Mededeelingenblad voor het Eiland Tholen Middelgrote Mogendheid. Installatie Burgemeester Schuller. Vooruitgang. 2e JAARGANG No. 26 Abonnementen: f 0.90 per kwartaal franco per post f 1.15 VERSCHIJNT IEDERE VRIJDAG 10 MEI 1946 Prijs per nummer 8 cent REDACTIE: G. Heijboer, Nieuwstr. 494, St. Annaland UITGEVER: Firma C. Dieleman, Oudelandschestr. 9, Tel. 57, Tholen ADVERTENT1ËNf 0.10 per milimeter - Minimum f 2.00 SPIERINKJES tot en met 20 woorden f 1.00 - elk woord meer f 0.05 8^** Advertenties worden tot uiterlijk Donderdagmiddag 1 uur aangenomen Onder bovenstaande titel publiceert het weekblad „De Uitkijk" een interessant artikel, dat aanvangt met: „Voor de oorlog hebben w'ons er nooit luid ruchtig om bekommerd, tot welk soort mogendheden ons volk eigenlijk behoorde. Wij nemen min of meer stilzwijgend aan, dat wij tot de kleine mogenheden gerekend werden. Wij streefden er immers naar om groot te zijn in die dingen, waarin een „klein" volk groot kan wezen. Maar nu schijnen wij er graag de nadruk op te leggen, dat wij, gezien de uitgestrektheid van onze overzeese gebiedsdelen, feitelijk bij de middelgrote, mogendheden gerangschikt moeten wor den. En in bet staatkundige program van een der politieke partijen hebben wij de internationale erken ning van Nederland als middelgrote mogendheid zelfs als eis gelezen. Wij kunnen tegen dat verhoogde besef van nationaal eergevoel en vaderlandse glorie geen bezwaar koesteren. Dat wij ons fierder op ons land en volk, trotser op ons Rijk zullen tonen in vredestijd, moge een der vruchten wezen van onze trots en fierheid, geopenbaard in de jaren der knechting." Het artikel wijst er dan op, dat hierin echter een gevaar schuilt en komt er in een uitvoerige beschou wing op neer, dat het pochen op grote daden het gevaar is, niet het wrochten van grote daden, in kleinheid. Ons land heeft ook in de 5 bezettingsjaren grote daden verricht, al konden wij het slechts vijf dagen volhouden in het materiele gevecht, geestelijk werd de bezetter op zodanige wijze verslagen, dat de machtigste mogendheid dit niet kon verbeteren; boven dien mag een der dapperste heldendaden van heel de oorlog, de slag in de Java-zee, niet worden vergeten. En het artikel gaat verder met: „We moeten ons thans dientengevolge aan de ronde tafel laten gelden; wij hebben nu bewust stand gehouden, wij moeten onze solo-partij zingen in het koor der volken. Dit zou wel lukken, als de geest van ons volk dezelfde zou zijn gebleven van voor '40. Het laatste is echter geenszins het geval. Wij staan op onze er kenning als middelgrote mogendheid: dit betekend dat wij ons ingeschakeld wanen in de keten van andere mogendheden. Dit tijdsomstandigheden brachten mee, dat we een part van onze Souvereiniteit prijsgaven; de geschiedenis der bevrijding heeft ons het feit opge leverd, dat we zijn komen te leven in een ambtenaren- staat, dat er een regering aan het bewind is gekomen, die de parlementaire democratie minacht en dat er strevingen gevoed worden, die destructief werken op de eenheid van het Rijk. Wij hebben de hebbelijkheden gekregen van die volken, die „mogendheden" werden genoemd. De rechtstaat is ondermijnd, de partijen ver tonen symptomen van corruptie, Staatsdienaren heb ben hun onbaatzuchtigheid verloren. Straks kan de wijsgeer de rampspoed der wereld illustreren met onze eigen ellende en in iedere zin van eigen betoog liggen dan de oorzaken bloot." De schrijver van dit artikel verzucht tenslotte „Waren we weer maar een kleine mogendheid, ondanks de rijkdom en de ruimte van de Oost en West, zwoegend aan onze geestelijke adeldom, fier en hooghartig, zonder pretentie, maar onweer staanbaar van invloed. Liever dat, dan een middel grote mogendheid, behept met alle kwalen van heb zucht, lafheid, halfslachtigheid, heerszucht en inner lijke armoede, die de grote mogendheden plegen ten