Ir. J.K. Vrijling, hoogleraar waterbouwkunde TU Delft, is ook van mening dat de dijken weer hoger moeten, al is tot nog toe slechts een stijging van het zeepeil van 20 cm vastgesteld. Om de veiligheid tien keer te vergroten is een ophoging nodig van zo'n 70 cm. Als het zeeniveau toch beduidend stijgt in de komende tientallen jaren, is zelfs een ophoging van een meter aan te raden. Volgens hem zijn bovendien in de rekenkundige modellen voor het Deltaplan de golflengtes onderschat, zodat dijken en duinen zwaarder belast worden dan wordt aangenomen en ze sowieso toch best versterkt (en verhoogd) zouden worden. Ervan uitgaan dat de Deltawerken de kans op overstromingen beperkt hebben tot eens in de 4.000 jaar is voor hem niet geruststellend genoeg: het risico zou gewoonweg niét mogen bestaan. Overigens zou een gelijkaardige ramp vandaag veel ernstiger zijn omdat er nu twee maal zoveel mensen wonen in gebieden onder de zeespiegel en de waarde van de bebouwing veel groter is. Ir. H. Saeijs/ voormalig hoofdingenieur-directeur van de Deltasectie van Rijkswaterstaat, meent dat Zuidwest-Nederland eens in de 200 jaar te maken krijgt met een echt grote overstroming en dat de overheid te weinig aandacht heeft voor risicomanagement. Een echt rampen- of evacuatieplan voor grote rampen is er niet. En dat terwijl het Westerscheldegebied, met vijf kerncentrales, 20 chemische bedrijven en een drukke vaarweg, ook zonder natuurgeweld toch ook al een groot risicogebied is. Daarbij komt nog eens het gevaar dat de binnenlandse rivieren steeds vaker buiten hun oevers treden. Hogere dijken lossen daar het probleem niet op en dus er moeten meer uiterwaarden komen om het overtollige water op te vangen. En dat raakt bij de Zeeuwen een gevoelige snaar: Ontpoldering, dus het gewonnen en kostbare landbouwland teruggeven aan het water? No way. We lossen het zo ook wel op, vindt de Zeeuw. Altijd lossen we het wel op. Luctor et Emergo, zegt de Zeeuwse wapenspreuk: ik worstel en kom boven. langste en bangste nacht] "Zierikzee, zaterdag 31 januari 1953, een dag zoals alle andere. Mijn moeder is druk bezig in de keuken met de voorbereidingen van de warme maaltijd van zondag: de soep staat te trekken, de sudderlapjes staan te pruttelen op het oliestel en de peertjes worden geschild. Mijn vader is de stad in om zijn wekelijkse rantsoen sigaren in te slaan en zal onderweg mijn oma, zijn moeder, oppikken en meenemen voor de koffie. Ik, ventje van net 6 jaar, speel op de grond met mijn autootjes. Buiten spelen mag ik niet, want ik heb nog koorts en oorpijn. Het eierdopje met slaolie staat op de kachel: zelfgemaakte oordruppels. Dan komen vader, opoe en mijn broer tegelijk binnen en ze hebben het allemaal over de storm, die nu toch wel erg aan het aanwakkeren is. In de haven stijgt het water snel en de vloedplanken worden geplaatst. De wind raast om het huis, maar binnen is het warm en veilig. Het wordt avond. De wind is alleen maar toegenomen in kracht en de radio heeft het over zware storm uit het noordwesten. Voor mij is het bedtijd en op mijn kamertje onder het schuine dak lijkt het alsof de wind nog harder blaast dan beneden. Slapen lukt nog niet en ik hoor mijn vader, moeder en broer beneden praten. 10

Krantenbank Zeeland

Watersnood documentatie 1953 - diversen | 2008 | | pagina 10