Mededelingenblad voor het Eiland Tholen
Van een Vacantieoord
naar een Woestenij
Alle dingen mogelijk bij Hem
Ter verduidelijking
Humor in het Soldatenleven
THOLEN
lc JAARGANG No. 36
Abonnementen: f 0.75 per kwartaal
VERSCHIJNT IEDERE VRIJDAG
20 JULI 1945
Prijs per nummer 6 cent
REDACTIE: G. Heijboer, Nieuwstraat 494, St. Annaland UITGEVER: Firma C. Dieleman, Oudelandschestraat 9, Tholen
ADVERTENTIËNf 0.10 per milimeter - Minimum f 2.00 K579 SPIERINKJES: tot en met 20 woorden f 1.00 - elk woord meer f 0.05
Advertenties worden tot uiterlijk Donderdagmiddag 1 uur aangenomen
De bedoeling was onderstaand artikel te
plaatsen vóór het in ons vorig nummer af
gedrukte artikel: „Het geslagen Herrenvolk".
Door omstandigheden bereikte het echter den
uitgever later. We meenen er goed aan te
doen het alsnog te plaatsen en verschuiven
„Het kan verkeeren" op tot het volgend
nummer. Red.
„Machtig Dit woord dat tegenwoordig
als stopwoord dienst doet bij ons Zeeuwsche
Bataljon oorlogsvrijwilligers, dit woord alleen
is in staat om tenminste een kleine indruk
te geven van ons verblijf in O. Zeeuwsch
Vlaanderen. En dat eene woord „machtig",
drukt dan al onze gevoelens uit over dit ver
blijf daar in dat mooie, ongeschonden hoekje
van ons Vaderland; gevoelens van tevreden
heid over de manier waarop we werden ont
vangen; gevoelens van groote dankbaarheid
tegenover de gastvrije bevolking, die ons ge
durende die weken zoo buitengewoon harte
lijk heeft onthaald, die ons weer eens heeft
doen blijken, na onze afwezigheid van de
laatste maanden, dat het eigen Vaderland
altijd boven alles gaat.
Tenslotte drukt ons „machtig" danook nog
uit de gevoelens van spijt, dat we daar maar
zoo erg kort mochten verblijven, omdat ergens
anders een andere taak op ons wachtte. Eerst
nu, nu die gezellige tijd daar weer achter de
rug is, beseffen we pas ten volle wat we aan
de bevolking van O. Zeeuwsch Vlaanderen
verschuldigd zijn.
Deze gezellige tijd is weer achter de rug.
Inderdaad, want deze week hebben we dan
eindelijk de taak aangevangen, die, naar we
reeds wisten, op ons wachtte, een taak waar
naar sommigen reeds lang verlangden, an
deren misschien wat tegen op zagen: het be
zetten van vijandelijk gebied, voorloopig dan
een gedeelte van het Rijnland.
De reis hier naar toe was lang en voor het
grootste gedeelte eentonig. In België en Hol
land hier en daar enkele vernielingen, maar
over het algemeen viel het wel mee. Naarmate
we de Duitsche grens naderden, zag je meer
ingestorte gebouwen en danplotseling
kwam je aan een stadje, waar letterlijk niets
meer van over was. Geen huis dat niet ernstig
beschadigd was, geen ruit was meer heel
dit was Duitschland. En waar we ook kwa
men, geen stad of dorp, waar ook nog maar
iets meer van over was dan vrijwel een groote
puinhoop.
Daar, bij die plotselinge overgang van
Nederlandsch naar Duitsch gebied, is het goed
te zien, dat het geen praatjes waren, maar dat
onze Geallieerden Nederland werkelijk ge
spaard hebben. Daar is het pas te zien, hoe
het had kunnen zijn. Spoorwegen schijnen
onherstelbaar vernield; de groote beroemde
„Reichsautobahnen" vroeger prachtig ge
plaveide wegen, zijn thans over groote af
standen niet maar dan hobbelige zand- en
grintwegen.
De gebombardeerde, beschoten of gespron
gen bruggen en sluizen over letterlijk alle
rivieren en kanalen, maken de verwoestingen
niet minder groot.
Duitschland het Derde Rijk. We rijden
verder, nu door een prachtige streek, wat
bosschen en dan weer plotseling komen
we aan zoo'n stadje of dorp, rijden er door
heen, zien die algeheele, ja we moeten wel
schrijven „grootsche" verwoesting en het
geeft voldoening. Even vergeten we soms de
haat over wat dè bewoners van dit voor
malige Derde Rijk ons land hebben aan
gedaan door de beklemming van zoo'n adem
benemende verwoesting. Dit plaatsje met zoo
vele andere, waar nog enkele halve huizen
of doorschoten gevels overeind staan, die de
gedachte wekken aan kruisen op een groote
doodenakker. Duitschland heeft de oorlog
gewild Duitschland heeft de oorlog ge
kregen. Misschien oordeelen we te hard, maar
de 5 jaren bezetting herinnerend kunnen we
de uitroep van één onzer volkomen begrijpen:
„Kijk eens, dat is jammer, dat huis staat nog
overeind." Denken we even na over wat we
rondom ons zien, dan herinneren we het:
„Mij komt de wrake toe, Ik zal het vergelden"
Volgende maal iets over het „Geslaaen
Herrenvolk". G.H.
