Mededelingenblad voor het Eiland Tholen
1909 - 30 April - 1946
Duitsland en Rotterdam.
Van de slag bij Waterloo tot de
capitulatie van Duitsland.
Een plicht der dankbaarheid.
2e JAARGANG No. 24
Abonnementen: f 0.90 per kwartaal franco per post f 1.15
VERSCHIJNT IEDERE VRIJDAG
26 APRIL 1946
Prijs per nummer 8 cent
REDACTIE: G. Heijboer, Nieuwstr. 494, St. Annaland UITGEVER: Firma C. Dieleman, Oudelandschestr. 9, Tel. 57, Tholen
ADVERTENTIËNf 0.10 per milimeter - Minimum f 2.00 SPIERINKJES tot en met 20 woorden f 1.00 - elk woord meer f 0.05
Advertenties worden tot uiterlijk Donderdagmiddag 1 uur aangenomen
=£3
Dinsdag 30 April hoopt H. K. Hoogheid
Prinses Juliana Haar 37ste verjaardag te vieren.
De laatste van onze Oranjeboom, die haar
eerste verjaardag na de bevrijding herdenkt.
Onze hartelijke gelukwensen aan onze beminde
Kroonprinses
„Je maintiendrai" De Prinses leve
Een dankbre natie schraag haar troon
Haar liefde is perel aan haar Kroon
Je maintiendrai De Prinses leve
„Vive le gueux". De Vrijheid bloeie
Oranje in 't hart en niemands knecht
De vrijheid is het HEILIGST recht.
„Vive lé gueux". Zij bloeie en groeie
O Nederland mijn Vaderland
Doe Nassaus oud verbond gestand,
En stel uw lot in Godes hand,
Wien, als de vaad'ren, 't kroost moet loven
Blijf trouw en edel, vroed en vroom,
Rust waakzaam, zonder blaam of schroom,
Bij uw Oranje- en Vrijheids-boom
Oranje Boven
Vbor de toekomstige industrie van Duitsland hebben
de Geallieerden een groot plan opgesteld. De oorlogs
industrie moet verdwijnen. Echter nog niet direct.
Duitsland kan hun product niet missen, wil het niet
gebonden worden aan kostelijke invoer, wat ze weer
niet kunnen betalen. De ondernemingen die nog ge
spaard worden zijn o.a. de fabrieken van synthetische
olie. Zonder deze fabrieken had Hitier de oorlog niet
gewaagd. Duitsland kan zich de aankoop van benzine
niet veroorloven, daar het veel te weinig artikelen
heeft om uit te voeren. Staalfabrieken zullen de Duit
sers slechts in beperkte mate mogen bezitten. Uit deze
fabrieken komen producten, waarmee Duitsland o.a.
schulden aan de schuldeisende landen kan inlossen.
Voorts mogen de kolenmijnen in werking blijven,
echter ook tot een zeker maximumproductie, wat men
in 1949 hoopt te bereiken.
De totale productie zal dit jaar ongeveer de helft
moeten worden van 1938.
Niet allen zijn het met de getroffen regeling eens.
De Fransen zijn er in de eerste plaats niet mee inge
nomen, dat de Ruhr gewoon bij Duitsland blijft. In de
Engelse bezettingszone moet juist het grootste gedeelte
van de industrie worden opgeruimd, wat ze minder
plezierig vinden. En niet alleen de grote Geallieerden
zijn ontevreden met de (veelal hun eigen) gemaakte
plannen. Want ook in Nederland, speciaal in Rotter
dam groeit angstige bezorgdheid over de wijze, waarop
de geallieerde bezettingspolitiek in West-Duitschland
doorgezet wordt. Voor het toch al niet te grote trans
port voor het Duitse achterland wordt ons land hoe
langer hoe meer achteruit gesteld en dat ten gunste
van de Duitse Noordzeehavens.
De Engelsen laten zich hierin leiden door econo
mische overwegingen, wel begrijpelijk, maar niettemin
vreemd, omdat door deze politiek een mede-geallieerde
natie op de meest bedenkelijke wijze beklemd raakt.
