-17-
Maandag 2 Maart
'sMorgens om 06,00 uur gewekt,
In Rilland-Bath aangekomen, kregen m'n twee collega's en ik de
opdracht om naar Bath(eer havenplaatsje) op verkenning te gaan
naar aanvalsboten, pontons en Bailey-planken, die overal verspreid
lagen.
Daar het mooi weer was, hebben we er maar een wandeling van gemaakt,
waar we drie uren over deden.
Onderweg raakte ik al gauw een mijner collega's kwijt, daar hij zich
nog niet goed voelde van de vorige avond en langs de dijk ging
liggen.
In de namiddag bij het opkomen van de vloed enkele pontons en
Bailey-planken opgehaald,
'sAvonds om 18.30 uur vertrokken we op eigen gelegenheid, terwijl
de jongens van 3e Cie. met hun zandzakken worstelden, waarmee ik
toch een beetje medelijden kreeg, niettegenstaande we ze uitlachten
toen we vertrokken.
Dinsdag 3 Maart
'sMorgens om 05,30 uur opgestaan.
Na gegeten te hebben gingen we weer op weg.
De hele morgen Bailey-planken moeten dragen, die bij de dijk
stapeld werden.
'sMiddags bij vloed een aanvalsboot in Bath opgehaald.
Daarna tot 21.00 uur met de Bay-City(een hijskraan) pontons,
aan de ene kant van de dam op het droge lagen naar de andere
waar het water 1.50 m. hoog stond, overgebracht.
Woensdag 4 Maart
'sMorgens eveneens om 05.30 uur opgestaan.
Bij de dijk aangekomen, een wandeling naar Bath gemaakt; zgn. op zoek
naar pontons.
'sMiddags kwam voor het eerst vervoer opdagen, zodat we Bailey-plan
ken in de wagens moesten laden.
Tegen de middag met de Bay-City evenals 'savonds tevoren pontons van
de ene kant van de dam naar de andere kant overgebracht.
Om 19.30 uur opgehouden met onze werkzaamheden.
Donderdag 5 Maart
Daar het vandaag erg mistig was niet veel kunnen doen.
Wel enkele legerwagens met Bailey-planken geladen.
'sAvonds om 17.00 uur weer naar het kamp vertrokken.
Vrijdag 6 Maart
'sMorgens om 06.00 uur gewekt.
Onderweg bij het ingaan van een bocht verloor een van onze chauffeurs
de macht over het stuur, vanwege de gladheid van de weg en vloog uit
de bocht.
Na eerst een afrastering geramd te hebber reed hij een betonnen
paaltje langs de weg omver en kwam tegen de muur van een woonhuis
tot stilstand.
De schade van de wagen viel mee; alleen waren de bumper en het spat
bord wat verbogen.
Even later kregen we bezoek van de vrouw des huizes, die bij het
horen van het geknars der remmen, naar buiten gerend was.
Ze ging natuurlijk vreselijk tegen ons tekeer en stellig van plan
de politie te waarschuwen.
Na haar gekalmeerd te hebben, dat het Rijk haar de schade wel zou
vergoeden, zijn we in onze Legerwagens gestapt en zette onze tocht
voort
opge-
die
kant