O.B.
No. 8582
4. De verzoeken tot toekenning van vergoedingen, bedoeld in de
artikelen 8, tweede lid, en 11 der Wet, moeten, naast het bedrag der
vergoeding, waarop naar het oordeel van het belanghebbende lichaam
aanspraak bestaat, een uitvoerige berekening van dat bedrag bevatten.
De verzoeken tot toekenning van vergoedingen, bedoeld in artikel 11
der Wet, moeten in tweevoud worden ingezonden door tussenkomst van
de Minister van Wederopbouw en Volkshuisvesting.
5. De verzoeken tot toekenning van vergoedingen, bedoeld in artikel 10
der Wet, moeten worden gedaan met gebruikmaking van een formulier
van het bij deze beschikking behorende model E. Deze verzoeken moeten
in tweevoud worden ingezonden door tussenkomst van de Minister van
Wederopbouw en Volkshuisvesting.
6. De verzoeken tot het opnieuw vaststellen van bijdragen en
vergoedingen, bedoeld in artikel 16 der Wet, moeten met inachtneming
van het in de vorige leden bepaalde en volgens het daar gemaakte onder
scheid worden gedaan.
7. Verzoeken tot toekenning van renteloze voorschotten op de toe te
kennen vergoedingen, bedoeld in de artikelen 7, 8 en 10 der Wet, alsmede
verzoeken tot uitbetaling van toegekende vergoedingen, bedoeld in die
artikelen, moeten worden gedaan met gebruikmaking van een formulier
van liet. bij deze beschikking behorende model D.
8. Aangiften van schade en verzoeken tot toekenning van vergoe
dingen, bijdragen of renteloze voorschotten, welke vóór het in werking
treden van deze beschikking zijn gedaan en als zodanig door het
Bureau Financiering Wederopbouw Publiekrechtelijke Lichamen van het
Ministerie van Financiën zijn geregistreerd, dan wel in behandeling
genomen, worden aangemerkt als verzoeken, bedoeld in het eerste, tweede,
vierde, vijfde, zesde en zevende lid.
Artikel 3.
1. De verzoeken tot toekenning van vergoedingen, bedoeld in de
artikelen 7, 8, eerste lid, en 9 der Wet, moeten worden gedaan vóór
1 Januari 1952, dan wel, ingeval de schade na 30 September 1951 is
toegebracht, binnen drie maanden na de toebrenging.
2. De verzoeken tot toekenning van vergoedingen, bedoeld in artikel 8,
tweede lid, der Wet, moeten worden gedaan vóór 1 Januari 1952, dan
wel, ingeval de herbouw na 30 September 1951 is voltooid, binnen drie
maanden na de voltooiing.
15.5.1951