toon te spreiden. Grote mogendheden gaan prat op de grootheid van hun verleden; kleine mogendheden be roemen zich nauwelijks op de grootheid van hun heden". In bovenstaande ligt veel opgesloten. Beter een kleine mogendheid en dan in ons „kleinzijn" groot te wezen Hoewel vermoedelijk vele gemeenteleden van Scher penisse er op hadden gerekend een geheel eigen Burgemeester te krijgen, was het voor hen Woensdag toch een heuglijke dag. Dit was ook duidelijk waar neembaar als men tegen half drie vanaf St. Maartens dijk naar Scherpenisse fietste. Op de grens van die twee gemeenten was nl. een feestelijke groep opgesteld. De secretaris der gemeente Scherpenisse, dhr. van Doorn, het hoofd der School dhr. Caaman en een groot aantal schoolkinderen met sjerpen, oranjestrikken en vlaggen. In de raadzaal van het gemeentehuis hadden zich om diezelfde tijd een groot aantal genodigden ver zameld, zodat het raadhuis geheel gevuld was. Even over half drie kwam onder het blazen van een lustig marsje de muziekver. van St. Maartensdijk, de school kinderen en daarachter burgemeester en Mevr. Schuller in de auto, Scherpenisse binnen. De wnd. burgemees ter, dhr. Hartog te Scherpenisse opende in de raadzaal de openbare vergadering, welke slechts 1 punt op de agenda had staan, nl. installatie van burgemeester Schuller. Na opening verzocht dhr. Hartog den secre taris het K.B. voor te lezen dat de benoeming van Burgemeester Schuller met ingang van 1 Mei be helsde. Twee raadsleden leiden daarop dhr. en Mevr. Schuller de raadzaal binnen. Opnieuw neemt dan de wnd. burgemeester van Scherpenisse het woord en dankt allen hartelijk voor de grote medewerking in de moeilijke omstandigheden, vooral van het gemeente- personeel, ondervonden. Vanaf 4 Sept. 1944 had dhr. Hartog (de datum der onofficiële vlucht van Meer man) de functie van wnd. burgemeester bekleed, wat dus wel een zeer moeilijke periode is geweest. Op deze periode werpt dhr. Hartog een terugblik, waarna hij dhr. Schuller in het bijzonder toespreekt, de hoop uitende dat er met den nieuwen burgemeester een vruchtbare samenwerking mag ontstaan, en hem ver volgens de ambtsketen omhangt om hem tenslotte als eerste te feliciteren. De hierna door den nieuwe burgemeester van Scherpenisse gehouden rede geven we hieronder in het kort weer: „Mijnheer de Wethouder, Hartelijk dank ik U voor de woorden, zoeven tot mij gericht, mij instal lerend in het ambt van Burgemeester van de gemeente Scherpenisse en ik aanvaard zeer gaarne uit Uw handen het voorzitterschap van deze Raad. Naast grote dank aan God is mijn hart vervuld van dankbaarheid jegens H.M., onze geëerbiedigde Koningin, die mij wel tot deze functie heeft willen benoemen en past mij tevens dank te brengen aan den Min. v. Binnenl. Zaken en aan den Comm. der Koningin, die mij hiervoor wel hebben willen voordragen." Vervolgens richtte spr. zich inzonderheid tot de Raad der gemeente er op wijzende dat niet altijd gewerkt zal worden zonder fouten te maken. „Wij samen" aldus spr. „zijn geroepen de belangen der gemeente Scherpenisse naar ons beste vermogen te behartigen. Indien het tussen ons aan samenwerking mocht ontbreken, dan kan daarvan geen sprake zijn". Dhr. Schuller wijst op de nog steeds moeilijke tijden, dat ondanks verschil van inzicht, door eerlijke behan deling van zaken, gezonde critiek, wederzijds ver trouwen en eerbiediging van ieders standpunt veel te bereiken zal zijn tot zegen der gemeente. Zich inzonderheid tot de Wethouders wendend zei de burgemeester: „Ook met U Heeren Wethouders hoop ik op een aangename en prettige wijze te kunnen samenwerken. Vaak zal ik een beroep moeten doen op Uw kennis van plaatselijke toestanden en gebruiken, juist die intieme sfeer van een wethoudersvergadering geeft daartoe soms zo'n mooie gelegenheid om ge meentezaken met persoonlijke belangen der ingezetenen