Mededelingenblad voor het Eiland ïholen De Ware Vrijheid. Desillusies. Ie JAARGANG No. 27 Abonnementen: f 0.75 per kwartaal VERSCHIJNT IEDERE VRIJDAG 18 MEI 1945 Prijs per nummer 6 cent REDACTIE: G. Heijboer, Nieuwstraat 494, St. Annaland UITGEVER: Firma C. Dieleman, Oudelandschestraat 9, Tholen ADVERTENTIËNf 0.10 per milimeter - Minimum f 2.00 ks7b SPIERINKJES: tot en met 20 woorden f 1.00 - elk woord meer f 0.05 Advertenties worden tot uiterlijk Donderdagmiddag 1 uur aangenomen waar de Geest des Heeren is, aldaar is vrijheid. 2 Cor. 3:17 Wat vrijheid is, wat vrijheid beteekent, weten we nu beter dan ooit tevoren. Vijf jaren van verdrukking, van tyrannie zijn wel geschikt om ons de weelde van de vrijheid weer meer te leeren waardeeren. En dit maakt ons vooral zoo blij, in deze dagen, dat we weer vrij zijn. Wij zijn niet meer gebonden aan regels en verordeningen van den onderdrukker. Wij worden niet langer geprest en gedwongen tot dingen, die ingaan tegen onze diepste en heiligste overtuiging. Wij mogen weer onszelf zijn. Wij mogen weer zoeken naar de wegen, waarin zich het leven van ons volk vrij en ongedwongen kan bewegen. Toch is het zaak om wat voorzichtig te zijn met ons optimisme. Is de vrijheid, die wij verkregen, wel de ware vrijheid Is dat inderdaad de hoogste vrijheid, dat een mensch vrij is om te doen en te laten, wat hij wil Of is dat misschien de grootste slavernij Is 't werkelijk zoo n vreugde zich te kunnen uitleven Is een leven in dronkenschap, in wellust, in gierigheid, in hoogmoed waarlijk een genot Of is dat wellicht de diepste ellende „Waar de Geest des Heeren is, aldaar is vrijheid." Dat is het antwoord op die vragen. Want dat is alleen de ware vrijheid, als we ons schikken onder de heerschappij van Christus en van Christus' Geest. Dat klinkt wel wat vreemd. Wij denken ons de vrijheid altijd als een vrijheid zonder banden. Maar dat is niet waar. Een visch is gebonden aan het water. Doch dat is juist zijn vrijheid. Maak een visch „vrij" van het water en ge hebt hem gevangen. Zoo is 't voor ons de ware vrijheid, als we gevangen worden door Christus. Want Christus legt ons aan banden, die ons niet vreemd zijn. Christus leidt ons leven weer in het spoor, waarin het behoord. Onze gebondenheid, onze gevangenis, ik zou haast zeggen in ons „concentratiekamp" is dit, dat we steeds weer onszelf willen zijn en onszelf willen handhaven. Iemand, die zichzelf probeert op te trekken aan zijn haren, noemen we dwaas. Maar die zelfde dwaasheid begaan wij allen, wanneer we het in ons leven willen stellen zonder God en ons niet willen binden aan Zijn eischen. Van die dwaasheid maakt Christus ons vrij. Want Hij breekt de hoogmoed van ons leven. Hij breekt onze zelfhandhaving en Hij vangt ons op in Zijn verlossende armen en draagt ons naar het leven. Echter, daarvoor is noodig, dat we ons aan Hém gewonnen geven. Wij moeten door Hem krijgsgevangen worden gemaakt en voor Hem capituleeren. Dan worden we waarlijk vrij. Natuurlijk, dat beteekent allereerst, dat ons hart open moet voor Christus „Waar de Geest des Heeren is, aldaar is vrijheid." Die Geest is de Geest van Christus en die Geest kan alleen maar wonen in ons hart. Uw hart moet gegeven aan Christus, aan Zijn Geest Dat is de eisch, waarvoor 't Pinksterfeest ons stelt. Maar dan mag uw leven niet achterblijven! Ware vrijheid, die komt er voor ons allen, wanneer we ons leven laten binden door Christus, door Zijn Geest. Ware vrijheid komt er, wanneer we breken met de zonde en wanneer we leven naar Gods eisch in de kracht van Christus, in de kracht van het geloof. Wég dan met alle eigengereidheid en eigenzinnigheidWég met alle onwil en verzet Laat Christus de gevangenis van uw leven openmaken Want anders geldt 't ook van ons „Ze hebben de duisternis liever gehad dan het licht, de gebondenheid liever dan de vrijheid". Th. H. J. S. Gelijk een muis in de val, naast de ruste- looze pogingen tot mogelijke ontsnapping, aan zijn snuitje de meest armzalige en mee warige uitdrukking tracht te geven, als om daarmede het erbarmen met zijn lot op te wekken en het gemoed te vermurwen van hem of haar die straks het traditioneele von nis zal voltrekken, zoo speelt thans Anton Mussert, de leider der N(ationale) Spits