De dictator van de
Amerikaanse mijnwerkers.
Bekocht
Eerst even lezen
Wie regeert in Perzië.
THOLEN
2e JAARGANG No. 29
Abonnementen: f 0.90 per kwartaal franco per post f 1.15
VERSCHIJNT IEDERE VRIJDAG
31 MEI 1946
Prijs per nummer 8 cent
Mededelingenblad voor het Eiland Tholen
REDACTIE: G. Heijboer, Nieuwstr. 494, St. Annaland UITGEVER: Firma C. Dieleman, Oudelandschestr. 9, Tel. 57, Tholen
ADVERTENTIËN: f 0.10 per milimeter - Minimum f 2.00 SPIERINKJES tot en met 20 woorden f 1.00 - elk woord meer f 0.05
O^T* Advertenties worden tot uiterlijk Donderdagmiddag 1 uur aangenomen
Een ware stakingsgolf slaat momenteel over de
wereld en bereikt in Amerika wel zijn hoogtepunt.
Staken er geen telefoonbedrijven, dan zijn het de
mijnwerkers weer. Is men daar ongeveer tot overeen
stemming gekomen, dan hangt er een spoorwegstaking
in de lucht. Koppen in de krant als: Kolen verschepin
gen naar Europa stopgezet 100.000 arbeiders van
de Fordfabrieken in Detroit zijn ontslagen, enz. wor
den een dagelijks verschijnsel in de Amerikaanse
bladen. Langzaam maar zeker doet zich de op 1 April
jl. uitgebroken staking in de bruinkolenmijnen, gelden.
De weer op toeren komende staalindustrie moet zijn
leveranties wegens kolengebrek staken en als gevolg
daarvan de auto-industrie. Het Amerikaanse koop
lustige publiek moet alle hoop op een snelle aflevering
van de nieuwste auto model 1946 laten varen.
In hun woede keren ze zich vanzelfsprekend tot den
man, die zo niet de oorzaak van de stakingen, dan
toch een grote Leider is van de stakers: John L. Lewis.
De meningen over dezen man zijn zeer verdeeld. Het
ene deel verheerlijkt hem, terwijl een ander gedeelte
zoals boven gezegd, hm haat. Bij de arbeiders en
vooral bij de mijnwerkers kortom bij de stakers is
hij zeer gezien. Zijn wens is bevel
Hij gebiedt en men legt het werk neer, op zijn
bevel en dat is te meer een bewijs voor zijn grote
populariteit neemt men het weer ook weer op.
Zo gingen op 13 Mei jl. de rrbeiders van de bruin-
koolmijnen op zijn bevel voor veertien dagen aan het
werk. Gedurende 30 jaren verdedigt Lewis al de be
langen van de mijnwerkers. Deze man met zijn gezet
postuur, zijn zwarte vorsende ogen onder borstelige
werkbrauwen verstaat de kunst om in het strijdperk
tredende, de overwinning te bevechten. Het enige wat
ik voor mijn mensen vraag, is een paar dollar per
week meer, zodat deze mensen een redelijk bestaan
gewaarborgd is." Dit redelijk bestaan schijnt echter
op de duur geweldig veeleisend. Lewis is zijn mensen
altijd trouw gebleven, heeft ook inderdaad veel gedaan.
Sinds hij de leiding van de mijnwerkersbond op zich
genomen heeft, is het loon van de mijnwerkers zeker
drie maal zo groot geworden. Ook de slechte veilig
heidsvoorschriften waren een doorn in zijn oog. Iedere
dag weer, kwamen er een paar man om het leven
door slecht gestutte mijngangen en instorten van
mijnen was aan de orde van de dag. Met grote kracht
en met de vuist op tafel trok Lewis tegen deze
slechte toestanden van leer en rustte niet voor hier
verbeteringen in aangebracht waren.
Maar wie nu zou denken dat deze man op
dezelfde voet leeft als zijn eigen lotgenoten, waar hij
dan zo voor vecht, vergist zich deerlijk. Lewis is een
vermogend man, die jaarlijks op een inkomen van
50.000 dollar kan bogen. Lewis woont in een schit
terende villa even buiten Washington en zijn zoon en
dochter studeren beide aan de grootste universiteit van
Amerika. Maar bij zijn mijnwerkers is hij er
niet minder populair door. Lewis is immers zelf mijn
werker geweest, hij is een man van ondervinding en
dat weten de arbeiders, wanneer hij voor hen pleit.
