OFFICIËLE BEKENDMAKINGEN
O
UITVOERING VAN DE WET FINANCIERING WEDEROPBOUW
PUBLIEKRECHTELIJKE LICHAMEN.
CIRCULAIRE van de Minister van Financiën van 13 November 1952,
Generale Thesaurie, Dienst der Rijksbegroting, Afdeling Financiën
Publiekrechtelijke Lichamen, Bureau Financiering Wederopbouw, no. 172,
aan Burgemeester en Wethouders der onderscheidene gemeenten.
Uit de omstandigheid, dat zeer veel verzoeken tot toekenning van een
vergoeding ingevolge de tot stand gekomen beschikkingen ter uitvoering
van artikel 14 der Wet Financiering Wederopbouw Publiekrechtelijke
Lichamen1) bij het Bureau Financiering Wederopbouw van mijn
Departement worden ingediend na de einddata, welke bedoelde beschik
kingen stellen, heb ik de conclusie getrokken, dat de besturen der
belanghebbende lichamen blijkbaar niet steeds tijdig bekend zijn met de
inhoud dier beschikkingen.
In verband hiermede vestig ik de aandacht van Uw College thans op
de Tiende2), Elfde3), Twaalfde4) en Dertiende5) Uitvoeringsbeschik
king Wet Financiering' Wederopbouw Publiekrechtelijke Lichamen, welke
zijn opgenomen in de Nederlandse Staatscourant va.n resp. 29 September
1952, no. 189, en 28 October 1952, no. 210. De eerstgenoemde beschikking
bepaalt, dat de verzoeken tot toekenning van een vergoeding' voor de in
die beschikking bedoelde schade moeten worden gedaan vóór 1 Januari
1953, met dien verstande, dat, voor wat na 30 September 1952 gemaakte
kosten betreft, de verzoeken moeten worden gedaan binnen 3 maanden
na het maken der kosten. De andere genoemde beschikkingen bepalen,
dat de verzoeken moeten worden gedaan binnen 3 maanden na de dag
tekening van die beschikkingen, hetgeen medebrengt, dat de verzoeken
vóór 25 Januari 1953 moeten zijn ingekomen.
Ik vestig er nadrukkelijk de aandacht van Uw College op, dat ten
aanzien van de ingevolge bovengenoemde beschikkingen in te dienen
1) Zie 1II.4, no. 8281/4951.
2) Zie III.4, no. 10208/1952.
S) Zie in.4, no. 10292/1952.
4) Zie III.4, no. 10293/1952.
5) Zie III.4, no. 10294/1952.
21.11.1052 1
1952
O.B. No. 10338
III.4