Delta-rapport vriendelijk, maar oplettend bekeken
17
TTET RAPPORT van de Deltacommissie had vele schaduwen
vooruit geworpen. Toen het, gedagtekend 27 Februari 1954,
verscheen, heeft de Pers zich ingespannen veel er van aan het
Nederlandse volk te brengen. Echter maakt gezette studie van
deze overzichten studie van het rapport zelf geenszins overbodig.
Aan het rapport van een staatscommissie mogen hoge eisen
worden gesteld. Ook bespreking van een dergelijk rapport vol
doe aan hoge eisen.
Dit rapport van 28 bladzijden is
een eigenaardig rapport. Er blijkt
b.v. volstrekt niet uit, wanneer of
hoeveel pleno-vergadering en ter
bespreking van het onderwerp de
commissie heeft gehouden. Van
weerslag van discussie is niet het
flauwste spoor te ontdekken. Ver
der eindigt het eigenlijk reeds op
bladzij 15, waarop de ondertekening
voorkomt van de voorzitter, de se
cretaris en de negen leden. Alle elf
namen prijken met het epitheton
„ir". Toevoeging van leden, die
langs andere wegen een degelijke
kennis van het onderwerp hebben,
ware aan de veelzijdigheid van het
rapport ten goede gekomen.
De ongetekende toevoegingen van
bladzijden 16 tot 28 herhalen vaak, wat
reeds in het eigenlijke rapport gezegd
is, zijn dus in zoverre overbodig. Wat
ze aan nadere motivering geven, ware
beter door een redacteur in het voor
gaande verwerkt en zo op dezelfde
ranghoogte gebracht. Veronderstelt
men weten kan men het niet
dat het rapport de weerslag is van be
sprekingen, waaraan het brein van 'n
elftal kopstukken is te pas gekomen,
het toont in ieder geval de breuk van
een gesigneerd en een niet-gesigneerd
gedeelte.
Wat er niet is, zijn een begroting
en een werkplan. Voor de hoofddam-
men is er op blz. 2 een kaartje en de
mededeling, dat dit niet geacht mag
worden tot het rapport te behoren.
Over verdere kunstwerken en enkele
secundaire afdammingen achter de
afsluitdammen wordt gemeld: Welke
werken dit zijn, hun juiste plaats en
betekenis in het geheel, vormen nog
een punt van nadere uitwerking."
(blz. 14).
GEPASTE VEILIGHEID
VOOROP
De hoofdschotel is „II. Motivering
van de keuze tussen versterking van
de bestaande dijken en de afsluiting
van de zeearmen." (Blz. 6-14).
Bestaat deze keuze?
Gebleken is immers, dat de veilig
heid heel wat te wensen overliet. Deze
belangrijk te verbeteren, is noodzake
lijk.
Zelfs wie alles op de kaart
van de afdamming der zeega -
ten zou willen stellen, ontkomt
niet aan „het eerst nodige eerst",
dat is een versterking van de
bestaande dijken. Men kan de
honger van vandaag niet stillen
met gebak van morgen of over
morgen.
Ook zij zullen tot combinatie van
beide moeten komen. „De uiteinde
lijke vaststelling van plannen voor
verhoging van de veiligheid kan
eerst na tijdrovende studies en lange
voorbereiding plaats vinden." (blz. 5)
Daarop te wachten betekent een spel
te drijven met de eisen van veiligheid.
De nacht van 31 Januari op 1 Fe
bruari 1953 bracht een stormvloed
met in het Zuidwesten van ons land
een waterstand, die 0.50 tot 0.70 m ho
ger steeg dan volgens de bekende ge
gevens voordien was voorgekomen."
(blz. 7).
Die bekende gegevens omvatten een
tijdvak van 76 jaar. De Deltacommis
sie vervolgt: „De hierop niet bere -
kende dijken braken op vele plaatsen
door en zo ontstond de bekende ramp.
