AAN DE DODEN DE DIJK van de rampzalige nacht 1 Februari 1953 O, rampspoed, zwaarste aller tijden, Die in één nacht 't geluk ontnam, Van duizenden, die vredig sliepen, Toen hun het onheil overkwam. Natuur, die bundelde haar krachten, Orkanen zweepten 't water hoog, Dat dijk en wering macht'loos maakte, En polders, huizen binnenzoog. De golven beukten, sloegen, braken, Met woede, wat hen wederstond, En overspoelden wei en akkers, Een vruchtbaar deel van Neerlands grond. De noodklok luidde, 'n angstig vluchten, De mens zocht hulploos een ontkoom, Doch bitter noodlot, 's mensen krachten, Vermochten niets in zulk een stroom. Want honderden zijn ingeslapen, Na overweldigende strijd, Hun levensdraad is afgebroken, Zij rusten nu in d'eeuwigheid. Thom. van Zwieten I Joe vaak heb ik, bij jou gezeten, In schaduw van je bomenpracht, Of in het zilv'ren maneschijnsel, De avond rustig doorgebracht. Jij was de wachter en beschutter, Al keerde 't water, tij na tij, De mens vertrouwde op je krachten, En wist zich veilig aan je zij. Jij hoorde bij ons in het landschap, Waar ik als kind het leven zag, Geslachten, volgend op elkander, Wist jij te schragen naar vermag. Je kruin, gehard door vele eeuwen, Zag over veld en dorpen heen, Als wilde jij de mensen zeggen, Gerust, ik houd de wacht, alleen. Jij zag de vreugde van de arbeid, Der stoere werkers op het land, Het minnespel der jongverliefden, Die liepen langs je bermkant. Of droeg de lasten, die in oogsttijd, Geborgen werden in de schuur, Waarna het land geduldig wachtte, En rustte tijdens winterduur. In die tijd werd je kracht gemeten En, overvallen door geweld, Ben jij, de toeverlaat van velen, Als eerlijk strijder neergeveld. O, dijk, die zelfs een eigen naam draagt, Herrijzen zal je door de kracht Van hen, die één met jou zich voelen, En jij weer bent hun trouwe wacht. Thom. van Zwieten

Krantenbank Zeeland

Watersnood documentatie 1953 - diversen | 1953 | | pagina 5