"We hadden de storm al sinds vrijdagavond in de gaten. Je kunt dus zeker niet zeggen, dat Nederland er door overvallen is. Vrijdag ontwikkelde zich achter een depressie ten zuiden van IJsland een stormveld, dat zaterdag pal ten noorden van Schotland krankzinnige windsnelheden veroorzaakte. Over de uiterste punt van Schotland is toen één van de zwaarste orkanen uit de Schotse geschiedenis getrokken. Er zijn daar die zaterdag miljoenen bomen gesneuveld. Nou, die storm depressie zakte af naar de Duitse Bocht en volgde een koers, die voor ons desastreus was. De wind draaide toen op de noordelijke Noordzee naar het noordnoordwesten. Dat betekende dat er een stormveld van circa duizend kilometer lengte, precies over het water, recht op onze kust afliep". Postma dacht zaterdag rond het middaguur niet aan een watersnood omdat hij niets wist over de toestand van de zeedijken, maar verwachtte wel een zeer zware storm (windkracht 11) met veel schade en ellende door afgewaaide daken en afgeknapte bomen. Een uur later werd hij afgelost door Bijvoet, die tijdens vloed in de nacht van zaterdag op zondag een enorme opgestuwde "waterberg" voor het zuidelijk deel van de Noordzee voorzag. Geruime tijd voor de ramp was er al gewaarschuwd voor de onveiligheid van de dijken. Dr. ir Johan van Veen had zijn plannen voor de Deltawerken al vóór 1953 uitgewerkt, omdat hij toen al besefte dat de dijken niet veilig waren. Dat meldt zijn kleinzoon Paul Fortuin, die als onderzoeker werkzaam is bij het KNMI en goed op de hoogte is van de ideeën van zijn grootvader. Van Veen had zijn plannen voorgelegd aan de leiding van Rijkswaterstaat. De realisatie kon indertijd echter geen doorgang vinden door geldgebrek en andere prioriteiten. Als hoofdingenieur bij Rijkswaterstaat was het hem niet toegestaan de pers te waarschuwen voor deze onveiligheid, daarom deed hij dit onder de pseudonaam, Cassandra (een Griekse ongeluksprofeet waarna niemand luisterde) en met name bij interviews met het Elsevier tijdschrift. Toen de dijken doorbraken wist de directie van Rijkswaterstaat dus al van zijn plannen. Over een lengte van 187 kilometer worden de zeeweringen beschadigd bij de eerste vloed. Bij de tweede vloed op zondagmiddag is het pas goed raak. Diverse binnendijken begeven het. Grote delen van Zeeland en de Zuid-Hollandse eilanden overstromen: En dan.. Tegen het gecombineerde geweld van wind en water zijn de te lage zeeweringen in de Delta niet bestand. De golven slaan over de dijken en hollen ze aan de binnenzijde uit, waardoor ze breken. Ook zwakke binnendijken begeven het. De Februariramp 1953 is dan een feit. Binnen zes uren tijd voltrekt zich een ramp die op heden nog haar sporen zou achterlaten. 6

Krantenbank Zeeland

Watersnood documentatie 1953 - diversen | 2008 | | pagina 6