Harderwijk,17 Augustus 2003
Mevrouw
Uw uitnodiging dd. 13/8 j.l. ontvangen.
Vanwege mijn gezondheidstoestand kan ik er helaas geen gebruik
van maken.Voor de geschiedschrijving wil ik toch een overzicht
(gedeeltelijk) van de activiteiten van de 301 Vaartuigendienst
der Koninklijke Landmachtstandplaats Dordrecht geven,bij welk
onderdeel ik de functie van plv. Commandant bekleedde.
Op 1 Februari 1953 07.00 uur werd,via de radio,de mededeling van
de Chef Generale Staf ontvangen dat alle militairen zich naar hun
standplaats dienden te begeven. Vanuit Den Haag ben ik per trein
naar Rotterdam vertrokken. Doorverbinding per trein naar Dordrecht
was niet meer mogelijk. In Rotterdam voor het station vond ik een
chauffeur bereid mij naar Dordrecht te brengen.
Bij mijn Compagnie aangekomen trof ik C-Vaartuigendienst aan,die
mij vertelde dat er nog geen opdrachten waren ontvangen voor inzet
in het rampgebiedhoewel het inmiddels 10.00 uur was.
Alle schepen (80) tot de Compagnie behorende waren voor inzet gereed.
Om 11.00 uur werd in gezamelijk overleg beslotenschepen uit te
laten varen naar de meest bedreigde plaatsenhetgeen uiteraard in
strijd was met het bevel van Chef Generale Staf.
Ik kreeg de opdracht me met 1 sleepboot,1 Kempenaar (800 ton) en
4 vletten voorzien van buitenboordmotor en het daarbij benodigde
personeel naar Bruinisse te begeven om daar de helpende hand te
bieden
In de loop van de middag in Bruinisse aangekomen me gemeld bij de
Gemeente. De meegenomen Kempenaar was bedoeld als opvangruimte
voor slachtoffers. De vletten waren inmiddels over de dijk gezet,
zodat onmiddellijk kon worden begonnen met het reddingswerk in de
omgeving van BRuinissewaarbij zich af en toe problemen voordeden.
Aangezien alles blank stond,konden onderwaterobstakels niet altijd
worden waargenomen en moest je overboord om een vlet weer vlot te
krijgen. Onze kleding was daarop niet berekend en dat betekende dat
je binnen de kortste tijd drijfnat was.