MEDEDEELINGENBLAD voor het Eiland Tholen BIDSTOND. Uit „Ergens te Velde THOLEN lc JAARGANG No. 23 Abonnementen: f 0.75 per kwartaal VERSCHIJNT IEDERE VRIJDAG 20 APRIL 1945 Prijs per nummer 6 c«nt I Redactie: G. Heijboer, Nieuwstraat 494, St. Annaland Uitgever: Firma C. Dieleman, Oudelandschestraat 9, Tholen ADVERTENTIËNf 0.10 per millimeter - Minimum f 2.00 SPIERINKJES: tot en met 20 woorden f 1.00, elk woord meer f 0.05 Advertenties worden tot uiterlijk Donderdagmiddag 1 uur aangenomen Alle kerkelijke instanties in be vrijd Nederland worden verzocht de kerkelijke samenkomsten op Zondag 22 April a. s. te maken tot een Bidstond in verband met de nood van ons volk in het nog bezette gebied. (H.N.) 6 uurWil je niet opstaan, blijf je maar liggen, moet je maar weten wat er van komt", klinkt het signaal over het nog in diepe rust liggende opleidings kamp. De sergeant van de week snelt daarna de kamers binnen en port de enkele nog wat slaperig overeindkomen- den aan tot meer spoed, zoodat binnen 10 minuten alles naar het waschlokaal snelt. De koele aanbrekende dag doet ons nog ietwat huiveren, maar als we het frissche water hebben genoten, ons .wolletje" is opgemaakt, kamers ge veegd, gegeten, staan we op de gelaste tijd frisch en reeds wat bruin gebrand door een week prachtig weer op de appèlplaats. Stram in de houding staat daar het Zeeuwsche bataljon, allen Oorlogsvrijwilligers. Dienst aanvan gen" beveelt de commandant en de ver schillende afdeelingen rukken uit of krijgen theorie. Vooral de uitrukkende dienst valt niet mee en er wordt nogal eens een zweetdruppeltje bij gelaten, maar als we dan de geheele morgen de pittige lucht hebben ingeademt, de spie ren zijn losgemaakt, komen we bezweet en hongerig in het kamp terug. Eerst weer wasschen en dan aan de goed verzorgde maaltijd, welke met veel smaak slechts weinig tijd in beslag neemt. Vanzelfsprekend volgt daarna het gebruikelijk sigaretje. En allen zijn we het er over eens, dat de korte tijd dat we hier zijn, ons al veel goeds heeft gedaan. De lente is hier vroeger in 't land dan bij ons en alles staat reeds mooi groen. Schitterende landschappen zien we als we een flinke marsch moeten maken, prachtige begroeide heuvelhellingen waar we fit tegen op tornen, moeizaam de top bereiken, maar het dan aan ons oog vertoonde landschap onze moeheid doet vergeten, ons in verrukking brengt. Wat is er mooier dan de natuur, vooral als die wordt omringd door een rust en vrede, zooals die hier heerscht. Als we geen vliegtuigen hoorden of naar de berichten luisterden, zouden we het vergeten, waarvoor we hier zijn. Dat echter doet het ons weten, dan gaan onze gedachten naar familieleden, die- we achterlieten, naar geliefden en be kenden in bezet gebied. Dan zouden we onze hoogste conmmandant willen smeeken ons zoo soedig mogelijk in te zetten, op welke manier dan ook. We hooren de goede berichten, zien in gedachten het herrenvolk wankelen, overal witte vlaggen, Moffenhanden de hoogte ingaan. Reikhalzend zien we de dag tegemoet, dat we ons opleidings kamp kunnen verlaten. De mogelijkheid is groot, dat we op dien dag geen ge organiseerd verzet meer in Nederland zullen kunnen ontmoeten en hoewel we aan de eene kant graag de Moffen nog eens te lijf waren gegaan kon het aan den anderen kant ons niet te vlug gaan, opdat er een einde komt aan de nood boven de rivieren. Namens allen de hartelijke groeten aan familie, vrienden en bekenden tot ziens. G.H. Meditatie. ,,En de zee was niet meer." Openb. 21 lb. Op het kleine, stille, rotsachtige eilandje Patmos, omstuwd door de golven der Aegeïsche Zee, leeft de balling Johannes, de discipel, dien Jezus liefhad. Ginds, ver weg over de wijde watervlakte, toeft zijn geliefde gemeente van Epheze. De zee alleen scheidt hen. Die scheiding was zwaar gevallen. De woede van den vijand had Johannes pastoralen arbeid zoo meedoogenloos doen afbreken. Daar zit hij nu. Verlaten Ja, verlaten, gescheiden van allen, die hem lief en dierbaar zijn, doch niet ver laten, niet gescheiden van zijn God en Heere, Die in Zijn alwijs bestuur deze weg met hem komt te houden tot hooger doel, tot profijt van hemzelf en van de gansche kerk. Johannes ontvangt troost, balsem voor de geslagene wonden, van den Oppermedicijn- meester. ,,En," zoo schrijft hij, „ik zag een nieuwe hemel en een nieuwe aarde, want de eerste hemel en de eerste aarde was voorbij gegaan, en