Hij heeft het in de mijnwerkersbond tot de hoogste
plaats weten te brengen door zijn grote welbespraakt
heid en voornamelijk door zijn beloften in daden om
te zetten.
Bij de stakers is Lewis de grote man van
Amerika. Zijn grote schare volgelingen vormen een
geweldig wapen, een wapen dat hij met grote kracht
en zeer beleidvol weet te handteren, veelal in het voor
deel van zijn volgelingen, maar ook dikwijls tot uit
buiting van het volk. De mijndirecteuren lijden de
scha meestal niet, maar verhogen de kolen een weinig
en het volk kan het dikwijls bezuren. Vooral op het
ogenblik maken de stakers gebruikt van de toestand,
de wereldnood op vrijwel elk gebied: brandstoffen,
kleding, voedsel. Wanneer Lewis, in deze tijd niet
steeds aan eigen volk, aan eigen ik; maar ook eens aan
de gehele mensheid ging denken, zouden we een
goede stap vooruit zijn naar een stakingsloos tijdperk,
dat we zo dringend hard nodig hebben.
Nu de voornaamste verkiezingen voor het land
achter de rug zijn, worden de beloften der verschillen
de partijen vermoedelijk wel minder. We kunnen het
er de laatste tijd trouwens wel weer mee doen. We
kunnen vooruit, wat dat betreft. Als elke partij de
helft van z'n belofte in daden kan omzetten, zullen
we er over 4 jaar heel wat beter voorstaan. De be
loften zijn al begonnen toen we nog onder de be
zettende macht zaten, want hoeveel textielgoederen
lagen er ook weer gereed in Engeland Maar als je
nu een werkman vraagt, hoe het staat met z'n werk
broek, een timmerman met z'n overal, een onderwijzer
met z'n costuum, een huisvrouw met haar schort, dan
voelen ze zich allemaal bekocht. Verkocht, zoals
ze het de maanden na de bevrijding in de etalage's
herhaalde malen door hen bekeken, lazen. En het is
Het Bestuur van de Afd. Tholen van het Ned. Rode
Kruis, maakt bekend, dat ten behoeve van kinderen
van 04 jaar melk en kindervoeding in blik zullen
worden uitgereikt tegen inname van bon 112 van de
D en E kringkaarten, geldig voor het eiland Tholen.
Deze uitreiking zal plaats vinden op Vrijdag 31 Mei
(heden) des namiddags tussen 5 en 7 uur en wel te
Tholen op het gemeentehuis
Poortvliet idem
Scherpenisse Hooge Mbrkt 7
St. Maartensdijk gemeentehuis
Stavenisse idem
St. Annaland oude gemeentehuis
Oud-Vossemeer gemeentehuis.
Toon Uw dankbaarheid door een gave in de Rode
Kruisbus te werpen.
Wordt lid van het Ned. Rode Kruis Opgave kan
geschieden bij het pl. bestuurslid. Minimum contributie
bedraagt 1.pér jaar.
eigenlijk het enigste artikel, waarvan de schaarste
weinig minder is geworden in het eerste bevrijdings
jaar. Klaagde men bij de textielbedrijven eerst over
grondstoffenschaarste, daarna over kolennood, nu is
het voornamelijk personeelsgebrek en lagere
prijzen, wat de schaarste aan textielgoederen niet op
kan heffen. De eindafwerking stokt. Wie zo gelukkig
is na de vergunning een lap stof voor een pak te
bemachtigen is nog zo gelukkig niet, dat hij dié lap
stof omgewerkt ziet tot een pak en het kan dragen.
De kleermakers zitten overvol met werk, dat maakt
de nood nog groter. En het personeel zit meestal niet
bij de bonafide-kleermakers. Er zijn maar teveel kleer
makers, die wel vlug een costuum kunnen afleveren,
maar dan kost het U een paar honderd gulden meer
dan normaal, vanwege de vlugge bediening.
De Overheid weet, dat kleren tot de allernodigste
zaken behoren in Nederland. Zij heeft er alles op
gezet, daar met de grootst mogelijke spoed in te voor
zien. Grondstoffen zijn aangekocht, de huisbrandkolen
worden in het zomerseizoen aan de industrie gegeven,
slechts een gering gedeelte is voor export gereserveerd.