Men wil de Duitse arbeid zo intensief en uitgebreid
mogelijk doen zijn, zodat o.a. de Duitse steenkool zo
lang mogelijk over Duits grondgebied (langs het Dort-
mund-Eemskanaal naar de Duitse Noord zeehaven)
wordt vervoerd.
Omgekeerd heeft invoer voor Duitsland en ook voor
Tsjecho-Slowakije steeds minder plaats over Rotter
dam, doch via Duitse havens.
De Nederlandse regering heeft inmiddels al inge
grepen en een nota aan de Engelse regering over
handigd, waarin op deze bedenkelijke situatie de aan
dacht wordt gevestigd.
De Regering is er wellicht ook van overtuigd, dat
een bezettingspolitiek als hier gevoerd wordt, weinig
past in het kader van een juiste oplossing der inter
nationale problemen. Elke oplossing, waarvan een
mede-geallieerde natie het slachtoffer wordt, is immers
verwerpelijk.
Rotterdam kan best het e. en a. gebruiken. Het is
al zo zwaar getroffen. De grote .Geallieerden moeten
ook niet vergeten, dat Duitslands nabuurlanden nu
eenmaal politiek en economisch in eerste instantie bij
het gebeuren in Duitsland zijn betrokken. Is het dan
niet vreemd, dat die nabuurlanden er practisch niets
te zeggen hebben
Vergeten ze niet, dat vele Duitse Nabuurlanden in
een desolate toestand verkeren, dat ze voor een groot
deel afhankelijk zijn van de Duitse productie.
De Militaire Willemsorde en haar ontstaan
Door Minister Schermerhorn is een commissie ge
ïnstalleerd, bestaande uit officieren, die van advies
zullen moeten dienen, betreffende het verlenen van
militaire onderscheidingen voor krijgsverrichtingen in
de Meidagen van 1940. Op deze manier zullen zij, die
zich in deze dagen door uitstekende daden van dapper
heid in de strijd, onderscheiden hebben, in aanmerking
komen voor de Militaire Willemsorde.
De militaire Willemsorde werd ingesteld in een
bewogen tijd. De slag bij Waterloo was nog niet
gestreden. Nederland had zijn eerste koning uit het
huis van Oranje, maar donkere wolken trokken zich
boven het toenmalige Europa samen. Hoewel slechts
kort aan het bewind, oordeelde Koning Willem I het
dienstig een orde in te stellentot opwekking van
de moed en de deugden en de burgerlijke diensten
welke den troon zullen schragen."
De man, die bij de instelling van deze orde den
koning van advies diende was Generaal Janssens, die
zijn vaderland ook tijdens de Franse bezetting uiterst
trouw gediend had. Op 30 April 1915 werd de wet,
waarbij de M.W.O. werd ingesteld, getekend en een
groot aantal artikelen erbij opgenomen. O.a. werd
bepaald, dat het grootmeesterschap onafscheidelijk aan
de Kroon der Nederlanden verbonden was. Tevens
werd bepaald, dat de grootmeester of grootmeesteresse
zich het recht voorbehouden zelf de onderscheiding uit
te reiken. In onze historie is dit ook enige malen ge
schied. Zo heeft de tegenwoordige grootmeesteresse
Koningin Wilhelmina op het Malieveld te Den Haag,
Generaal Vetter het erekruis op de borst gespeld,
terwijl verscheiden officieren, onderofficieren en man
schappen, die zich bij de Lombok-expeditie hadden
onderscheiden, het erekruis uit haar handen ontvingen.
De eerste aan wie deze hoge onderscheiding werd
uitgereikt was den Prins van Oranje, die zich in de
slag bij Waterloo bijzonder had onderscheiden. Ook
vele buitenlanders ontvingen het M.W.O., zo generaal
Blücher en de hertog van Wellington. Het ligt voor
de hand dat deze orde in 1815 vele malen is toegekend.
In totaal 1815 maal en het ligt evenzeer voor de hand,
dat zulks in Ned. Indië vaker is geschied dan in ons
land. De daden van dapperheid zijn zowel ter land
als ter zee verricht, zowel door de hoogsten in rang,
als door den eenvoudigsten soldaat en matroos. Met
trots kan Nederland wijzen op een groot aantal man
nen, die moed en beleid aan hun onwankelbare trouw
paarden, dat het beschikte over mannen, die een
prikkel waren voor anderen.
