O.B.
1952 x-v in, III.4
No. 10338
verzoeken om toekenning van een vergoeding in geen geval ontheffing
van de gestelde einddata zal worden verleend. Ten aanzien van zodanige
verzoeken ingevolge de Vierde tot en met Negende Uitvoeringsbeschik
king Wet Financiering Publiekrechtelijke Lichamen (opgenomen in de
Nederlandse Staatscourant van resp. 4 October 1951, no. 193, 18 Februari
1952, no. 34, 9 April 1952, no. 71, en 27 Mei 1952, no. 101),1), zal zulks
in elk geval na 1 Januari 1953 niet meer geschieden.
Ten einde een zo groot mogelijke bekendheid te geven aan de einddata
van eventueel nog tot stand te komen uitvoeringsbeschikkingen ingevolge
artikel 14 van genoemde wet, heb ik besloten oni naast publicatie in
de Nederlandse Staatscourant voortaan telkenmale een circulaire te
zenden aan de Colleges van Gedeputeerde Staten der onderscheidene
provinciën en aan de gemeentebesturen.
Ter voorkoming van misverstand maak ik van deze gelegenheid gebruik
Uw College te berichten, dat de Tiende Uitvoeringsbeschikking Wet
Financiering Wederopbouw Publiekrechtelijke Lichamen in de eerste
plaats bedoelt een wettelijke basis te geven aan de vergoeding van kosten
van puin opruiming, die vóór 12 Maart 1952 zijn gemaakt en als zodanig
door het Bureau Financiering Wederopbouw van mijn Departement in
de voorschotverlening zijn betrokken. Voor wat betreft na die datum
gemaakte kosten geldt in het algemeen de circulaire van mijn ambtgenoot
van Wederopbouw en Volkshuisvesting dd. 12 Maart 1952, Afdeling
Algemene Zaken, no. M.G. 52-2®). De datum van 30 September 1952,
welke de Tiende Uitvoeringsbeschikking vermeldt, is slechts opgenomen
om bijzondere gevallen te kunnen opvangen. Ik geef Uw College derhalve
in overweging eventuele declaraties wegens kosten van puin opruiming
steeds in te zenden bij het Ministerie van Wederopbouw en Volkshuis
vesting. Mochten zich daaronder bijzondere gevallen bevinden, welker
behandeling mijn Departement regardeert, dan zal mijn genoemde ambt
genoot voor doorzending der desbetreffende declaraties zorgdragen.
De Minister van Financiën,
Voor de Minister,
De Secretaris-Generaal,1
VAN DEN DRIES.
x) Vierde Uitvoeringsbeschikking. Zie III".4, nos. 9019/1951 en 9125/1952.
Vijfde Uitvoeringsbeschikking. Zie III.4. nos. 9020/1951 en 9425/1952.
Zesde Uitvoeringsbeschikking. Zie III.4, nos. 9021/1951 en 9425/1952.
Zevende Uitvoeringsbeschikking. Zie III.4, no. 9480/1952.
Achtste Uitvoeringsbeschikking. Zie ITI.4, no. 965.5/1952.
Negende Uitvoeringsbeschikking. Zie UI.4, no. 9779/1952.
2) Zie VTI.l, no. 9578/1952.
2 21.11.1952