in overeenstemming te brengen". Een bijzonder woord van dank werd de wnd. burgem. dhr. Hartog gebracht. Spr. wees er op, dat deze nog steeds vruchtbaar'kan medewerken, vooral op de dagen, dat hij niet aan wezig kon zijn. Ook met secretaris en het verdere secretariepersoneel hoopte burgemeester Schuller op nauwe samenwerking. Reeds was tijdens de evacuatie tussen Burgemeester en Secretaris van Doorn een intieme relatie ontstaan door persoonlijk contact, het gezamenlijk luisteren naar de Eng. zender, enz. De heren ambtenaren van de Vleeskeuringsdienst, Bouw- en Woningtoezicht, Gemeentewerken en Rijks politie werden door spr. niet vergeten. „Tenslotte" zei burgemeester Schuller „hoop ik, dat mijn vrouw en ik spoedig een klein plaatsje in het hart van de burgerij van Scherpenisse mogen hebben veroverd. Wij weten dat dit moeilijker zal gaan, dan wanneer wij in de gemeente zouden wonen, omdat dan het contact met de inwoners sneller en gemakkelijker zou kunnen plaats vinden. De afstand tussen Sint-Maartensdijk en Scherpenisse is toch ook weer niet zo groot, dan dat deze niet te overbruggen zou zijn. Van onze kant zullen wij onze uiterste best doen en ik hoop, dat dit ook het geval zal zijn van de kant van Scherpenisse. Ik wil eindigen met U toe te wensen Gods onmisbaren zegen op Uw arbeid en dat Hij u en mij de kracht en de wijsheid moge schenken tot heil van de gemeente Scherpenisse te kunnen samenwerken. Daarna feliciteerde wethouder Vos, als oudste van de Raad der gemeente Scherpenisse den burgemeester, hopende dat een deel van Salomo's wijsheid hem ge geven mag worden tot zegen voor de gemeente. De secretaris dhr. van Doorn welke op 10 Mei a.s. 10 jaar het secretarisambt op de gemeente Scherpenisse waarneemt herinnert ook aan het nauwe contact met den burgemeester tijdens de evacuatie. Hij weet, dat er opnieuw een nauw contact zal ontstaan, hij hoopt dat het een vruchtbaar contact mag zijn, van zijn kapt zal een goede wil daartoe niet ontbreken. Namens het gemeentepersoneel biedt hij hem een prachtig bloem stuk aan. Hiermele is het officiële gedeelte der instal latie afgelopen en wordt de openbare vergadering ge sloten. Wethouder Hartog vraagt dan of iemand der aanwezigen nog het woord wenst. Als eerste spr. vraagt Sergt. Majoor J. M. C. Elenbaas te Tholen het woord, de volgende woorden tot dhr. Schuller richten de: „Geachte Burgemeester, Het doet mij een groot genoegen, heden een enkel woord tot U te mogen richten. Ik spreek hier namens de voormalige O.D. kern, hoewel niet allen tegenwoordig. Enkele van hen bevinden zich in Indië, maar ik meen ook namens hen te spreken wanneer ik U hartelijk feliciteer met deze benoeming. We hebben U leren kennen als een goede leidsman. Wanneer wij in onze geestdrift te ver wil den gaan, wist U altijd tactisch op te treden en ons te remmen. Wij waarderen dit ook nu nog. Wanneer U met Gods hulp op dezelfde wijze blijft voortgaan, zoals wij U gekend hebben, als commandant, dan prijs ik de gemeente Scherpenisse gelukkig met zulk een burgemeester." Wethouders Lange jan van St. Maartensdijk voegt zijn gelukwensen bij die der vorige sprekers er op wijzende, dat hij altijd een goed en gezond contact met burgemeester Schuller had gehad tijdens de bezettings jaren in de Wethoudersvergaderingen, dat men nooit een blad voor de mond behoefde te nemen, wat in die tijd een grote zegen was. Veearts Steendijk feliciteerde den burgemeester als intiem vriend en sprak de hoop uit, dat hij beide gemeenten naar beider behoeften zou besturen, daar twee verschillende gemeenten ook be handeld moeten worden zoals twee verschillende kin deren. Ook de nieuwe dominee van Scherpenisse Ds. Koreman richtte enkele hartelijke woorden tot dhr. Schuller. Hij hoopte op een goede samenwerking tussen Kerkelijke en Gemeentelijke overheid. De commandant der politie te Tholen, en