Het vaderland heeft deze moedigen altijd gevonden
in ejk rijksdeel. Met trots ook kan Nederland wijzen
op een Chassé, een van Speijck, een van Kinsbergen,
maar ook op Indonesische onderdanen, als de twee
Alfoerse hoofden, die met grote moed en dapperheid
aan onze zijde streden en door hun grote verdiensten
het erekruis verwierven. Grappig was het, dat deze
twee mannen meenden het erekruis te moeten weigeren,
omdat ze niet bij hun traditionele kleding pastte. Het
Gouvernement was toen verplicht er een jasje bij te
leveren, want een ieder die met orde onderscheiden is,
is verplicht haar te dragen. Verschillende hoge functi
onarissen hebben deze orde al ontvangen en het is ook
al meermalen voorgekomen, dat burgers door deel
neming aan de strijd tot ridder van de orde werden
aangesteld.
30 April 1940 vierde de M.W.O. haar 125-jarig
bestaan en ter gelegenheid van deze herdenking is toen
een gedenkboek uitgegeven met de namen en wapen
feiten van alle ridders. Moge dit aantal ridders binnen
kort" met een groot aantal vermeerderd worden en
moge het Nederlandse volk beseffen, welke een dank
zij deze kerels verschuldigd zijn, want ook zij zijn het
geweest, die voor een niet gering deel, hebben bij
gedragen tot de bevrijding van ons Vaderland.
Het houdt maar aan. Dan wordt hier een bijdrage
voor gevraagd, dan verzoekt men weer om een tege
moetkoming voor dat doel, een Paascollecte voorbij,
daarna komt men weer om een gift voor een andere
instelling. Inderdaad, lezers, er worden geweldig veel
offers van ons gevraagd. Zoveel zelfs, dat we gaan
zeggen: „daar kunnen we niet meer aan beginnen om
dat alles bij te houden. We zullen nu maar eens een
keertje overslaan." En de collectant, die voor het een
of ander doel bij U aan de deur komt, gaat dan rustig
naar uw buurman om het daar te proberen. Natuurlijk
is U vrij om te geven ja dan neen. Er behoeft zelfs in
ons vrije Nederland geen meer of mindere kleinzielige
angst meer te zijn, zoals men vroeger de winterhulp-
collectanten maar liever niet „voor de neus stootte".
Men offerde dan om meestal denkbeeldige, minder
prettige gevolgen te voorkomen.
In de week van 28 April tot 5 Mei zal men weer
aan uw deur komen. Opnieuw zal een offer van U
worden gevraagd. De tweede grote inzameling voor de
Stichting 19401945 zal worden gehouden. Over ge
heel Nederland zal tijdens genoemde data worden ge
collecteerd. En ondanks de vele geldelijke offers, die
reeds van U zijn gevraagd, kunnen wij deze inzameling
bij U van harte aanbevelen. Velen zal het reeds bekend
zijn, wat er met de ingezamelde gelden gebeurd. Deze
stichting immers, die vorig jaar uit particuliere be
dragen in totaal 12 millioen gulden bijeenbracht en
daaruit 4000 nabestaanden van illegale strijders vol
ledig verzorgde, die tientallen oud-illegale strijders de
gelegenheid bood hier of in het buitenland gezondheid
en nieuwe levensmoed te zoeken, heeft ook dit jaar
voor hetzelfde doel weer geld nodig.
Het Stichtingsbestuur is n.l. van oordeel, dat het
zich niet uitsluitend op de Staat verlaten mag. Die
steunt reeds zeer omvangrijk en stelt een wettelijke
pensioenregeling voor de nagelaten betrekkingen van
illegale strijders en invalide illegale strijders in het
vooruitzicht. De Stichting 1940'45 heeft iedere
maand 7 ton nodig. Dat is alleen voor ondersteuning,
uitkering voor gezondheidszorg, opvoeding, studie, e.d.
