Mijn ervaringen na de Watersnoodramp door Joh. W. Kragt Ik was secretaris van de plaatselijke EHBO in Noordwijk. Nu was er in die tijd (ca. 1950) een tekort aan gediplomeerde artsen die EHBO-cursus konden geven. Ik kreeg toen een brief van de gemeente Noordwijk met het verzoek om EHBO-cursus te gaan geven (ik zelf was docent). Ik heb toen teruggeschreven dat ik dat absoluut niet zou doen, aangezien ik als secretaris diverse malen in brieven had zien staan dat de cursussen alleen door gediplomeerde artsen gegeven mochten worden. Het Rode kruis heeft mij toen vervolgens benoemd tot Algemeen Adjudant van het Rode Kruis, waardoor ik wel bevoegd was die cursussen te geven. Dat heb ik jaren gedaan. In 1953, kreeg ik de ochtend na de ramp al een oproep: "Houdt u gereed want u kunt plotseling worden opgeroepen om met een groep helpers uit de omgeving van Leiden naar het rampgebied te vertrekken. We zouden net die zondagochtend naar de kerk gaan. We dachten: Dat zal zo'n vaart niet lopen. Maar in dat zwarte pak kan je niet gaan helpen. De oplossing was; vlug je uniform aan. Maar ...ik was die zondagochtend ouderling van dienst. Dat kon zo gauw niet veranderd worden, dus de gemeente keek erg vrolijk toe, toen ik de dominee in mijn uniform naar zijn plaats leidde. Daar, tijdens de preek, werd op de deur geklopt. De deur werd geopend en daar stond ook iemand in uniform. Ik werd geroepen en vertrok. Ik ben toen vertrokken naar Rotterdam, waar ik een groep mensen zou treffen. Ik had geen lijst met namen of zo gekregen en evenmin had ik een pen/potlood of papier. De mensen waren er wel, maar ik wist dus niet eens hoe ze heetten. Het was een groep van ca. 20 personen. Ik heb geen kans gezien ze te tellen. In Rotterdam stond een vrachtauto klaar met zogenaamd kistenhout (daarvan werden de doodskisten gemaakt). Die moest ook naar de haven. Het weer werd al slechter; wind en regen. "Mogen wij op de auto, op het hout gaan zitten?" vroegen mensen van mijn groep. Ik vond het best, maar een passant met een hondje protesteerde. Ik zei: "Als ze nu al 'bang' zijn voor dit hout, zijn ze daar niet bruikbaar". Daarop had hij geen weerwoord. 't Werd spoedig weer storm, maar gelukkig waren we al snel bij onze boot. Een vreemde boot; klein met een vlak dak. Vooraan stond een kleine roef. Daar kon iemand wonen. Het dek was glad en er waren heel weinig plekken, waar je je vast kon houden. Ik was dan ook blij dat er geen 40 mensen (zoals mij gezegd was) waren gekomen. 20 kon net. Was het een olieboot? Ik zat in het midden, vlak achter de hut. Ik voelde een schroef en die hield ik vast En wat er die nacht gebeurde hoop ik nooit meer mee te maken. Zo'n storm en zo koud; we waren doornat. Ik heb daar op dat schip gebeden en dat gebed is verhoord, want allen waren 's morgens nog aanwezig. Ik kan mij ook nog herinneren dat er op die boot in de 'kajuit' een heel oude vrouw en man zaten die de hele nacht thee hebben gezet. Per groepje mochten we dan even naar binnen om een kopje thee te drinken (in 'ploegen'). Wij kwamen toen aan de overkant aan en daar lagen boten, die nog uit de tweede wereldoorlog dateerden. Dat waren boten die bedrijven hadden laten

Krantenbank Zeeland

Watersnood documentatie 1953 - diversen | 1953 | | pagina 1