VOOR DEN ZONDAG
Diep weemoedig was het afscheid van den
armen rijken jongeling van den Heere Jezus
geweest. Bedroefd was hij heengegaan bij het i
hooren van het Woord uit den mond der
Waarheid. Immers, hij had vele goederen.
De Heiland, rondom ziende, stelde Zijn
discipelen voor oogen, hoe zwaar het is voor
degenen, die op het goed hun betrouwen zet
ten, om het Koninkrijk Gods in te gaan.
Groote verslagenheid maakte zich hierop van
hen meester. „Wie kan dan zalig worden
't Woord van den Heiland had hen weer aan
de zonde van het eigen hart ontdekt; hen
doen gevoelen, dat deze uitspraak ook hen
veroordeelde, dat de vinger werd gelegd op
de wonden hunner zielen, zoodat zij de pijn
daarvan gevoelden.
De moed is hun ontnomen bij een blik in
eigen binnenste en zie, nu komt Jezus hun
moed verwakkeren, door hun hoop te richten
op de almacht van de genade Gods. Hij ziet j
hen aan en zegt: „BIJ DE MENSCHEN IS
HET ONMOGELIJK. MAAR NIET BIJ
GOD; WANT ALLE DINGEN ZIJN
MOGELIJK BIJ GOD" (Marcus 10:27).
Hier wijst de Zaliqmaker op den pleit-
grond van het geloof. Het zaligworden is een
werk van de almachtige, onwederstandelijke j
genade Gods, Die wonderen doet ook aan
en in een zondaar, Die den dooden zondaar
levend maakt, den onbekeerden bekeert, den
verlorene redt en den onreine witter wascht
dan sneeuw.
Juist in die erkenning, dat ons behoud aan
onze zijde een volstrekt onmogelijke zaak is,
wordt het openbaar, dat God alleen doen kan
wat Godes is, een wonder van omhoog, een
werk door Zijn Woord en Geest.
Alle dingen zijn mogelijk bij God. Dit is
het steunpunt om wat bij ons onmogelijk is
biddend te verwachten van Hem, Die bergen
van ongerechtigheid door Christus' genade
maakt tot een vlak veld. Die zich ontfermt
over die daar moeten zeggen: het is buiten
hope.
„Als mij geen hulp of uitkomst bleek,
Wanneer mijn geest in mij bezweek
En overstelp was door ellend'.
Hebt Gij, o Heer, mijn pad gekend
Ds. van Oost.
Bezint eer ge begint.
Het gebeurde te Zaamslag. Soldaat Jansen
was op bezoek bij de Zaamslagsche familie
Dirksen. De 2 dochters van het gezin, Truus
en Dora opperden het plan de andere mor
gen 5 uur een ochtendwandeling te maken.
Soldaat Jansen verzocht in volle ernst de
jongedames bij hun ochtendwandeling te
mógen vergezellen.
Truus en Dora stemde^ enthousiast toe, in
de vaste overtuiging dat soldaat Jansen het
evenmin meende, dan zij.
De andere morgen 4.45 uur. Soldaat Jan
sen trekt aan de bel bij baas Dirksen. Geen
gehoorHerhaald geschelGeen ge
hoorVerwoed geschelEven later
verschijnt het hoofd des huizes in négligé in
de deuropening. Soldaat Jansen salueert
stram en vraagt of dames gereed zijn voor
ochtendwandeling.
Het hoofd des huizes rimpelt z'n voor
hoofd, z'n oogen kijken soldaat Jansen drei
gend aan; soldaat Jansen laat het lichaams
gewicht overhellen naar rechts om met de
meeste spoed „rechtsomkeert" te kunnen
maken. Dan echter komen er rimpeltjes in de
ooghoeken van baas Dirksen, soldaat Jansen
krijgt een stevige klap op z'n schouder en
baas Dirksen zegt: „Kom op man, ik gestoord
in m'n nachtrust, die meiden zeker. En wan
delen zullen ze."
Weinige oogenblikken later staan 2 jonge
dames slaperig, knipperend, verbluft, baas
Dirksen en soldaat Jansen aan te kijken. De
heeren hebben ze letterlijk „van het bed ge
licht".
Binnen 10 minuten klaar voor ochtendwan
deling", zegt baas Dirksen.
Klokslag 5 uur, loopen 2 jonge dames met
in hun midden soldaat Jansen de weg op.
Baas Dirksen leunt tegen de deurpost van het
lachen. Soldaat Jansen kijkt op de hoek van
de straat nog eens over z'n schouder naar
achter en brult: „MACHTIG"'.
Bekendmakingen
Uitbetaling inkwartieringsgelden
De Burgemeester van Tholen maakt be
kend, dat degenen, die nog recht hebben op
inkv/artieringsgeld op grond van een door
hen ter gemeentesecretarie ingediend inkwar
tieringsbiljet, onderteekend door den Com
mandant van het betreffende legeronderdeel,