9
hollandse geëvacueerden zich over deze provincie te ver
spreiden. Op 12 Februari werden in deze provincie ongeveer
30700 geherbergde evacué's geteld; dat getal dient te worden
verhoogd met omstreeks 3500 intern in eigen gemeente)
geëvacueerden, die niet in de telling begrepen waren.
Op 20 Februari bedroeg het aantal geregistreerde evacué's
nog 26400 en op 6 Maart 20075, waarvan ongeveer 13000
afkomstig uit Zuid-Holland en Zeeland en ongeveer 7000
afkomstig uit de Brabantse rampgemeenten. Het aantal intern
geëvacueerden bedroeg op laatstgemelde datum nog ruim 2000.
Op grond van deze cijfers schat de evacuatiecommissaris
het aantal personen, dat voor kortere of langere tijd in deze
provincie zijn woning heeft moeten ontruimen, op ongeveer
30.000.
Gelijk reeds werd opgemerkt, moest de onderbrenging van
de geëvacueerden op basis van vrijwilligheid geschieden.
Dank zij de spontane bereidheid, vluchtelingen op te nemen,
heeft die onderbrenging geen ernstige moeilijkheden gebaard.
Het aantal aangeboden kwartieradressen, dat op 7 Februari
1953 aan de evacuatiecommissaris bekend was, overtrof verre
de behoefte. Dank zij deze bereidheid ook konden de aan
vankelijk als noodvoorziening ingerichte massakwartieren,
waarmede in 1940 en 1944/45 minder gunstige ervaringen
waren opgedaan, binnen enkele dagen worden geliquideerd.
Wel is gebleken, dat vele kwartiergevers zich niet vol
doende gerealiseerd hebben, dat het verblijf van de vluchte
lingen langer nodig zou kunnen zijn dan gedurende enige
dagen. Daardoor is vaak kwartiergelegenheid aangeboden
en aanvaard, die voor een blijvende onderbrenging minder
geschikt is. Nu enig inzicht kan worden verkregen in het
aantal evacué's, dat voor een langere periode dan 3 maanden
onderdak zal behoeven (dit aantal wordt thans geschat op
3000 Brabanders en 12000 in Noord-Brabant ver
blijvende inwoners van andere gewesten), kunnen maat
regelen worden genomen om tot een meer verantwoorde
onderbrenging van deze evacué's te geraken.
Daarbij zal aandacht moeten worden geschonken aan de