De zwakste schakel is dus wel de verwerking van
textiel tot kleding. Daar komt nog bij, dat de mijn
werkers ook een niet onaanzienlijk deel van de textiel-
productie hebben opgeëist. Men heeft de zorg voor
de Indische gerepatrieerden, welke eveneens een bres
hebben geslagen in de kleine textielvoorraad. Toch zijn
er weer beloften. Over enige tijd zullen de oorzaken
van schaarste geen invloed meer hebben, er komen
steeds meer kolen, er wordt geijverd om personeel te
krijgen, dus
We zullen weer maar afwachten, hoewel het uiterst
moeilijk is met de kapotte opgelapte werkbroek, de
gerafelde overal, het versleten costuum en de van
teveel gaten voorziene huishoudschort. We zullen
maar denken, dat de textielfabrikanten de prijzen
spoedig niet meer te laag vinden, zodat de textiel
goederen bij de bonafide-handelaars terecht komen en
niet bij zwart-handelaars.
Een grote ergernis is reeds weggenomen, daar het
woordje .verkocht" niet meer in de textiel-etalages
mag prijken. Nu schijnt alles te koop wat er in de
etalage's staat. Men verheugt zich althans tot het
ogenblik dat men de winkel binnenstapt. Men heeft in
gedachten al een costuum, werkbroek, overal, zomer
japonnetje, enz. gekocht tot de winkelier zegt: „Het
spijt me dat japonnetje of die werkbroek is juist ver
kocht. Ik moet het nog inpakken. Dus toch ver
kocht. Het gebeurt ook, dat het nog niet verkocht is,
maar dan wordt het volgende week pas verkocht en
komt men volgende week, dan is het natuurlijk ver
kocht. Gerafelde broek-, costuum-, japon- of schort-
dragers of draagsters neem maar gerust aan, dat we
ons wel bekocht zullen blijven voelen tot de
textielschaarste verkocht is.
Op iedere bijeenkomst van ministers of vertegen
woordigers van verschillende regeringen zijn er altijd
weer mensen, die door bepaalde eigenschappen of
manieren in hun cj^en en laten keer op keer opvallen.
Is het een Churchill met zijn sigaar of een de Gaulle
met zijn eigenaardige handbewegingen als hij spreekt,
zo zal men ook Prins Firouz, als men alleen z'n foto
maar gezien heeft, niet licht vergeten. Een lang spits
gezicht, spitse neus, zware wenkbrauwen met diepe
vorsende oogen, vastberaden mond, in één woord, een
ondoorgrondelijk mens met een voor ons, Westerlingen,
vreemd aandoende sluwheid. Dit is in het kort de
man, die Perzië op de Veiligheidsraad vertegenwoor
digt, het Perzië waar de laatste tijd zoveel over ge
sproken en geschreven is. In Teheran zelf kent men
hem slechts een jaar of vier en wij door kranten te
lezen slechts een paar maanden. Wij hoorden eerst
van hem, toen Perzië de Perzische kwestie bij de
Veiligheidsraad aanhangig maakte. Hij gaf de offi
ciële verklaringen van de onderhandelingen tussen
Moskou en de Perzischen minister-president Sultaneh,
benevens de stand van zaken tussen Hussein Ala, de
Perzische ambassadeur in Washington en Gromyko.
Tegenover het Russisch-Perzisch geschil nam hij een
tweeledige houding aan. Enerzijds bestreed hij het
bericht van den Russischen vertegenwoordiger, als
zou er tussen Moskou en Teheran reeds een overeen
komt bestaan, anderzijds desavoueerde hij Hussein Ala,
wiens optreden hij in deze zaak als overdreven en
chauvinistisch karakteriseerde.
Meer en meer kreeg men echter de indruk, dat er
tussen Moskou en Teheran wel degelijk een overeen
komst bestond, weliswaar nog niet ondertekend, maar
in ieder geval toch uitgewerkt en op papier gezet.
Deze mening werd bevestigd toen Prins Firouz plot
seling de mededeling deed, dat Perzië besloten had
de aanklacht jegens Rusland in te trekken. Sultaneh
echter zweeg en liet Firouz spreken. Het liet al geen
twijfel meer over, dat deze hier een dubbel spel speelde.
