weer spijt, dat Oud- Vossemeer er in geslaagd is vergunning te krijgen om Zondags te voetballen. Dat ze dit nu nog opgezocht hebben, nu er sprake is, dat de Engelse Zaterdagmiddag en daarmee de Zaterdagmiddagcompetitie reéds in 1947 een feit zal zijn. In elk geval, dat er hard voor gewerkt wordt. Het stelt me niet alleen teleur om principieele redenen, maar ook, omdat ik het zie als een afbreking van de zusterver enigingen. S.V.O. wist toch ook goed, dat het bij andere clubs op ons eiland nooit zou luk ken of, indien het lukte, dat die ploegen hier door eerder afgebroken zouden worden, dan opgebouwd. Gezien mede, de vooruitzichten op de vrije Zaterdagmiddag, ge2ien ook de uitlatingen van een Bondsbestuurslid, had ik het niet verwacht, dat ze hierin zouden door werken. Het spijt me en vele sportvrienden met mij. Nu is er zodoende ook weer een elftal minder in de competitie, daar S.V.O. toch anders zeer waarschijnlijk weer met twee elftallen zou zijn uitgekomen. Om op de competitie zelf terug te komen, als werkelijk al deze teams meedoen, is er tevoren weinig te voorspellen. We kennen Vrederust, Tholen, S.V.O. 2 (ook al is dit sterker dan het vorig jaar, daar verschillende spelers, die Zondags niet willen voetballen in het tweede elftal meespelen). St.Maartens dijk en Dinteloord. Weinig weten we echter van de clubs uit De Klundert en Willemstad. We hopen, dat mede door de „Vreemde een den in de bijt", die we bij voorbaat een harte lijk welkom in onze Thoolse competitie toe- hem achter wassen, zorg dat er steeds iemand bij is en dan sluit je hem weer netjes op om vervolgens de obergefreiter gelegenheid te geven wakker te worden in een emmer water." „Er wordt voor gezorgd Hans", zegt een der be wakers, „blijven ze vandaag nog hier „Ze worden denkelijk over een uur of drie gehaald", meent Hans, „door een Hollandse-Canadees. De officier luistert bij dit alles schijnbaar onverschillig toe. De obergefreiter schijnt ook wat bekomen van de schrik en vraagt Hans naar z'n gewonde maat. Hans antwoordt schouder ophalend: „Weet het niet". Dan verdwijnt hij naar het bureau in de Stoofstraat. De bedrijvigheid is daar groot. De ordonnansen zijn aangesteld en bewijzen vele diensten, nemen veel werk uit de handen, zijn geregeld in de weer. Berichten komen binnen van de pl. commandanten over de afgelopen nacht. Stavenisse meldt veel scheepvaart. Of de O.D. leiding net door kan geven aan de Canadezen. Wellicht kunnen er vliegtuigen ingezet worden, die het troepenvervoer van Zuid- en Noord- Beveland naar Schouwen kunnen liquideren. Natuur lijk is dat belangrijk. Het is voor den P.C. van Stavenisse moeilijk een duidelijk beeld te geven in dit opzicht. Er varen schepen met troepen vanaf Zuid-Beveland richting Schouwen, maar omgekeerd is dit ook nog het geval. Hoe daaruit wijs te worden. Het eerste is vrij logisch. De duitsers vluchten natuur lijk van Zuid-Beveland, nu ze totaal afgesneden zijn per schip, maar hoe halen ze het dan nog in hun kop troepenschepen naar dat eiland toe te sturen met troepen Misschien ook sprengcommando s On begrijpelijk, maar in elk geval is het bericht duidelijk genoeg, dat er hier iets gedaan kan worden, werk aan de winkel voor de luchtmacht. Ook van de P.C. St. M'dijk komt bericht van veel scheepvaart. Een andere berichtgever meldt zeker te weten, dat er mijnen liggen op de weg naar Lepelstraat. Hoe hij daaraan ge komen is Juist eergisteren waren er Duitsers bezig aan de weg, evenals op een zijweggetje dat naar De Klad loopt. Noteren maar Juist zulke berichten kunnen mensenlevens behouden. Of ze alle betrouw baar zijn is een tweede, maar in elk geval is het beter te voorkomen dan te genezen. Het bericht van de ordonnans te Oud-Vossemeer luid nog onveranderd: Geen bijzonderheden; hij meldt er echter een ontzet tende eetlust bij van de posten, die tot nu toe slechts iets te verdelen hadden van de P.C. te Oud-Vossemeer. Laatstgenoemde kon tenslotte geen 12 manschappen te eten geven, dus kreeg een der jonge ordonnansen met spoed een vorderbewijs om brood en zo mogelijk wat vet ,te halen, het vorderbewijs af te geven na aftekening, zodat de leverancier, nadat de zaak meer geregeld was ook z'n geld zou krijgen. (Wordt vervolgd).

Krantenbank Zeeland

Eendrachtbode /Mededeelingenblad voor het eiland Tholen | 1946 | | pagina 2