1951 /a -o III.l
o.n
No. 9242
een vergoeding op grond van deze beschikking moeten worden gedaan
vóór 1 April 1952, dan wel indien de bouwvergunningen na 31 December
1950 zijn afgegeven, binnen zes maanden na het verstrijken van het
kalenderjaar, waarin de bouwvergunningen zijn afgegeven. Deze beschik
king is opgenomen in de Nederlandse Staatscourant van 4 October 1951,
no. 193 (O.B. III.4, no. 9019/1951)
de Vijfde Uitvoeringsbeschikking, regelende de vergoeding van
inkwartieringsgelden. De verzoeken tot toekenning van deze vergoeding
moeten, voor zover zulks nog niet is geschied, ingediend worden vóór
1 Januari 1952. Deze beschikking is opgenomen in de Nederlandse
Staatscourant van 4 October 1951, no. 193 (O.B. III.4, no. 9020/1951);
de Zesde Uitvoeringsbeschikking, regelende de vergoeding wegens
gemaakte kosten van verwijdering van ontplofbare stoffen. De verzoeken
tot toekenning van deze vergoeding moeten, voor zover zulks nog niet
is geschied, worden gedaan vóór 1 April 1952, dan wel, ingeval de kosten
na 31 December 1951 zijn gemaakt, binnen drie maanden na het maken
der kosten. Deze beschikking is opgenomen in de Nederlandse Staats
courant van 4 October 1951, no. 193 (O.B. III.4, no. 9021/1951).
Voor nadere bijzonderheden omtrent de wijze van aangifte van schade
gevallen en het indienen van declaraties mogen wij verwijzen naar de
desbetreffende beschikkingen.
Wij mogen ook nog Uw aandacht vestigen op de toelichting, die do
Minister van Financiën gegeven heeft op de Eerste en Tweede
Uitvoeringsbeschikking bij circulaire van 2 Augustus 1951, Generale
Thesaurie, Dienst der Rijksbegroting, Afdeling Gemeentefinanciën,
no. 144 (O.B. III.4, no. 8859/1951).
Met betrekking tot het indienen van verzoeken tot toekenning van
vergoedingen zij nog het volgende opgemerkt.
De verzoeken tot toekenning van vergoedingen zullen een opgaaf
dienen te bevatten van de vermoedelijke kosten van herstel. Het is op
dit ogenblik in vele gevallen, nog niet mogelijk te zeggen, wat de kosten
van herstel en herbouw zullen zijn. Het op te geven bedrag kan dus
niet anders dan een raming, een globale benadering van de kosten, zijn.
Men hoeft derhalve niet bevreesd te zijn, dat eventuele aanspraken op
vergoeding verloren zullen gaan, indien men niet in staat is de kosten
der geleden schade nauwkeurig op te geven, mits men er maar zorg
voor draagt, dat het schadegeval tijdig wordt geregistreerd.
Wij zouden in overweging willen geven om waar mogelijk een
specificatie van de geraamde kosten van herstel of herhouw te vermelden.
2
18.12.1951