8
een spontaan verloop; in de loop van de avond kreeg de
evacuatiecommissaris, die voortdurend in contact stond met
de burgemeesters van de vertrekgemeenten en van de
opvanggemeenten, vat op de gang van zaken. Tot op dat
ogenblik bestond echter nog geen juist inzicht in de omvang
van de ramp en behoefden nagenoeg alleen Brabanders te
worden ondergebracht. Eerst de tweede dag kwamen in
enigszins betekenend getal ook Zeeuwen aan; toen waren
ook de nodige opvangcentra ingericht en kon aandacht
worden besteed aan de noodzakelijke spreiding van de
geëvacueerden, Algemeen bestond immers de neiging, zo
dicht mogelijk bij huis te blijven, terwijl sommige plaatsen
(b.v. Breda) bovendien een „natuurlijke" aantrekkings
kracht uitoefenden.
In enkele plaatsen dreigde daardoor een te grote opeen
hoping van vluchtelingen te ontstaan, hetgeen de onder
brenging daar bemoeilijkte.
Na 4 Februari nam de stroom van vluchtelingen, die van
de Zeeuwse eilanden en Goeree-Overflakkee via Ossen-
drecht, Bergen op Zoom, Steenbergen en Dintelsas naar
deze provincie werden gebracht, vrij snel in betekenis af,
doordat van toen af de evacuatie meer noordwaarts werd
geleid.
Over het aantal personen, dat in verband met de ramp
in deze provincie zijn woning heeft moeten verlaten, staan
geen nauwkeurige gegevens ten dienste: wel heeft de
Minister van Binnenlandse Zaken bij circulaire van 2 Fe
bruari 1953 aanwijzingen gegeven omtrent de registratie van
de vluchtelingen, maar deze registratie omvatte naar haar
strekking alleen de extern geëvacueerden, dat zijn dus zij,
die buiten hun woongemeente ondergebracht waren.
Met name omtrent degenen, die gedurende enkele dagen
elders in hun woongemeente onderdak gezocht hadden,
ontbreken betrouwbare cijfers. Naar schatting bedraagt bet
aantal van deze vluchtelingen ongeveer 8000.
Toen deze personen weer goeddeels naar hun woningen
waren terugekeerd, begon de stroom van Zeeuwse en Zuid-