"Ik worstel en kom boven" 31 januari 1953 's avonds laat stond ik op de tram te wachten in een toen reeds loeiende storm, die de tramleidingen flink heen en weer deed schommelen. Omdat het vaker stormde was hier weinig aandacht voor. De slaap kon ik echter niet goed vatten en zondagmorgen vroeg februari 1953 was op het radionieuws nog niets te beluisteren over het drama, waarbij die nacht ruim 1800 mensen verdronken. Mogelijk zijadoor radioamateurs de eerste berichten over deze ramp de wereld ingekomen, immers alle telefoonverbindingen waren kapot, terwijl door de hevige NNW-er storm, windkracht 12 en hoger, verkenningen door boten en vliegtuigen niet mogelijk waren. Uiteraard was ook het rampgebied door de overstromingen voor motorvoertuigen ontoegankelijk. Toch hadden de autoriteiten in de randgebieden alerter moeten zijn. Het hing in de lucht, althans dat was bij mij het geval, dat er iets vreselijks was gebeurd, hetgeen in de loop van de dag door binnensijpelend nieuws steeds meer werd bevestigd. Zelf heb ik het Ministerie van Verkeer en Waterstaat nog gebeld op zondagmorgen, doch men kon mij niet inlichten. Een typisch 'kop in het zand steken5 houding van de brave Nederlander. Op eigen initiatief ben ik toen naar een oom in Rotterdam gegaan, die jarenlang in het rampgebied als veearts had gewerkt. Hij heeft me toen tot diep in het gebied (Ijsselmonde en Hoekse Waard) gebracht. Het zal vroeg in de middag zijn geweest toen ik daar aankwam. De lucht was grauw en er blies nog altijd een flinke storm met striemende regenbuien. Als eerste heb ik mij bij de plaatselijke huisarts gemeld met de vraag of ik hem ergens mee kon helpen. Omdat ik nog maar net. eerstejaars medisch student was had hij geen emplooi voor me. Nog wat dieper het overstroomde gebied intrekkend verleende ik hier en daar hand» en-span diensten, zoals het op de wal trekken van van dood en levend vee. Inmiddels was het donker geworden en sloot ik mij aan bij een groep zwijgzame lieden,praten was door de harde wind niet goed mogeüjk,die een zwakke plak in de dijk met zandzakken en ander materiaal üaehten te versterken. Na vele uren zwoegen en tot op het bot verkleumd van de kou, eclipseerde af en toe iemand om in een verlaten portiek of schuurtje wat op verhaal te komen. Of men ging naar huis of naar elders, doch de lege plaats werd weer snel ingenomen door een nieuweling. Alles verliep zwijgzaam en volstrekt ongeorganiseerd. Men kwam en ging om hier en daar, waar nodig te helpen. Drinken en eten waren niet aanwezig. In ieder geval werd de dijk behouden en tegen de ochtend ben ik ook afgenokt om in een wat hoger liggend dorpje wat eten of drinken te bemachtigen. De wind, die de hele nacht om je hoofd had gegierd was inmiddels wat gaan liggen, zodat op beschutte plaatsen in ieder geval weer een gesprek mogelijk was met een medemens, wiens naam op dat moment geheel onbelangrijk was. De meesten kwamen uit de directe omgeving en zeker niet van ver. Van enige georganiseerde hulp was ook die tweede dag geen sprake, bedroevend! Als deskundige van de medische aspecten bij rampen heb ik uiteraard veel gelezen later over deze ramp en zal daarom verder niet in technische details treden. De literatuur hierover, alsmede mijn eigen ervaringen tonen wel aan hoe slecht het Nederlandse volk met de overheid voorop heeft gereageerd op deze ramp. De rest van Nederland zat warm bij de kachel en smulde van het nieuws! Toegegeven, door de verbroken verbindingen was er weinig informatie voorhanden, doch dit had juist een teken moeten zijn dat er iets ernstigs aan de hand was. De Nederlander kenmerkt zich niet meer door kordaat gedrag, de Jan Courage heeft plaats gemaakt voor Jan Salie. Mocht hij naderhand nog schuldgevoelens krijgen dan

Krantenbank Zeeland

Watersnood documentatie 1953 - diversen | 1953 | | pagina 1