Inkrimping van bergboezems voor
zeewater
AfSlU/r&'JH MAAS 3 'J COST VOÓ7\H£
TYE IDEE van het heschikhaar houden van bergruimte voor
water is oud. Mits ongeveer een tiende van het oppervlak van
een polder wordt afgescheiden voor waterberging, raakt deze
het overtollige water in het algemeen wel behoorlijk kwijt- Maar
Moeder Natuur is niet afkerig van buitensporigheden. Ze komt
soms met een plens water, die met de beschikbare middelen niet
te lozen is. In perikelen behoeven de boeren dan nog niet te ko
men, als het teveel kan afvloeien naar een laag gelegen stuk land.
Dat stuk land, dat met een kade is omgeven, verricht dan zijn
winterdienst door de polder voor waterbezwaar te behoeden,
's Zomers doet dat stuk grond gewoon dienst als wei- of hooiland,
maar 's winters is het bergboezem.
Wat zo in het klein met het bin
nenwater gebeurt, laat zich, wijzi
gende wat gewijzigd moet worden,
ook overbrengen op de zeeboezems.
Deze doen in het algemeen dienst
voor de scheepvaart, voor visserij,
voor de kweek van schelpdieren.
Maar als de nood aan de man komt
als het land bij hevige storm
aan lager wal ligt.... belangrijker
dan alle andere diensten is dan de
dienst der zeeboezems als „berg
boezems", als bergruimte voor ge
weldige hoeveelheden water.
In midden en Zuiden wordt de del
ta doorsneden door vier lange, brede
zeeboezems, elk met grote mond. Het
zijn de wijde trechtermonden van Ha
ringvliet, Brouwershavense Gat, Oos-
ter- en Wester Schelde. Door gelijk
gerichte werking dringt er in die vier
evenwijdige stromen veel meer water
naar binnen dan de onderstroom ge
legenheid geeft weer af te vloeien.
Dan zal het water binnenwaarts steeds
hoger oplopen. Deze pompwerking
naar binnen toe treedt reeds sterk op
bij de gewone werking van de ge
tijdevloed. Zoveel te meer echter, als
storm het water op zee voortdrijft,
het dan de mond injaagt en het in
zeearm of zeeboezem, waarvan de
diepte de gemiddelde diepte van de
aangrenzende Noordzee vaak verre
overtreft, hoog opstuwt. Die diepte
komt de waterberging ten goede. Aan
de mond van de Wester Schelde klom
het water bij Vlissingen bij de laat
ste stormvloed tot 455 cm. De stand
liep naar binnen toe op tot 500 bij
Terneuzen, 520 bij Hansweert en 528
bij Bath; een duidelijke pompwerking
dus met 73 cm verheffing.
De Ooster Schelde begon iets
lager: 450 bij Veere, het Goese
Sas 465, bij Wemeldinge 471,
bij Tholen 481, bij Bergen op
Z'oom 517. Een verheffing naar
binnen dus van 67 cm. Ook
voor Grevelingen en Haring
vliet laten zich cijfers geven,
die de trechterwerking en daar
mede de opname en berging
van een geweldige hoeveelheid
water bewijzen.
Wel worden in hun verder verloop
deze derde en vierde zeearm bij Kram
mer en Hollands Diep door waterop-
nemende uitwegen, die daar zijn, voor
de waterberging van nog meer bete
kenis. Geertruidenberg heeft van de
ze uitwegen het profijt gehad: zonder
deze zou het water er een meter hoger
gestaan hebben. Van hoeveel belang
die opstuwing is als ontlasting van
de zee kan verder daaruit blijken, dat
plaatsen als Wijk bij Duurstede, Zalt-
bommel en Lith, diep het land in ge
legen aan Lek, Waal en Maas, een
opstuwing meemaakten van een paar
meter en deze stromen dus ook voor
waterberging van behoorlijke beteke
nis waren.
DE PERSINGEN IN HET
ZUIDELIJK BEKKEN
In het Noordwesten bij Schotland
heeft de Noordzee haar brede toe
gangspoort, waar een grote hoeveel
heid water naar binnen wordt ge
stuwd. De veel smallere poort in het
Zuiden zou op zichzelf reeds een zeer
onvoldoende uitlaat zijn, niet veel
meer dan een vluchtpoortje voor een
deel van al dat opeengehoopte water.
Waarbij dan nog komt, dat de wind
richting zo kan zijn, dat ook hier een
buitengewone hoeveelheid water naar
binnen wordt gestuwd.
Naar het Zuiden wordt de Noord
zee steeds ondieper. Elke hindernis,
die aan wat men noemt de driften
van het Oceaanwater in de weg komt,
zal verdere verheffing van het water
in de hand werken. Bij vliegende
storm zal dan een sterke persing in
de Noordzee ontstaan. En wat bij wij
ze van spreken de deur dicht doet
al blijft die dan in werkelijkheid op
een kier dat is de geweldige per
sing, die het gevolg is van het Nauw,
let wel het Nauw van Calais.
Men zou dit met een wespentaille
kunnen vergelijken: een zeer inge
snoerd middellijf met een veel breder
ATOO&H EHST EL
A A N<i£ iPOE4&
ZAHZ> VAN AF3t*.\$
BossE'y BLEESiATreu
atslao ~fjk
r l s'-XAUbz.AKKat
A/A .P. r
WSS7*
KLE/BE/<l£J>/MG>
rJifi ■->
'i ZAHtLtC/i/K
OOST
&BSCMAIontstaan B'J O£ STOR/IVL D£X ca—
41 X, v 8 /o M
13