Onze hoofdtaak bestond uit politionele bijstand en dan in het bijzonder wacht- en
patrrouillediensten in de verlaten gebieden. De patrouilles, ter voorkoming van plundering en
diefstal, vonden veelal in de nachtelijke uren plaats onder barre winterse
weersomstandigheden.
Verder kan ik als taken nog noemen, hulp bij evacuatie van de plaatselijke bevolking,
inrichten en bemannen van controleposten., begeleiden van militaire transporten en het
verlenen van assistentie aan de plaatselijke Rijkspolitie.
Ons werkgebied beperkte zich tot de gemeenten Rilland en Krabbendijke inclusief de reeds
eerder genoemde buurtschappen.
Het gebied rondom Krabbendijke, de geboorteplaats van mijn vader, was voor mij geen
onbekend terrein. In de zomermaanden bracht ik mijn vakanties meestal door bij familie
aldaar.
Tenslotte nog een enkel woord over de huisvesting te Rilland. Het detachement was
ingekwartierd bij een landbouwer in de polder, vermoedelijk de Bathpolder.
Wij sliepen met een aantal personen in een schuur bovenop hoog opgestapeld stro, omringd
door een legertje ratten. Bij het minste geritsel werden wij telkens door die beesten in onze
slaap gestoord.
Uit de hierboven omschreven periode is mij het meest bijgebleven de angstige blikken met de
betraande ogen van de evacue's en het geritsel van de ratten.
Het is op grond van bovenstaande feiten en omstandigheden dat ik in aanmerking meen te
komen voor de dankbrief zoals bedoeld in het artikel in de aanhef van mijn brief.
In het plakboek betreffende mijn diensttijd bij de KMar bevindt zich een serie foto's uit het
ons bezighoudende rampgebied. Mocht u geïnteresseerd zijn in deze foto's dan verneem ik
zulks t.z.t. wel.
Vertrouwende u in deze ruimschoots te hebben geïnformeerd en zie uw eventuele berichten
graag tegemoet.
Hoogachtend
\v.u. van den Berge
NB
Op 1 oktober 1959 heb ik als wachtmeester lc klas het Wapen van de KMar verlaten en per
gelijke datum als letselschade-expert, later chef buitendienst in dienst getreden bij een
Engelse Verzekerings Maatschappij.