het hoofd der school te Scherpenisse sluiten de reeks sprekers, dhr. Caaman biedt den burgemeester namens al het personeel en de schoolkinderen nog een mooie bloemenmand aan, Dhr. Schuller beantwoordde steeds iedere toespraak. Hierna werd op het bordes een zanghulde in ontvangst ge nomen, waarna receptie volgde in hotel Bijl. Burgemeester Schuller werd op 21 April 1918 te Den Haag geboren, genoot H.B.S. en Universiteits opleiding, werd in 1935 gepromoveerd tot Meester in de Rechten en op 15 Juli 1936 burgemeester van St. Maartensdijk. Het is te hopen, dat minister Mansholt met zijn voor spelling, dat de Nederlandse oogst van 1946 lager zal zijn, dan enig andere van de laatste jaren, ongelijk krijgt. De Minister is trouwens wel heel erg pessi mistisch. Nu is het zeker, dat de uitputting van de bodem nog niet kan worden goedgemaakt met de uiterst beperkte hoeveelheid kunstmest en kan van onze geinundeerdc landen niet dat verwacht worden, wat ze gewoonlijk opleverden, maar aan de andere kant zijn er ook verschillende niet-onbelangrijke punten van vooruitgang aan te wijzen. Ten eerste gaat de veestapel niet meer achteruit. Die gaat zelfs vooruit en meer vee betekent in ieder geval meer mest. Bovendien hebben de boeren in Nederland een groot deel van hun oogst aan het vee kunnen opvoeren, waardoor de dieren behalve talrijker ook zwaarder zijn, zodat de voortbrenging van melk, vlees en vet zeker belangrijk groter zal zijn dan vorig jaar. Verder moeten we in aanmerking nemen, dat er geen land meer is geinundeerd eri dat de drooggekomen polders voor het merendeel al weer tamelijken oogst kunnen opleveren. Tenslotte schrijdt het in cultuur brengen van de Noord-Oostpolder steeds verder voort en komen grote stukken van de Duitse vliegvelden weer onder de ploeg of kunnen althans gebruikt worden als wei- en hooiland. We zullen ongetwijfeld nog een paar moeilijke maanden voor de boeg hebben want het derde kwar taal van ieder jaar vormt de overbrugging van de oude naar de nieuwe oogst en het zal wel wat moeite kosten om voor die drie maanden buitenlandse aanvulling te krijgen. Daarbij moeten we echter weer in aanmerking nemen, dat intussen de oogst van het Zuidel. halfrond ter beschikking komt, met name die van Argentinië en Zuid-Afrika. We zijn dus niet geheel en al over geleverd aan het tekort in N. Amerika en Europa. Het zwakke punt zal Oost-China vormen, met zijn grote rijstbehoefte. Voor ons land is er echter ook een groot gevaar, nl. de kali voorziening. Met stikstof gaat het steeds beter en de fosfaatproductie is ook bevredigend, maar zolang de Duitse kalimijnen voor ons onbereikbaar blijven, ontbreekt een der hoekstenen aan onze landbouw. Met dit „we" bedoelen we Nederland in het algemeen, want op onze geinundeerde gronden, zien we liever helemaal geen kali, wat weer een geluk is, daar het tekort er minder door wordt. Wat ook van onschatbaar belang is zo niet het grootste is wel de weersgesteldheid. Goed weer scheelt de helft in het werk. De schrale wind, die ons anders zo kan teisteren in Maart en April is een tijdje uitgebleven, het voorjaarswerk, dat door de langdurige kou lelijk achterop was gekomen, is nog voorspoedig verlopen. Er is dan ook van geprofiteerd. Buiten de moeilijkheden met de geinundeerde grond, liep de inzaai: haver, erwten, gerst, zomertarwe, enz. buiten gewoon vlot, dito de aardappelpootcampagne. Het geurige regenbuitje van twee weken geleden, werd welkom ontvangen, het was jammer genoeg te weinig, al had het een goede invloed op het uienzaad. Daarna is echter de schrale wind gekomen, die al te lang blijft. Vooral in onze omgeving wordt met bezorgdheid naar de grond, daarna naar de Noord-Oostenwind ge keken. Het is nu alles even hard op het land vooral op

Krantenbank Zeeland

Eendrachtbode /Mededeelingenblad voor het eiland Tholen | 1946 | | pagina 1