Deze storm heeft verschrikkelijke gevolgen omdat het water tussen de Zuid-Hollandse en
Zeeuwse eilanden werd opgestuwd. Van springvloed was toen geen sprake, het natte weer
was er de oorzaak van dat het water afkomstig van de rivieren nog hoog stond.
De dijken braken door en overstromingen richtten in Zeeland en Holland verwoestingen aan.
De hele Dordrechtse waard, de Tysselinswaard, de Grote
of Zuid-Hollandse waard stond onder water. De
monniken van het klooster Eemstein en Heisterbach
waren op de vlucht geslagen en zagen
huiveringwekkende dingen op hun barre tocht naar
Dordrecht; verdronken koeien, lijken, hele gezinnen op
ronddrijvende daken. En een wiegje met een kind erin en
erop een kat die wanhopig heen en weer sprong om de
schommelende kribbe voor omslaan te behoeden.
Beschuldigende vingers werden uitgestoken naar nijdige
boeren die de dijken zouden hebben doorgestoken, of
naar de hoogmoedige Dordtenaren die hun landsvrouwe
Jacoba van Beieren in de steek hadden gelaten en nu de
straf van God over zich kregen. Maar de werkelijke
oorzaak was natuurlijk het slechte onderhoud van de
dijken en het onverantwoorde graven van de turfstekers.
1570
De grootste stormvloed in onze geschiedenis was de Allerheiligenvloed in november 1570. Er
werd voor deze stormvloed wel gewaarschuwd, de Domeinraad in Bergen op Zoom heeft op 1
november 1570 een waarschuwing gegeven voor "seer uytnemende hooghe vloet".
Een lange periode van storm zwiepte het water tot ongekende hoogten. Talloze dijken aan de
Hollandse kusten begaven het, waardoor zich enorme overstromingen voordeden en een
reusachtige ravage werd aangericht. Het totale aantal doden, het buitenland meegerekend,
moet boven de 20.000 hebben gelegen, maar precieze gegevens zijn niet bekend.
1717 en 1825
Het Zuiderzeegebied (IJsselmeer nu) is in onze tijd veilig
achter de Afsluitdijk.
In de 18^ eeuw was die dijk er nog niet en had het
Noordzeewater er vrij spel.
Begin februari 1825 woedde een langdurige
noordwesterstorm tijdens springtij en veroorzaakte daar een
watersnood, die vele honderden mensen het leven kostte en
enorme schade aan de kustlijn aanbracht.
Berucht was ook de Kerstvloed van 1717 met naar
schatting 14.000 doden. Vooral het noordelijk deel van de
Zuiderzee werd toen getroffen.
1916
Door een hevige storm half januari 1916 braken langs de Zuiderzee weer veel dijken door.
Grote delen van ons land kwamen onder water te staan, waarbij tientallen doden vielen.
Vooral Waterland en Marken werden getroffen, maar ook lage gebieden langs de Zuiderzee.
De watersnood leidde tot de uitvoering van de Zuiderzeewerken en vormde de aanzet tot de
oprichting van de Stormvloedwaarschuwingsdienst. De ramp in 1916 was de laatste in een
reeks Zuiderzeerampen.
Jan Engbrechtszoon was de eerste
die in de vroege ochtend van de
feestdag van de heilige Elisabeth, de
negentiende november 1421, de
klokken van de grote kerk van
Dordrecht hoorde luiden. In
paniek rende hij de straat op. Van
overal kwamen de burgers van
Dordt tevoorschijn. In het duister
zocht de massa een weg naar de
stadspoorten en klom op de muren.
Tot hun verbijstering zagen zij zover
het oog reikte een watermassa.
3