de zee was niet meer." Hij mag zich verlustigen in hetgeen hem en met hem al Gods volk eenmaal te wachten staat, wanneer de ge daante van deze wereld zal zijn voorbijgegaan. Dan zal het wezen een nieuwe hemel en een nieuwe aarde, in dewelke gerechtigheid wonen zal. Doch, de zee, die scheidt, zal dan niet meer zijn, alle scheidingen zullen zijn weg gevallen. Hier is er zoo menigmaal iets, dat Gods kinderen van hun God en van elkander, scheidt, n.l. zonde, wereldgelijkvormigheid, beslomme ringen van het leven en dergelijke, zoodat zij zoo menigmaal het vriendelijk, liefelijk Aange zicht van hun Koning niet aanschouwen mogen, en er ook zoo weinig beleefd wordt van de ware gemeenschap der heiligen. Doch dat zal straks eenmaal ten einde zijn. Daar geen schei ding meer, maar zullen zij altijd bij den Heere wezen, om Hem volmaakt te dienen als één gemeente, zonder vlek en zonder rimpel Gelukkig volk toch, die gekochten met het bloed des Lams, ja, met het bloed van Hem, Die op Golgotha's vloekhout het „Eli, Eli, lama sabachtani" kwam uit te roepen, het „Mijn God, Mijn God, waarom hebt Gij mij verlaten", opdat alle verlatingen en alle scheidingen van Hem en van hen, waar het gemeenschap mee zoekt, voor eeuwig zouden wegvallen. Daar zullen ook weervinden hen, die elkander hier op aarde zoo lief en dierbaar waren, en in het geloof zijn gestorven. Maar -diep ongelukkig is hij, die in zijn onbe- keerden staat daar henen leeft, wiens geeste lijke doodstaat hem predikt een scheiding van Gods gunst en een onmacht in de zonde, want, zoo de Heere niet tusschen treedt met zijn bekeerende genade, zal dat toch op een eeuwige scheiding uitloopen, eeuwig gescheiden van God en eeuwig gescheiden van Zijn volk, om dan onder te gaan in een kokende zee, in de golven en de baren van Gods eeuwige gramschap. En daarom ook, mijn onbekeerde medereiziger naar de eeuwigheid, haast u, spoed u, om uw levens wil, want immers de dag, ze gaat als kaf voorbij. Het boek Job beschrijft in hoogdichterlijke taal in het acht en dertigste hoofdstuk de ge boorte der zee. En voorwaar, kan er majes- teitelijker sprake beluisterd worden dan in het klotsen der golven en in het bruisen der baren, waarbij de mensch zich zoo nietig gevoelt. En is bovendien niet menigmaal de zee gebruikt als een instrument ter verderving en ook terecht wel een zeemansgraf genoemd, daar ook de zee eenmaal haar dooden zal wedergeven Welnu dan, deze zee zal in werkelijken zin straks ophouden te bestaan, om op de ge louterde aarde in paradijsweelde te zijn over gegaan. Maar ook, wat ze verder nog figuurlijk afschaduwt, zal dan mede een einde hebben genomen. De volkerenzee met al zijn onrust, beroeringen, botsingen, oorlog en revolutie zal dan niet meer zijn, maar zich hebben opgelost öf in de schare, die, als de zangers aan de glazen zee het lied zingen van Mozes en het Lam en bij wie vrede en zaligheid wezen zal, öf in de schare van hen, die geworpen zijn in de poel, die brandt van vuur en sulfer. Ook de wateren der verdrukking zullen dan niet meer over het hoofd van Gods Volk heen gaan. Hier moge menigmaal moeite, verdriet, wederwaardigheden, verlies van dierbare familie betrekkingen of van aardsche goederen hun deel zijn, geen nood, de tijd is aanstaande, dat de Heere, die hen leidt naar Zijn Raad, hen ook straks opneemt in eeuwige heerlijkheid. Gods Volk moge elkander dan met deze woorden vertroosten. Th. J.L.G. Geef Uw kinderen, wat hun wordt toegewezen, zy hebben het noodig. Bekendmaking. B. en W. van Tholen maken bekend, dat tegen Donderdag 26 April a.s. ge legenheid bestaat tot aangifte voor rui ming van privaatputten. In den voormiddag van dien dag zullen scherven enz. door den Reinigingsdienst worden opgehaald. Tholen, 19 April 1945. Hinderwet. Burgemeester en Wethouders van Tholen brengen ter openbare kennis, dat ter gemeentesecretarie ter inzage ligt een verzoek met bijlagen van M. N. Oerlemans, monteur-bankwerker, alhier, om vergunning tot het uitbreiden van de smederij in zijn auto-, motor- en rijwiel- reparatieinrichting in het perceel, kada straal bekend gemeente Tholen, Sectie F no. 126, gelegen aan den Bebouwden- dam no. 42. Op Donderdag, 26 April a.s. des voormiddags 11 uur, zal op het Ge meentehuis gelegenheid bestaan, om bezwaren tegen de inwilliging van dit

Krantenbank Zeeland

Eendrachtbode /Mededeelingenblad voor het eiland Tholen | 1945 | | pagina 1