boeven) B(ende) of ook wel te noemen de N(oodgedwongen) S(ympathie) B(etuigers) de rol van bedrogene, van misleide. Nu hij voor dit oogenblik althans achter slot en grendel zit, komt hij los en beklaagt zich, nog nooit zóó te zijn bedrogen dan door de Duitschers. Het inzicht in dat bedrog komt wel wat laat. De klanken van zijn fiere woorden, dat hij den heldendood zou sterven in plaats van ontvluchting, trillen nog even na in den aether. Als hij eerst nu mocht ervaren te zijn bedrogen, dan geeft hij blijk van een buiten gewone bekrompenheid, die bij een leider absoluut niet past. Hij behoeft dus allerminst zijn führer het verwijt aan te doen, dat deze een idealist is, want zelf is hij niet anders. Zij zijn gedesillusioneerd nu hunne volgelingen, die hen omringden, zich van hen afkeeren. Neen, Mussert, gij zoudt geen heldendood kunnen sterven, want ge zijt nooit een held geweest. Bij die grootsche gedachte zou zich aanpassen een roemrijk einde. Maar daarvan kan evenmin sprake zijn, zelfs niet van een roemloos einde, want dat zou nog kunnen inhouden, dat er elementen aanwezig waren die nog even op de beteekenis van tintelende woord betrekking hebben, waarvan de uit sluiting alleen aan onvoorziene omstandig heden zou zijn toe te schrijven. Neen, Mussert was geen man met een ruggegraat, doch een marionet, een slaafsche navolger der terrori- seerende machthebbers, die hem enkel kneedden als het leem in des pottebakkers hand. Met een nazaat van het oude, onbuigzame Hollandsche ras meende men dat niet te kun nen doen, waarvan de ervaring duidelijk heeft aangetoond, dat men de diepte van het echt- Nederlandsche hart niet tevergeefs had gepeild. Dat wil niet zeggen, dat overal waar nu de driekleur wappert, oer-echte Vaderlanders huizen. Geenszins. Want toen Winterhulp met zeldzame gulheid haar hoorn des over- vloeds uitstortte, noodig of niet-noodig, en radio-Duitschland opnieuw kon worden in gesteld, en de schetterende overwinnings- berichten als blazoenen tintelden en men de adem inhield om toch maar geen enkel woord in de ruimte te doen verijlen, toen was het kloppen van menig vaderlandsch hart zoo goed als afgestemd. Ook toen de harde stem van den weer machtman als geziene vriend des huizes weer klonk, waarbij de nationale gedachte wel niet tot uiting zal zijn gekomen. En als ten slotte als loon der dankbaar heid voor de gastvrije ontvangst die harts tochtelijkheid met een wrange vrucht is be loond geworden, zal dit misschien wel even een desillusie hebben verwekt, maar dat kwaad, aangemerkt als een volkszonde, zal ook weer wel door de tijd die alles heelt, ge heeld worden. Een arme illusie, evenwel, die alleen is gegrond op 's menschen wisselend genot- betoon. En nu keert men tot de oude paden terug. Men verwisselt even gemakkelijk en even vlug van een beginsel, van een regime, als van een kleedingstuk. Het is alsof Mussert nu al speculeert, let tende op zoovele pardons, die al van kracht geworden zijn, op de goedgunstigheid van de oordeelende autoriteit, om hem, den belijden den bedrogene, in genade aan te nemen, onder een vorm welke we natuurlijk in het midden moeten laten. Maar het is ontegenzeggelijk waar, dat, hoe dieper men gevallen is, hoe hooger men wordt opgetrokken. Max Blokzijl, die in hetzelfde hotel ver blijft, maakt een hoogst povere figuur en toont het evenbeeld van een vagebond in zijn slordige, afgesleten en onverzorgde Weeding. Zijn honende toon uit de radioreportage is nu als die van een bibberend schoothondje en zijn schetterende fanfares uit het weke- lijksch overzicht zijn vervangen door een smeekbede om hem, zelfs al is het 't een voudigste en kleinste werk op te dragen en aldus te kunnen medewerken aan een nieuw Nederland. Men moge verbijsterd zijn over de onge kende brutaliteit om zulk een neerbuigende wensch te durven uiten en meer nog over de grenzenlooze naïviteit om te veronderstellen, dat men er ooit zelfs aan zou kunnen denken de herrijzenis en de wederopbouw van ons gekraakte vaderland aan sloopershanden toe te vertrouwen. Laat ons over dit afschuwelijk bakzeil halen het zwijgen toe doen en den recht- geaarden Nederlander qprdeelen. Uitg.

Krantenbank Zeeland

Eendrachtbode /Mededeelingenblad voor het eiland Tholen | 1945 | | pagina 1