Daarbij overstroomde een gebied on
geveer ter grootte van 150.000 ha, be
woond door rond 600.000 personen,
van wie ongeveer 1800 het leven ver
loren, terwijl tenminste 72.000 perso
nen moesten evacueren. De kosten
van herstel zijn geraamd op ruim één
milliard gulden, terwijl het alge
mene schadecijfer op 1.5 a 2 milliard
gulden kan worden gesteld."
Wester schelde en Nieuwe Water
weg vallen buiten het terrein van de
Delta-commissie. De 700 km dijk,
waarover het dan wel gaat, kan men
niet laten voor wat ze zijn. Daarin
moet worden voorzien en niet in de
toekomst, maar nu! Dat wil zeggen:
voor al het land ten Zuiden van het
Volkerak niet eerst over 121/2 jaar,
wanneer de afdamming ten Noorden
daarvan gereed is. Goeree-Overflak-
kee heeft daarentegen ingrijpende
maatregelen genomen en dat behoort
overal te geschieden.
GEVAAR IN UITSTEL
De volgende aanhaling met de
woorden „Direct" en „Naaste toe
komst" wekt verwachtingen, die eerst
over 121/2 en 25 jaar in vervulling
zouden kunnen gaan. Zuiver of onzui
ver, welluidend of vals, het is in
ieder geval muziek van een verre
toekomst.
„Door afdamming van de zeearmen
verkrijgt men een hoofdwaterkering,
bestaande uit de korte, gesloten kust
lijn, gevormd door duinen en dam
men, die zonder bijzondere moeilijk -
heden reeds direct de volledige sterkte
zal kunnen verkrijgen, welke voor de
naaste toekomst nodig wordt geacht."
(blz. 9).
Maar in zo'n tussenliggend tijdsbe
stek kan veel gebeuren. De staats
commissie 1940 hoopte de tweede helft
van deze eeuw beschikbaar te hebben
om de verdediging tegen de zee in or
de te brengen. Zij hield het oog ge
richt op het jaar 2000. De harde wer
kelijkheid werd in deze: hoop doet.,
anderen sterven. De tegenpartij
wachtte het jaar 2000 niet af.
Wie voelt voor veiligheid, kan die
öf-óf-keuze niet aanvaarden; óf de
dijken moeten worden verhoogd of
een nieuwe verdedigingslijn moet
worden opgebouwd, is een onjuist al
ternatief.
Dit sluit volstrekt niet in, dat die
nieuwe verdedigingslijn in deze be
schouwingen niet zal worden betrok
ken. Dit zal gedaan worden op
grond van gezonde, houdbare uit
gangspunten. Met de zaken verkeerd
of gebrekkig te stellen, wordt het be
lang van land en volk niet gediend.
FEIT, GEEN TENDENS
Bladzijde 10 brengt een paar uit
spraken, die niet dan akelig kreupel
met elkaar rijmen. Eerst zegt de
Commissie omtrent de afdammingen
dat de kosten „slechts weinig bei
invloed worden door de hoogte, welke
uiteindelijk aan de afdammingen zal
worden gegeven." Bij dijkverhoging
zal dit echter geheel anders zijn: „In
tegenstelling met de afdammingen zul
len hier de kosten in sterke mate
toenemen bij vermeerdering der ver
hoging."
De streken, waar dijkverhoging
moeilijk en kostbaar zal zijn, liggen
aan de grote vaarweg bij Rotterdam.
Maar die valt buiten het rapport. De
moeilijkheden liggen o.a. niet op
Flakkee, dat zijn dijken reeds heeft
verhoogd. Ze liggen ook niet in Zee
land. Men dient zaken, die niet bij
elkaar behoren, gescheiden te houden.
Nieuwerkerk op Duiveland behoeft
toch geen slachtoffers te hebben, wijl
bv. Slikkerveer zo nauw aan het wa
ter ligt, dat dijkverhoging er kostbaar
is.
Zeewering is over het algemeen
duur. Maar als dat dan bij wijze
van uitzondering niet geldt voor
de hoogte der afdammingen, dan
is niet in te zien, waarom die ge
lukkige omstandigheid bij de dijken
plotseling in haar tegendeel zou
verkeren.