goed herinner twee doden gevallen, en de burgemeester liep jammerend rond. Ik heb gemeld,
dat ik door zou steken naar Stellendam om, naar ik hoopte, met evacués terug te keren.
Vervolgens vertrokken wij, en staken het Haringvliet over. Er stond nog steeds een windkracht 7
a 8, en het Haringvliet zeer onstuimig. Tegen de Westerstorm in maakten wij zeker niet meer dan
drie knopen.
Het was, meen ik, tegen elf uur dat wij Stellendam bereikten. Het stadje stond geheel onder water
en de meeste overlevenden waren verzameld op de dijk. De leiding ter plaatse was in handen
van een wachtmeester van de Rijkspolitie, die optrad met een bewonderenswaardige kalmte en
natuurlijk gezag. Hij gaf aan, wie de zwakke of zieken waren, wist nauwkeurig in welke huizen
nog mensen opgesloten zaten, en hij dirigeerde de reddingsoperaties ter plaatse. Ons team heeft
hem enige tijd geholpen, terwijl de meegebrachte dekens en het aan boord aanwezige eten werd
uitgereikt. De aanblik was nauwelijks te beschrijven. Klotsend water rond en in de huizen, lijken,
dierenkadavers, ingestorte huizen, mensen op daken, verkleumde kinderen en ouderen, gehuil,
en een loeiende wind.
Na ongeveer anderhalf uur vertrokken wij, met een schouw vol vrouwen, kinderen en zieken. Wij
hadden rond 65 personen aan boord, wat gezien de toestand op het Haringvliet nauwelijks
verantwoord was. De tocht met die stampende en slingerende schouw zal hen bijgebleven zijn,
de meesten onder hen waren nog ernstig zeeziek ook.
In Hellevoetsluis aangekomen werden de evacués gedebarkeerd, en tot vandaag aan den dag
weet ik nog niet hoe zij werden opgevangen, want wij vertrokken onmiddellijk weer naar
Stellendam. Daar kwamen wij tegen de avond aan. Inmiddels was het mij opgevallen, dat in het
haventje een aantal vissersschepen afgemeerd lagen. Ik ben daar toen aan boord gegaan en trof
op die scheepjes de visserlieden met hun families aan. Ik heb toen een beroep op hen gedaan,
om de evacuatie over te nemen, of althans er aan deel te nemen. Het was een volkomen nul op
request. Zij zaten veilig en droog en waren tot niets te bewegen, en aangezien er geen staat van
beleg was, was vorderen niet mogelijk. Het gaf mij een bittere smaak in de mond. Het was een
schrille tegenstelling tussen hen en de wachtmeester van de Rijkspolitie en de andere redders.
Inmiddels hadden wij weer een voile schouw, en voerden weer een zestigtal evacués af over het
woelige Haringvliet, maar nu in het duister. Laat in de avond waren wij terug in Hellevoetsluis. Wij
waren nu zesendertig uren bezig geweest, waren tot de botten verkleumd en drijfnat, Dus besloot
ik de operatic voor de nacht te stopper, en wij vonden een onderkomen in het tramhuis van de
RTM aan de haven, waar iedereen als een blok in slaap viel.
Aangezien het inmiddels duidelijk was, dat reddings- en hulpactie op zeer grote schaal nodig
waren, en dat Hellevoetsluis (dat t.o.v. de Zuid-Hollandse eilanden gunstig lag) geen organisatie
kon leveren, besloot ik de volgende morgen om zelf te Hellevoetsluis te blijven, en de
kwartiermeester met de schouw de pendeldienst op Stellendam te laten onderhouden. De
bovenverdieping van het RTM station werd mij ter beschikking gesteld, en de COZD stuurde een
verbindingsjeep van het Korps mariniers, met twee mariniers VD. Zo hadden wij rechtstreeks
verbinding met hem.
Toen bekend werd, dat de marine in het RTM station een commando post(je) had, meldden zich
aldaar achtereenvolgens een Sergeant Machinisteen Adelborst en een Torpedomaker, die allen
in het watersnood gebied het weekend hadden doorgebracht en nu Hellevoetsluis hadden
bereikt. Zo bégon zich een detachement te vormen, dat nog werd versterkt door enige
manschappen van de OZD,
Boyendien melddé zich LTZ Bottema, die ik doorzond naar Stellendam, alwaar hij verder de
leidfng overnam. Ik mag hier zeker wel vermelden, dat aan de COZD alle lof toekomt, voor de
wijze, waarop hij de logistieke steun gaf. Zo kregen wij ook verder dagelijks een warme
marinehap en brood en koffie.