Hef is natuurlijk ook erg moeilijk om twee vrienden
met dezelfde belangen tevreden te stellen en Firouz
paste daarom het oud Perzisch spreekwoord toe:
„Een stinkdier stinkt naar twee kanten". Prins Firouz is
de zoon van den vroegeren minister van Buitenlandse
Zaken, die zijn land op de vredesconferentie van Ver
sailles in 1919 vertegenwoordigde. Na zijn daad liet
hij den jongen prins naast zijn talrijke landgoederen
een geweldig kapitaal na, dat de jonge man gebruikte
voor het kopen van fabrieken, landgoederen en een
moderne drukkerij, waar hij al spoedig één van de
grootste kranten van Perzië uitgaf.
In 1941 werd de toenmalige sjah van Perzië door de
Geallieerden wegens zijn pro-Duitse gezindheid afge
zet. Zijn zoon Reza II volgde hem op en is nu nog
steeds heerser van Perzië. Reza I was een hardvochtig
en wreed heerser, maar een man aan wien het land
1925) ontzettend veel te danken heeft. De steden
werden naar Westers voorbeeld gebouwd, brede auto
wegen aangelegd en het verkeer zoveel mogelijk ge-
electriseerd. In die tijd had Reza I echter een grote
vijand die voortkwam uit een kring, welke direct met
de dynastie Kajar verbonden was. Ook Prins Firouz
behoort tot één van de takken van het huis Kajar en
de haat, die hij tegen de oude Sjah koesfërde, heeft
hij overgedragen op zijn zoon.
Sedert hij zich met de politiek bezig houdt, d.w.z.
sedert hij één van de grootste bladen van Perzië uit
geeft, heeft hij een merkwaardig pad aangeslagen. Hij
begon zijn politieke loopbaan als aanhanger van de
uiterst rechtervleugel, wat voor een lid van het huis
Kajar niet vreemd is. In de buitenlandse politiek hield
hij het oog gericht op Engeland en Amerika, die de
oude Sjah hadden afgézet en er misschien deze of
gene dag ook wel toe zouden over gaan den zoon
aan de kant te zetten, waardoor Firouz de kans zou
krijgen om de troon te bestijgen. Van geallieerde zijde
voelde men er weinig voor, men wilde voor alles orde
en rust en zich liever niet mengen in politieke intriges
met de daaraan verbonden onverkwikkelijke avonturen.
Toen Firouz dit merkte veranderde hij van kleur en
ging zijn geluk aan Russische zijde eens proberen,
hopende dat het Kremlin hem gunstiger gezind zou zijn.
Op angstvallige wijze legde hij de pers aan banden en
liet hij de berichten van de buitenlandse corresponden
tie streng censureren in de hoop, dat het buitenland
van zijn onverkwikkelijke intriges niets gewaar werd.
Geen minuut aarzelt hij om achter de rug van den
minister-president om te handelen en zijn wil door te
zetten. Vast gaat hij op de eenmaal ingeslagen weg
verder, een weg waairvan hij niet weet of ze ten
voordeel zal zijn voor Perzië, maar waarvan hij wel
weet, dat bij een eventueel slagen hij er wel bij vaart.
Is het wonder, dat men bij de Veiligheidsraad drom
mels goed uitkijkt voor dit agendapunt los te laten, als
men dergelijke personen in z'n omgeving heeft zitten.
BESTRIJDING VAN DEN COLORADOKEVER
Bevel als bedoeld in art. 4 van het coloradokever-
besluit 1941 Staatscourant van 24 April 1941, nr. 79.
Aan alle telers van aardappelen in de gemeente Tholen.
De burgemeester van TTiolen gezien de mededeling
van het hoofd van de plantenziektenkundigen dienst,
volgens art. 4 sub 1 van het coloradokeverbesluit 1941,
dat naar zijn oordeel gevaar bestaat voor vestiging of
verspreiding van den coloradokever in de gemeente
Tholen en hij het noodzakelijk acht, dat in die ge
meente het gewas op alle met aardappelen beteelde
perceelen wordt bespoten met calciumarsenaat;
beveelt
aan alle gebruikers van percelen gelegen in de ge
meente Tholen waarop aardappelen verbouwd worden,
dit gewas één of meermalen te bespuiten of te doen
bespuiten met water, waaraan op 100 liter 500 gram
calciumarsenaat is toegevoegd en in een hoeveelheid
van gemiddeld 800 liter per hectare per bespuiting.
Deze bespuitingen moeten zodanig worden uitgevoerd,
dat alle bladeren van de aardappelplanten met de vloei
stof bevochtigd worden en op zodanig uur en bij zo
danige weersgesteldheid, dat de bladeren op denzelfden