Hef ië niét nodig eên bréde ichildëring te gévëh van dè
ramp die een groot deel van ons volk getroffen heeft.
Welk mensenkind is niet klein geworden toen het vernieti
gende geweld van het water op hem af kwam.
Vloekers sloeg toen de schrik om het hart.
En de zelfde mensen, die anders door de kerklok niet wak
ker geluid konden worden, heeft God wakker geschud door het
ontembare water.
Dat ons volk Gods roepstem horen mag!
Wie beschrijft de angst, die ons aan gegrepen heeft toen het
ging om de redding van ons blote leven. En dat was nog maar
een klein voorspel van de grote dag van Gods gericht, wan
neer de vloedgloven van Gods toorn alle goddelozen van de
aarde zullen wegspoelen.
God heeft geroepen.
God heeft ons wakker geschud.
Maar hebben wij hier in Nieuwendijk Zijn roepstem ge
hoord?
En wat was onze reactie: dieper in de nood of alleen aan
ons zelf denken?
En dan moet ik zeggen dat ik voorbeelden gezien heb van
dienende liefde, die wel doormensen met ondankbaarheid be
loond wordt, maar waar van Christus straks zal zeggen:
„Wat ge aan een van deze minsten gedaan hebt, dat hebt
ge Mij gedaan".
Maar daar tegenover staan ook de voor beelden van mensen
die hun handen niet vuil gemaakt hebben om de nood te leni
gen.
Zal ons volk Gods roepstem verstaan?
Zal Nieuwendijk zich tot God bekeren.
God heeft geroepen.
Niemand onzer zal ongewaarschuwd verloren gaan.
In Zijn toorn heeft God ons geslagen maar in Zijn welbe
hagen heeft Hij zich nog over ons ontfermd.
Ja we staan misschien bij de brokstukken van ons huis
over maar midden in de storm heeft God ons aller leven
en onze meubels, we hebben er maar een armzalig restje van
gespaard. Niemand van onze kerkleden heeft zijn graf in het
water gevonden.
O mensenkind, als ge met Uw laarzen een huis binnen
strompelt en staat te huilen bij de vernieling, denk dan aan
plaatsen als Oude Tonge en Stavenisse en kijk Uw kind dat U
behouden mocht maar eens diep in de ogen.
Wat een stof tot danken hebben wij dan niet!
Mijn preek van verleden week wilde ik afsluiten met een
vers.
Ik heb die preek njet kunnen houden.
4