Wanneer nu de inzameling een soortgelijk resultaat
oplevert als vorig jaar, is men op het punt gekomen,
waarop ook aan schadevergoeding gedacht kan wor
den.
Op welke wijze kunt U deze Stichting steunen
a. door een vaste maandelijkse, driemaandelijkse,
halfjaarlijkse of jaarlijkse bijdrage.
b. gewone bijdrage.
c. gewone of vaste bijdrage uit geblokkeerd tegoed.
Wij verwachten ook van onze eilandbewoners, dat
ze nog niet vergeten zijn, hoeveel slachtoffers de be
vrijding kostte. Dat ze nog niet vergeten zijn, hoe
duur onze terugkeer betaald werd. Dat gelijk met de
schoten der vuurpeletons, die de besten uit ons midden
wegnam, op ons de plicht werd gelegd, hun nabe
staanden te onderhouden.
Zij brachten een levend offer, kunnen wij dan nu
geen geldelijke bijdrage missen Hier geen dwang om
te geven, geen liefdadigheid, maar een MORELE
PLICHT DER DANKBAARHEID.
MOSSEL- EN OESTERCULTUUR
EN RIOOLWATER
Het toenemen van de woonbeschaving in Noord-
Zeeland heeft o.m. tengevolge, dat het privaat wordt
vervangen door de W.C. Vanzelfsprekend werkt de
Centrale Dienst voor bouw- en woningtoezicht en
gemeentewerken Noord-Zeeland dit gaarne in de hand
en zorgt, dat voor ieder geval vergunning wordt
gevraagd, waaraan dan overeenkomstig de bouwver
ordening de voorwaarde verbonden wordt, dat een
septic-tank wordt gemaakt. Men verstrekt verder een
blauwdruk van een goede septic-tank.
Deze gang van zaken, die de hygiëne in de
woningen bevordert, leidt echter tot verontreiniging
van de polderslooten, vooral in de nabijheid van de
■woonkernen.
Te Zierikzee wordt de z.g. vuile gracht, waar het
rioolwater in uitstroomt, van jaar tot jaar vuiler. Over
een overstort loopt het vuile water in de polder en
het gemaal draait het in de Schelde. Het waterschap
duldt dit nog, maar is, zeer terecht, ontevreden met
dezen toestand.
Voor Zierikzee is de oplossing gevonden door een
plan voor een rioolzuiveringsinstallatie, dat voor een
woonkern van 7.000 inwoners mogelijk is. Te kostbaar
wordt dit voor de talloze dorpjes.
Voor het stadje Tholen geldt hetzelfde probleem.
Directe lozing in de rivier wordt overal verboden in
verband met het bacterie-vrijhouden van de mossel-
banken. Niettemin komt de verontreiniging langs
indirecten weg 'toch in de Schelde, hoewel eenigszin
biologisch gereinigd. Deze reiniging is echter niet te
hoog aan te slaan, gezien het geringe boezemopper
vlak van de polders.
Een frisse, heldere, brede sloot met goed drinkwater
voor het vee ziet men nagenoeg op deze eilanden niet.
Naast de verzilting wijd ik dit mede aan het riool-
afvoerwater. Het probleem is echter interprovinciaal.
De grootste producent van vuil water is de gemeente
Bergen op Zoom.
Deze gemeente is, blijkens een artikel in no. 11
jaargang 1943 van „Publieke Werken", voornemens
de riolering in de stad te verbeteren. De lozing blijft
echter op de Schelde, m.a.w. een rioolzuiverings
installatie wordt niet gebouwd.
Deze verontreiniging is o.m. te Tholen merkbaar met
het fatale gevolg, dat de binnenkort door 't buitenland
gevraagde certificaten van bacterievrij zijn van het
water in de mosselvergaarplaatsen niet kan worden
gegeven. Ierseke is nog zuiver, maar ook hier dreigt
hetzelfde gevaar, hetgeen zeer te betreuren zou zijn.
Alleen te Tholen, dat voor de afvoer naar België
zeer gunstig ligt, wordt per jaar plm. 1 millioen ver
handeld. Een bron van deviezen dus.
Men kan ter voorkoming de volgende mogelijk
heden overwegen