U.JD.
1953 T» 1*5.3
No. 10692
van Nederland ingetreden noodtoestand, niet tijdig aan zijn vóór die
datum ontstane verplichtingen van burgerrechtelijke aard kan voldoen,
een of meermalen een uitstel van telkens ten hoogste zes maanden
verlenen, indien zulks redelijkerwijze van de schuldeiser kan worden
verlangd.
2. Do rechter kan het uitstel ook voor een gedeelte van de verplich
ting verlenen.
3. Indien de schuldenaar reeds in verzuim is, kan het uitstel met
terugwerkende kracht worden verleend.
4. Het uitstel wordt niet verleend, indien en voor zover blijkt, dat
de verplichting tussen partijen niet vaststaat. Is de verplichting bij
rechterlijk gewijsde vastgesteld, dan kan het uitstel worden verleend.
5. De schuldenaar kan zich, bij gebreke van overeenstemming met
de schuldeiser, bij eenvoudig request tot de bevoegde rechter wenden.
6. Indien de bevoegde rechter geen zitting houdt of niet bereikbaar
is, kan de schuldenaar zich wenden tot de rechter va,n zijn werkelijk
verblijf.
7. De rechter kan over het uitstel een voorlopige beslissing geven.
Een definitieve beslissing geeft hij niet dan nadat de schuldeiser gehoord,
althans behoorlijk opgeroepen is.
8. De beslissingen nopens het uitstel zijn noch aan hoger beroep,
noch aan -cassatie onderworpen.
9. Allo stukken, ingevolge dit artikel opgemaakt, zijn vrij van zegel
en worden voor zoveel nodig kosteloos geregistreerd. Griffierechten zijn
ter zake van de toepassing van dit artikel niet verschuldigd.
Artikel 2.
1. De burgerlijke rechter kan wettelijke voorschriften betreffende
termijnen en vormen buiten toepassing laten, indien deze ten gevolge van
de bijzondere omstandigheden, ontstaan door de op 1 Februari 1953 in
enige delen van Nederland ingetreden noodtoestand, in redelijkheid niet
konden of kunnen worden in acht genomen.
2. De burgerlijke rechter kan de uitvoering van een door hem gegeven
beslissing, niet zijnde een eindbeslissing, geheel of ten dele achterwege
laten, indien haar uitvoering ten gevolge van de in het eerste lid bedoelde
omstandigheden redelijkerwijze niet kan worden gevorderd.
2
6.3.1953