De andere buren konden wij de hele nacht om hulp horen roepen. Wij konden pas toen het licht was zien dat zij boven op het dak zaten. De buurvrouw was in verwachting. Wij konden niets voor hen doen; bij ons hadden ze beter en droger gezeten. Alhoewel, bij ons bewoog ook alles. De meubels gingen drijven en bonkte tegen de muren, ook allerlei pannen en keukengerei hoorden we rammelen. In het kantoor stond een lange zware tafel, en een hele grote kast met gaspenningen, kousjes en lampekoppen met kralen randen. Later bleek dat het zware spul was blijven liggen, maar van de rest was geen plankje meer te vinden. Wij hadden vrienden die bij de sluizen van Hansweert woonden. Hij was bij de douane om schepen in en uit te klaren. Toen het licht werd en het eb werd, zodat hij ongeveer de weg kon volgen - vanwege de boomgaard - is hij ons en nog enkele buren komen halen met een boot. We moesten boven uit een raampje springen in een boot die niet bepaald stil lag. Eerst gooiden we baby Ada naar beneden. Joke was heel erg bang, maar die moest toch ook het raam uit. Daarna sprong ik in de boot en mijn man sprong als laatste. Het was fijn om gered te zijn, maar wat we allemaal om ons heen zagen was griezelig. Aan de ene kant leek het of we in de zee voeren, overal om ons heen was water met golfslag als de zee. Aan de andere kant zagen we ook van alles drijven, delen van huizen, meubels, maar ook dode dieren. We probeerden de kinderen zoveel mogelijk af te leiden. Toen wij bij Hansweert aankwamen wist ik niet wat ik zag. Gewoon droge straatstenen! We konden zo de boot uitlopen de weg op. We werden eerst opgevangen door de familie Borger. Mijn man mocht even naar Rotterdam bellen om zijn ouders en mijn moeder gerust te stellen. In de tussentijd was de directeur van het gasbedrijf, die in Goes woonde, met zijn chauffeur in de dienstauto gearriveerd en die waren blij ons levend aan te treffen. De chauffeur wist wel een adres waar hij ons kon brengen in Goes. We werden allerhartelijkst ontvangen bij de familie Kuipers in de Zaagmolenstraat. Ze hadden een zoontje die net zo oud was als Joke. Ook waren er babykleertjes voor Ada. Wat waren we dankbaar toen we bij hun warme kachel zaten. De meeste evacuees gingen naar een school of een kerk, maar bij zo'n gastvrij gezin was natuurlijk veel fijner. In de tijd dat we bij hen 'logeerden' hebben we het heel goed gehad. De twee moeders deden samen het huishouden voor het dubbele gezin. Er gebeurde in die periode nog van alles. Joke ging met Sake mee naar school. Eerst kreeg ze de mazelen, direct gevolgd door kinkhoest. Helaas kreeg baby Ada ook kinkhoest. De band tussen de gezinnen was heel groot; als Ada ging hoesten was Johan Kuipers als eerste bij het wiegje - hij pakte haar op en hielp haar met slijm ophoesten door op haar rugje te kloppen. Ook is mijn man een keer uit de boot gevallen (ribben gekneusd), toen hij met collega's tijdens eb aan het werk was in Kruiningen. Daar bleef het niet bij. Mijn man kreeg ook nog de bof en dat is voor een volwassene heel onaangenaam. Dit alles speelde zich af in een klein huisje, waar de man des huizes ook nog studeerde. Hij is later leraar geworden in Vlissingen. Omdat we voorlopig nog niet terug konden naar ons huis is Kruiningen (dat bleek uiteindelijk pas 1,5 jaar later weer bewoonbaar) zijn we op zoek gegaan naar eigen woonruimte. Via de burgemeester (Van Melle) en maatschappelijk werkster (zuster Ouwehand) kregen we tijdelijke woonruime boven het kantoor van het gasbedrijf. De zolder stond vol met gasmeters en ander materiaal; dat hebben ze allemaal weggehaald. Daardoor ontstond onder het

Krantenbank Zeeland

Watersnood documentatie 1953 - diversen | 2008 | | pagina 2