„Revolutionnaire ingreep in liet bestaande De grote lijn 15 "^7"aren de voorgaande hoofdstukken niet te sterk gezien van de zwarte kant? Maathouden was wachtwoord, alle overdrij ving schaadt. Op onze kust moet op heel wat worden gerekend, wil men zich niet verrekenen, met alle gevolgen te kwader ure. Vaak is dat het richtsnoer geweest, zo b.v. bij de Zuiderzee werken. Waarom wordt de Zuiderzee slechts gedeeltelijk droog gelegd? Waarom blijft tegenover een landaanwinst, die ten slotte 220.000 ha. zal bedragen, nog een IJselmeer ter grootte van 125.000 ha.? 't Staat mede in verband daarmede, dat men reke ning houdt met de mogelijkheid, dat door storm en opwaaiing de waterstand in de Noordzee drie a vier dagen lang zo hoog kan zijn, dat er niet geloosd kan worden. Als dan de 25 uitwaterings sluizen, elk 12 meter breed, gesloten moeten blijven, dan biedt een meer van 125.000 ha. bergruimte voor het afstromende rivier en regenwater. Dat alles is goed uitgewogen; maar het laat meteen ook zien, dat er aan onze kusten gerekend moet worden op vrij lang durige perioden, dat het er bijzonder spant. Die klassieke behoedzaamheid wordt gemist, wanneer als doel voor het jaar 2000 ons voor ogen wordt gesteld: een kustlijn beneden de 485 km. Wijsheid en werkelijk heidszin zitten bij deze doelstelling niet voor. In 1840 was de Nederlandse kust lijn nog meer dan het vierdubbele: bijna 2000 km. Zij werd in de 90 jaar van 1840 tot 1930 met 320 km ingekort en in 1932 werd van die kustlijn wederom 305 km afgekne pen. Zo was de kustlijn in 1940 in een eeuw tijd met bijna een derde ingekrompen. Dat terugdringen is nadien voortgegaan met de afslui ting van de Brielse Maas in 1950, de Braakman in 1952, een deel van de Biesbosch in hetzelfde jaar. Door de afdamming van de Braak man werd de 27% km lange, door zout water bespoelde dijk terugge bracht tot een zeewerende dijk van 2% km. Het oude vloedbekken, dat een getijverschil had van 410 cm en voor waterberging wel iets betekende, werd omgezet in een boezemmeer, dat 200 ha groot is en gelegenheid biedt voor landaanwinning. Men kan op kleine schaal iets wagen en op grote schaal met steeds groeien de risico's iets, wat hetzelfde schijnt, maar niet is, moeten afwijzen. In dit stadium van wat betreft dit punt nog niet meer dan bespiegeling komt dan Om bergruimte te hebben in tijd van nood wordt 36,2 procent der Zuiderzee niet droog gemaakt. Een kust lijn beneden 385 km., een kustlijn zonder enige spe ling, loopt in de nacht van het noodgetij groot gevaar een rampzalig verbroken kustlijn te worden. Bij de vele eilandenplannen kan de brug doeltreffender zijn dan een afsluitdam. De grote lijn in onze eeuwenlange water staatgeschiedenis wordt niet voortgezet. de gedachte op van de te straf ge spannen boog, van de te water gaan de kruik, van het onderste uit de kan. Maar op grond van het feit, dat elke afsluiting de ontplooiing van krachtprestaties van de zee verhoogt en de veiligheid daarbij geen haat vindt, dringt zich de gedachte op, dat er een grens is, waarbij ondanks te bereiken voordelen van landaanwinst, de balans doorslaat naar de andere kant en men zeker met zeer grote plannen uiterst voorzichtig moet zijn. DAMMEN EN BRUGGEN Door de afsluitdijk van de Brielse Maas met bijbehorende werken kwam het twee eilanden-plan tot uitvoering: Rozenburg werd met Voorne-Putten verbonden. Zal bij de Zuiderzee het IJselmeer het overblijfsel zijn, hier ontstond het Brielse meer. De naam „meer", die aan zoet water doet den ken, is misschien wat voorbarig. Trou wens, de ervaringen met het IJsel meer als zoetwaterreservoir zijn zo, dat het waterpeil er voor dit doel 75 cm hoger moest zijn, maar intussen niet is. Bij het Brielse meer was het water in de 810 ha gorzen en slikken en de 825 ha van door kaden be schermde buitenpolders in 1952 nog even zout als voorheen. Er is meer inpoldering mogelijk en men hoopte toen de polders in de toekomst zoet te spoelen. Hoop doet leven, ze wordt echter niet altijd vervuld. De hoog- waterkerende dijk kon in lengte wor den verminderd van 52,3 km tot on geveer 2 km. Dit betekent een inkor ting van de kustlijn met 50 km. Ook: dat een op zichzelf dus niet in vergelijking met de grote plannen aanmerkelijke bergruimte voor storm vloedwater verloren ging. Het ideaal dwaallicht "oor anderen van de gesloten kustlijn beneden 485 km werkte voort. Er werd aan gewerkt om het twee eilanden-plan uit te brei den tot een vier-eilanden-plan. Door afdamming van Oude Maas en Spui zouden ook IJselmonde en de Hoekse Waard daarbij worden betrokken. Het vijf eilanden-plan strekte zich ook uit tot het afsluiten van de Dordtse Kil om zo het eiland van Dordrecht in de plannen op te nemen. Dit alles betreft het afsluiten van beneden rivieren. Ook zulke plannen zijn verre van eenvoudig, zelfs zeer ingewik keld en kunnen leiden tot vergaan de, voorziene en niet-voorziene, ge volgen. Een onmiddellijk gevolg b.v. van al dat afsluiten van water stromen zou zijn, dat de Noord moest worden verbreed. Gemakke lijk gezegd! Maar onmiddellijk aan de oevers van dit internationale vaarwater heeft een geweldig stuk nationale industrie haar zetel met scheepshellingen en opgespoten ter reinen vlak aan het water.

Krantenbank Zeeland

Watersnood documentatie 1953 - diversen | 1953 | | pagina 9