Bijlage, bchoreniSc bij liet adres van acht Kamers van Koophandel en Fabrieken en de drie centrale middenstandsbonden in zake het Ontwerp van Wet op de watersnoodschade en bevattende een technische besehon- wing van de belangrijkste artikelen van dit Ontwerp van Wet. Hoofdstak I. Algemene bepalingen. Artikel 3, lid 1. Uit de toelichting blijkt niet duidelijk, in hoeverre schade welke in het dag licht treedt nadat de geïnundeerde gebieden reeds enige tijd droog gevallen zijn, in aanmerking komt voor vergoeding. Aangezien te verwachten is, dat nog zeer geruime tijd na het droogvallen allerlei schade aan de dag zal treden als gevolg van de inwer king van het zoute water, dient naar ons oordeel bij het vaststellen van de termijnen waarbinnen de schade aangegeven moet worden met het optreden van wat men zou kunnen noemen de „na-schade" rekening te worden gehouden. Artikelen 4, 5, 6 en 7. Het heeft enige verwondering gewekt dat, terwijl het Bureau van het Commis sariaat Oorlogsschade reeds aangewezen is als vaststellend orgaan, noch in het Ont werp van Wet noch in de Memorie van Toelichting hier melding van wordt ge maakt. Onze organisaties achten het voorts van het grootste belang, dat op korte termijn wordt vastgesteld welk orgaan met de in artikel 7 bedoelde taken wordt belast. Wij zijn van oordeel dat, naar analogie van het Commissariaat Oorlogsschade, dient te worden ingesteld een Commissariaat Watersnoodschade waarin het georga niseerde bedrijfsleven uit het rampgebied in ruime mate vertegenwoordigd dient te zijn. Als alternatieve oplossing ware denkbaar, dat het Commissariaat Oorlogsschade met deze taak wordt belast en daartoe wordt uitgebreid met een aantal representatieve vertegenwoordigers van het bedrijfsleven uit het rampgebied. Voor wat de taxatie en de afwikkeling van de schade betreft wekt de Memorie van Toelichting de indruk, dat slechts op beperkte schaal een adviserende taak wordt gegeven aan deskundigen uit de betrokken sectoren van het bedrijfsleven. Onze organisaties zouden dwingend willen zien bepaald, dat deskundigen, door het georganiseerde bedrijfsleven aan te wijzen, voor dit doel worden geraadpleegd. Artikel 8. Het komt ons zeer bezwaarlijk voor dat de rechthebbenden de schade en de omvang daarvan dienen aan te tonen, daar verwacht moet worden dat, gezien de omvang en aard van de rami), dit voor velen onmogelijk zal zijn. De tekst van het hierbedoelde artikel ware derhalve als volgt te wijzigen: „Om voor een bijdrage ingevolge de bepalingen van deze wet in aanmerking te komen, dient de belanghebbende de schade aan te tonen, de omvang daarvan aanneme lijk te maken, alsmede naar beste weten de gegevens te verstrekken welke voor de be rekening en de betaalbaarstelling van de bijdrage noodzakelijk zijn". Hoofdstuk II. Berekening van de bijdrage. Artikel 12. De billijkheid van de in dit artikel opgenomen vergoedingspercentages kunnen wij niet inzien. De verwijzing naar de bijdrage welke inzake de Wet op de Materiële Oorlogsschaden wordt gegeven, achten wij niet gemotiveerd, aangezien de onderhavige schade onder geheel andere omstandigheden is teweeggebracht dan met de oorlogs schade het geval was. Waar voorts betwijfeld moet worden of vele herstelbare ge bouwen door de uit te voeren herstelwerkzaamheden weer in de toestand van vóór de ramp gebracht kunnen worden, is integrale vergoeding van de hierbedoelde schade naar ons oordeel de enig juiste oplossing.

Krantenbank Zeeland

Watersnood documentatie 1953 - diversen | 1954 | | pagina 17